Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/1313
Art. 81 lid 1 RO. Wet Bopz. Voorwaardelijke machtiging. Is redelijkerwijs aan te nemen dat betrokkene de voorwaarden zal naleven? Art. 14a lid 8 Wet Bopz.
HR 23-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2163
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 november 2018
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/03686
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2163, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑11‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1310, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑10‑2018
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. Wet Bopz. Voorwaardelijke machtiging. Is redelijkerwijs aan te nemen dat betrokkene de voorwaarden zal naleven? Art. 14a lid 8 Wet Bopz.
Partij(en)
23 november 2018
Eerste Kamer
18/03686
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT MIDDEN-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.