RvdW 2018/1325:Beklag, beslag. De vraag of de klager redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van het geld moet worden beschouwd komt niet aan de orde in een geval als het onderhavige waarin onder de klager conservatoir beslag is gelegd op de voet van art. 94a Sv en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave van het inbeslaggenomene verzet. Nu de rechtbank niet heeft vastgesteld dat ‘een ander’ redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van het geldbedrag van € 18.875 moet worden beschouwd, heeft zij, door te oordelen dat dit geldbedrag niet aan de klager dient te worden teruggegeven omdat de klager niet als rechthebbende van dat geldbedrag kan worden aangemerkt, een andere dan de toepasselijke — en dus een onjuiste — maatstaf aangelegd. Volgt vernietiging en terugwijzing.