Einde inhoudsopgave
Rechtsbescherming van ondernemers in aanbestedingsprocedures (R&P nr. VG7) 2013/2.2.5.3
2.2.5.3 Het effectiviteitsbeginsel
mr. A.J. van Heeswijck, datum 28-11-2013
- Datum
28-11-2013
- Auteur
mr. A.J. van Heeswijck
- JCDI
JCDI:ADS577227:1
- Vakgebied(en)
Aanbestedingsrecht / Europees aanbestedingsrecht
EU-recht / Rechtsbescherming
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Aanbestedingsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
HvJ EG 29 oktober 2009, C-63/08 (Pontin), r.o. 43; HvJ EG 7 juni 2007, de gevoegde zaken C-222- 225/05 (Van der Weerd), r.o. 28; HvJ EG 13 maart 2007, C-432/05 (Unibet), r.o. 43.
Hoskins 1996, p. 373.
HvJ EG 14 december 1995, C-431/93 (Van Schijndel); HvJ EG 14 december 1995, C-312/93 (Peterbroeck). Ook na deze jurisprudentie volstaat het HvJ soms, namelijk in geval van kennelijke strijd met het effectiviteitsbeginsel, met een analyse van de praktische gevolgen van de procedureregel voor de mogelijkheden om rechten geldend te maken; zie bijv. HvJ EG 2 december 1997, C-188/95 (Fantask), r.o. 40. Vgl. Prechal 1998, p. 692.
HvJ EG 14 december 1995, C-431/93 (Van Schijndel), r.o. 19; HvJ EG 14 december 1995, C-312/93 (Peterbroeck), r.o. 14. Zie voorts HvJ EG 29 oktober 2009, C-63/08 (Pontin), r.o. 47.
HvJ EG 14 december 1995, C-431/93 (Van Schijndel), r.o. 19; HvJ EG 14 december 1995, C-312/93 (Peterbroeck), r.o. 14. Zie voorts HvJ EG 29 oktober 2009, C-63/08 (Pontin), r.o. 47.
HvJ EG 14 december 1995, C-431/93 (Van Schijndel), r.o. 21. Vgl. Prechal 1998, p. 691.
Kakouris 1997, p. 1404.
HvJ EG 14 december 1995, C-431/93 (Van Schijndel), r.o. 19. Vgl. Biondi 1999, p. 1277.
Kapteyn e.a. 2008, p. 552-553. Als het Unierecht geen rechten aan particulieren toekent, maar juist verplichtingen voor particulieren teweegbrengt, moeten de belangen die aan de nationale procedureregel ten grondslag liggen worden afgewogen tegen de effectieve toepassing van het Unierecht in plaats van de bescherming van de rechten van particulieren; zie bijv. HvJ EG 21 september 1983, de gevoegde zaken C-205-215/82 (Milchkontor), r.o. 22.
Prechal 1998, p. 691.
HvJ EG 21 november 2002, C-473/00 (Cofidis), r.o. 37; Biondi 1999, p. 1278; Prechal 1998, p. 691.
Een mogelijk alternatief voor het buiten toepassing laten van een regel is conforme interpretatie, zie hiervoor § 2.2 en hierna § 4.2.
HvJ EG 7 september 2006, C-526/04 (Boiron), r.o. 55; HvJ EU 28 januari 2010, C-264/08 (Direct Parcel Distribution), r.o. 35.
HvJ EG 9 november 1983, C-199/82 (San Giorgio), r.o. 17. Zie voorts Jans, Prechal & Widdershoven 2011, p. 39; Asser/Hartkamp 3-I, nr. 122. Zie ook Tridimas 2005, p. 424; Tridimas 2000, p. 467 en p. 473.
Het HvJ eist dus een voorkeursbehandeling op voor het Unierecht, hetgeen een bedreiging vormt voor de coherentie van het nationale recht; Barkhuysen 2006, p. 14-20.
