Einde inhoudsopgave
Rechtsbescherming van ondernemers in aanbestedingsprocedures (R&P nr. VG7) 2013/2.2.2
2.2.2 Het begin van effectieve rechtsbescherming
mr. A.J. van Heeswijck, datum 28-11-2013
- Datum
28-11-2013
- Auteur
mr. A.J. van Heeswijck
- JCDI
JCDI:ADS574890:1
- Vakgebied(en)
Aanbestedingsrecht / Europees aanbestedingsrecht
EU-recht / Rechtsbescherming
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Aanbestedingsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
HvJ EG 15 mei 1986, C-222/84 (Johnston).
HvJ EU 6 november 2012, C-199/11 (Otis), r.o. 46; HvJ EU 28 juli 2011, C-69/10 (Diouf), r.o. 49; HvJ EU 22 december 2010, C-279/09 (DEB), r.o. 33.
HvJ EG 15 oktober 1987, C-222/86 (Heylens), r.o. 14; HvJ EG 15 mei 1986, C-222/84 (Johnston).
Jans, Prechal & Widdershoven 2011, p. 51; Van Gerven 2000, p. 503-504; Barents & Brinkhorst 2012, p. 315-316. Zie HvJ EU 6 november 2012, C-199/11 (Otis), r.o. 48, waarin het HvJ bevestigde dat het beginsel van effectieve rechtsbescherming diverse aspecten omvat.
HvJ EG 3 december 1992, C-97/91 (Borelli), r.o. 13; HvJ EG 2 juli 2009, C-343/07 (Bavaria), r.o. 57.
HvJ EG 15 juni 2006, C-28/05 (Dokter), r.o. 74. Zie ook HvJ EU 6 september 2012, C-619/10 (Trade Agency/Seramico), r.o. 53; HvJ EU 22 november 2012, C-277/11 (M/Ierland), r.o. 82.
HvJ EG 15 oktober 1987, C-222/86 (Heylens), r.o. 15. Zie voorts de conclusie van A-G Kokott van 29 oktober 2009, punt 42-43 voor HvJ EU 28 januari 2010, C-406/08 (Uniplex); HvJ EG 3 september 2008, de gevoegde zaken C-402/05 P en C-415/05 P (Kadi), r.o. 336.
HvJ EG 11 oktober 2007, C-460/06 (Paquay), r.o. 49. Weliswaar baseerde het HvJ de verplichting van lidstaten om te voorzien in doeltreffende sancties in deze zaak op richtlijnbepalingen, maar de betrokken bepalingen geven volgens het HvJ uitdrukking aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming, zodat de strekking van het arrest ruimer is. Zie ook HvJ EG 29 oktober 2009, C-63/08 (Pontin), r.o. 41; HvJ EG 22 september 1998, C-185/97 (Coote), r.o. 21. Zie over remedies voorts Van Gerven 2000.
Art. 6 lid 3 VEU. Eerder werden de grondrechten al in de jurisprudentie van het HvJ als algemene rechtsbeginselen aanvaard; HvJ EG 14 mei 1974, C-4-73 (Nold), r.o. 13.
HvJ EG 10 april 2003, C-276/01 (Steffensen), r.o. 78.
Zie (kritisch) hierover Van Roosmalen & Pahladsingh 2013, p. 85.
HvJ EU 6 november 2012, C-199/11 (Otis), r.o. 47.
HvJ EU 6 september 2012, C-619/10 (Trade Agency/Seramico), r.o. 55; HvJ EU 18 maart 2010, de gevoegde zaken C-317-320/08 (Alassini), r.o. 63; HvJ EG 15 juni 2006, C-28/05 (Dokter), r.o. 74.
HvJ EG 14 februari 2008, C-450/06 (Varec).
Zie voorts HvJ EG 3 september 2008, de gevoegde zaken C-402/05 P en C-415/05 P (Kadi), r.o. 335- 353, waarin het HvJ EU overwoog dat onder meer dwingende overwegingen in verband met de veiligheid een beperking kunnen inhouden van het recht van een justiabele om te worden gehoord en in kennis te worden gesteld van de motivering van een besluit.
HvJ EG 27 november 2001, C-424/99 (Commissie/Oostenrijk).
Art. 4 lid 3 VEU. Zie bijv. HvJ EG 15 april 2008, C-268/06 (Impact), r.o. 42; HvJ EG 5 oktober 2004, de gevoegde zaken C-397-403/01 (Pfeiffer), r.o. 111. Voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon werd het beginsel van loyale samenwerking ook vaak aangeduid als het beginsel van gemeenschapstrouw.
HvJ EG 13 november 1990, C-106/89 (Marleasing), r.o. 8.
Barents & Brinkhorst 2012, p. 284; Kapteyn e.a. 2008, 545; Temple Lang 2000, p. 235; Kakouris 1997, p. 1393.
