Einde inhoudsopgave
Arbeidsomstandighedenregeling
Artikel 1.9c Controle beroepskwalificaties bij tijdelijke en incidentele dienstverrichting voor beroepen die verband houden met de volksgezondheid of openbare veiligheid
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
29-11-2018, Stcrt. 2018, 68768 (uitgifte: 06-12-2018, regelingnummer: 2018-0000171118)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2018, Stcrt. 2018, 68768 (uitgifte: 06-12-2018, regelingnummer: 2018-0000171118)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Arbeidsrecht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid re-integratie (V)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
1.
Voorafgaand aan de eerste dienstverrichting controleert de minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5b van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, op grond van artikel 27 van de wet de beroepskwalificaties van de dienstverrichter, bedoeld in artikel 1.9b.
2.
In aanvulling op de documenten, genoemd in artikel 1.9b, eerste lid, verstrekt de dienstverrichter de minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5b van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, desgevraagd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.9b, derde lid, de volgende documenten:
- a.
het programma van de opleiding tot het desbetreffende beroep, onderverdeeld in theorie en praktijkvakken, met opgave van de duur van het onderwijs in die vakken, afkomstig van de instelling waarbij de dienstverrichter de opleidingstitel heeft behaald;
- b.
cijferlijsten en beoordelingen van studieresultaten, praktijkperiode of stages van de dienstverrichter; en
- c.
bewijsstukken van eventuele beroepservaring en aanvullend onderwijs.
3.
De minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5b van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, beslist met inachtneming van de termijnen, genoemd in artikel 28 van de wet.
4.
In geval van constatering van wezenlijke verschillen als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de wet, biedt de minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5b van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, de dienstverrichter de mogelijkheid om door middel van een proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 1.9d, aan te tonen dat hij over de ontbrekende kennis, vaardigheden of competenties beschikt.
5.
De dienstverrichter ontvangt van de minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5b van het besluit heeft aangewezen, die instelling, een schriftelijke verklaring in de vorm van een bewijs van toetsing indien op grond van de controle de beroepskwalificaties voldoende zijn voor tijdelijke en incidentele dienstverrichting in Nederland.