Op grond van het effectiviteitsbeginsel, of doeltreffendheidsbeginsel, mogen procedureregels de uitoefening van de rechten die particulieren aan het Unierecht ontlenen niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken.1 Deze maatstaf wekt de indruk dat toetsing van procedureregels aan het effectiviteitsbeginsel uitsluitend een analyse omvat van de praktische effecten van de procedureregel op de toepassing van het Unierecht.2 Nagegaan zou slechts hoeven te worden of de procedureregel niet te bezwarend is. Sinds Van Schijndel en Peterbroeck is duidelijk dat dit niet het geval is.3 Uit deze arresten blijkt dat toetsing van nationale procedureregels aan het effectiviteitsbeginsel een contextuele benadering vereist. De vraag of een procedureregel de toepassing van het Unierecht onmogelijk of uiterst moeilijk maakt, moet worden onderzocht “met inaanmerkingneming van de plaats van die bepaling in de gehele procedure, en van het verloop en de bijzondere kenmerken ervan, voor de verschillende nationale instanties.”4 Daarbij moet volgens het HvJ rekening worden gehouden met de beginselen die ten grondslag liggen aan de procedureregel die een beroep op het Unierecht verhindert. Onder meer de rechten van de verdediging, het rechtszekerheidsbeginsel en de goede procesorde zijn door het HvJ aanvaard als beginselen die onder omstandigheden een beperking van de toepassing van het Unierecht kunnen rechtvaardigen.5 Een beginsel heeft meer kans van slagen om als rechtvaardigingsgrond voor een beperking van de toepassing van het Unierecht te worden aanvaard, wanneer het in de meerdere lidstaten wordt erkend.6 Ik ga niet mee in het betoog van Kakouris, die stelt dat uitsluitend beginselen van het Unierecht zelf de toepassing van het Unierecht kunnen beperken.7 Het HvJ verwijst in zijn jurisprudentie immers expliciet naar de beginselen die aan het nationale stelsel ten grondslag liggen.8 De jurisprudentie van het HvJ sluit niet uit dat aan nationale procedureregels ten grondslag liggende beginselen die geen pendant hebben in het Unierecht, als rechtvaardigingsgrond kunnen dienen voor een beperking van de toepassing van het Unierecht.
Bij toetsing van een nationale procedureregel aan het effectiviteitsbeginsel moeten de belangen die de procedureregel beoogt te beschermen worden afgewogen tegen de effectieve bescherming van de rechten die particulieren aan het Unierecht ontlenen.9 Prechal heeft deze balansoefening aangeduid als de procedurele rule of reason.10 Zoals hiervoor al aan de orde kwam, vindt toetsing van procedureregels aan het gelijkwaardigheidsbeginsel op abstracte en objectieve wijze plaats. Bij toetsing aan het effectiviteitsbeginsel zijn daarentegen juist de concrete omstandigheden van het geval beslissend. 11
Een nationale procedureregel die in strijd is met het effectiviteitsbeginsel moet buiten toepassing worden gelaten.12 Het effectiviteitsbeginsel kan ook positieve verplichtingen meebrengen. Uit Boiron volgt dat als een partij op wie de bewijslast rust, onmogelijk of uiterst moeilijk het vereiste bewijs kan leveren doordat hij niet over de noodzakelijke gegevens beschikt, de nationale rechter hem te hulp moet schieten door gebruik te maken van alle procedurele middelen die het nationale recht hem ter beschikking stelt, zoals het bevelen van een partij stukken te overleggen.13
Het effectiviteitsbeginsel prevaleert boven het gelijkwaardigheidsbeginsel.14 Een procedureregel die op gelijke wijze van toepassing is op Unierechtelijke en nationale rechtsvorderingen, maar die de uitoefening van een recht onmogelijk of uiterst moeilijk maakt, moet in geschillen waarin het Unierecht in het geding is wijken voor het effectiviteitsbeginsel.15