HvJ EG 13 maart 2007, C-432/05 (Unibet), r.o. 44; HvJ EG 1 april 2004, C-263/02 P (Jégo Quéré), r.o. 32; HvJ EG 17 september 1997, C-54/96 (Dorsch), r.o. 43. Zie voorts Arnull 2011, p. 54-55.
Zie bijv. HvJ EG 15 mei 1986, C-222/84 (Johnston), r.o. 20-21.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, VEU zijn lidstaten verplicht de nodige voorschriften in hun interne rechtsorde op te nemen die de rechtsbescherming van particulieren waarborgen. Deze bepaling is bij het Verdrag van Lissabon in het VEU opgenomen. Het HvJ had het recht van particulieren op de toegang tot de rechter echter al veel eerder in zijn jurisprudentie erkend.1 Het HvJ baseert dit recht op het beginsel van effectieve rechtsbescherming, dat inmiddels is neergelegd in artikel 47 van het Handvest.2 Dit is “een algemeen beginsel van gemeenschapsrecht, dat voortvloeit uit het constitutionele erfgoed dat alle lidstaten gemeen hebben en dat, onder andere, tot uitdrukking komt in de artikelen 6 en 13 van het EVRM”.3 Uit de verwijzing door het HvJ naar het EVRM blijkt de nauwe verwantschap van het beginsel van effectieve rechtsbescherming met de betrokken grondrechtbepalingen. Deze verwantschap komt ook tot uitdrukking in de eisen die uit het beginsel voortvloeien ten aanzien van de rechtsstelsels van lidstaten. Het beginsel van effectieve rechtsbescherming waarborgt het recht van particulieren op een eerlijk proces en stelt minimumeisen aan de rechtsbescherming van particulieren.4 Naast de toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter5 vereist het beginsel onder meer dat de adressaat van een nadelige beslissing wordt gehoord, voordat de beslissing wordt genomen,6 dat voor beroep vatbare beslissingen worden gemotiveerd7 en dat er doeltreffende en afschrikwekkende sancties bestaan.8
De grondrechten van het EVRM maken als algemene beginselen deel uit van het Unierecht.9 Met name in het verleden paste het HvJ het in artikel 6 EVRM verankerde recht op een eerlijk proces soms rechtstreeks toe. Een voorbeeld hiervan biedt het arrest in de zaak Steffensen. In dit arrest oordeelde het HvJ dat een bewijsmiddel op grond van artikel 6 EVRM moet worden uitgesloten, als daarmee schending van het beginsel van hoor en wederhoor wordt voorkomen.10 Sinds de inwerkingtreding van het Handvest op 1 december 2009 is een tendens waarneembaar dat het HvJ de Handvestbepalingen voorop stelt.11 In recente jurisprudentie stelt het HvJ zelfs dat het in artikel 47 van het Handvest neergelegde grondrecht uitvoering geeft aan de bescherming die artikel 6 EVRM verleent, zodat alleen naar de Handvestbepaling zou moeten worden verwezen.12
Niet iedere beperking van een door het beginsel van effectieve rechtsbescherming of artikel 6 en artikel 13 EVRM gewaarborgd recht is ongeoorloofd. Grondrechten hebben namelijk geen absolute status. Het HvJ aanvaardt beperkingen, mits deze voorzien in een algemeen belang en geen onevenredige of onduldbare ingreep inhouden, waardoor de gewaarborgde rechten in hun kern worden aangetast.13 In het voor de aanbestedingspraktijk belangrijke arrest Varec aanvaardde het HvJ een beperking van het uit artikel 6 EVRM voortvloeiende beginsel van hoor en wederhoor. Het HvJ oordeelde na een afweging van het recht op effectieve rechtsbescherming, het beginsel van hoor en wederhoor en het recht op privacy, dat procespartijen geen kennis mogen nemen van in het geding gebrachte stukken die vertrouwelijke informatie en zakengeheimen bevatten.14 Bij de toetsing van nationale bepalingen aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming speelt proportionaliteit een belangrijke rol.15
Het beginsel van effectieve rechtsbescherming verplicht zoals gezegd in de eerste plaats lidstaten de nodige voorschriften in hun interne rechtsorde op te nemen die de rechtsbescherming van particulieren waarborgen.16 Bij de handhaving van het Unierecht komt voorts een belangrijke taak toe aan de nationale rechter. De nationale rechter is op grond van het beginsel van loyale samenwerking verplicht de bescherming te verzekeren van de rechten die particulieren aan het Unierecht ontlenen.17 Het beginsel van loyale samenwerking bindt immers alle organen van de staat, dus ook rechterlijke instanties.18 Sommige schrijvers stellen dat de nationale rechter in zoverre fungeert als Unierechter.19 De nationale rechter moet zijn procesrecht uitleggen op een wijze die bijdraagt aan de verwezenlijking van het Unierecht,20 en nationale bepalingen die strijdig zijn met het beginsel van effectieve rechtsbescherming of de grondrechtbepalingen buiten toepassing laten.21