Einde inhoudsopgave
Rechtsbescherming van ondernemers in aanbestedingsprocedures (R&P nr. VG7) 2013/2.2.6
2.2.6 De verhouding tussen het beginsel van effectieve rechtsbescherming enerzijds en het gelijkwaardigheidsbeginsel en het effectiviteitsbeginsel anderzijds
mr. A.J. van Heeswijck, datum 28-11-2013
- Datum
28-11-2013
- Auteur
mr. A.J. van Heeswijck
- JCDI
JCDI:ADS574891:1
- Vakgebied(en)
Aanbestedingsrecht / Europees aanbestedingsrecht
EU-recht / Rechtsbescherming
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Aanbestedingsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Parret 2012, p. 157 en p. 167; Engström 2011, p. 64; Jans, Prechal & Widdershoven 2011, p. 52.
Freudenthal & Van Ooik 2007, p. 49; Pachnou 2000, p. 61. Zie hierover voorts Jans, Prechal & Widdershoven 2011, p. 45 en p. 50-52; Parret 2012, p. 159.
Het beginsel van effectieve rechtsbescherming is mede blijkens art. 47 van het Handvest een grondrecht.
HvJ EG 15 april 2008, C-268/06 (Impact), r.o. 47; HvJ EU 18 maart 2010, de gevoegde zaken C-317-320/08 (Alassini), r.o. 49.
Zie bijv. HvJ EG 13 maart 2007, C-432/05 (Unibet), r.o. 43. Daarnaast waarborgen het gelijkwaardigheids- en effectiviteitsbeginsel in deze situatie ook de effectieve toepassing van het Unierecht. Volgens sommige schrijvers is dit zelfs het hoofddoel van de beginselen; Parret 2012, p. 159; Prechal & Widdershoven 2011, p. 46; Galetta 2011, p. 19-20.
Althans grenzen te stellen aan beperkingen van de toepassing van het Unierecht. Zie bijv. HvJ EU 20 mei 2010, C-210/09 (Scott), r.o. 21; HvJ EG 20 maart 1997, C-24/95 (Alcan), r.o. 24; HvJ EG 21 september 1983, de gevoegde zaken C-205-215/82 (Milchkontor), r.o. 22.
Zie ook Prechal & Widdershoven 2011, p. 45. Vgl. voorts Engström 2011, p. 60-64.
Zie hierna § 2.8.
De verhouding tussen het beginsel van effectieve rechtsbescherming en de vereisten van gelijkwaardigheid en het effectiviteit is nog niet uitgekristalliseerd. 1 Sommige schrijvers beschouwen het beginsel van effectieve rechtsbescherming als een uitwerking van het effectiviteitsbeginsel.2 Deze opvatting deel ik niet. Het effectiviteitsbeginsel begrenst de procedurele autonomie van lidstaten en is in feite ‘niets meer’ dan een correctiemechanisme op nationale procedureregels. Het neemt dus de nationale procedureregels tot vertrekpunt. Als het beginsel van effectieve rechtsbescherming een uitwerking zou zijn van het effectiviteitsbeginsel, dan zou ook het beginsel van effectieve rechtsbescherming een correctiemechanisme zijn op nationale procedureregels. Dit valt niet uit de jurisprudentie van het HvJ af te leiden. Het beginsel van effectieve rechtsbescherming heeft blijkens de jurisprudentie van het HvJ een fundamenteler karakter en stelt minimumeisen aan de rechtsbescherming van particulieren.3 Het beginsel van effectieve rechtsbescherming fungeert als het kader waarbinnen lidstaten met inachtneming van het gelijkwaardigheidsbeginsel en het effectiviteitsbeginsel vrij zijn procedureregels vast te stellen. Het beginsel van effectieve rechtsbescherming is geen correctiemechanisme op nationale procedureregels en kan niet als uitwerking van het effectiviteitsbeginsel worden beschouwd.
Volgens het HvJ zouden juist omgekeerd het gelijkwaardigheidsbeginsel en het effectiviteitsbeginsel een uitwerking zijn van het beginsel van effectieve rechtsbescherming.4 Ook deze opvatting deel ik niet. De belangen die het beginsel van effectieve rechtsbescherming enerzijds en de vereisten van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid anderzijds beogen te beschermen kunnen namelijk uiteenlopen. Het beginsel van effectieve rechtsbescherming strekt exclusief tot bescherming van de rechten van particulieren. Dit geldt niet voor het gelijkwaardigheidsbeginsel en het effectiviteitsbeginsel. Wanneer een particulier de rechten die hij aan het Unierecht ontleent geldend maakt, strekken de vereisten van gelijkwaardigheid en effectiviteit net als het beginsel van effectieve rechtsbescherming tot bescherming van de rechten van de betrokken particulier.5 Maar wanneer het Unierecht geen rechten aan particulieren toekent, maar voor hen juist verplichtingen in het leven roept, beogen zij uitsluitend de toepassing van het Unierecht te verzekeren.6 In dergelijke situaties kan toepassing van het gelijkwaardigheidsbeginsel en het effectiviteitsbeginsel nadelige gevolgen hebben voor particulieren. Tegen de achtergrond van het voorgaande is het onjuist en misleidend het gelijkwaardigheidsbeginsel en effectiviteitsbeginsel als uitwerking van het beginsel van effectieve rechtsbescherming te beschouwen. Naar mijn mening vervullen het beginsel van effectieve rechtsbescherming, enerzijds, en het gelijkwaardigheidsbeginsel en het effectiviteitsbeginsel, anderzijds, een zelfstandige rol in de toepassing van het Unierecht in de rechtsorden van lidstaten.7 Zij hebben ieder een eigen toepassingsbereik, waarvan, zoals hierna zal blijken, de grenzen overigens niet altijd eenvoudig zijn vast te stellen.8