Einde inhoudsopgave
Arbeidsomstandighedenregeling
Bijlage XVIa Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikerarts
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
25-11-2021, Stcrt. 2021, 48293 (uitgifte: 03-12-2021, regelingnummer: 2021-0000193512)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2021, Stcrt. 2021, 48293 (uitgifte: 03-12-2021, regelingnummer: 2021-0000193512)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Arbeidsrecht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid re-integratie (V)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
behorend bij artikel 6.5, 1e lid
Document: WSCS-WOD-A
Inhoudsopgave
1 | Inleiding | |
2 | Definities | |
3 | Werkveldspecifieke kenmerken | |
3.1 | Algemeen | |
3.2 | Beschrijving van het schema | |
3.3 | Actieve partijen | |
3.4 | Risicoanalyse en afbreukcriteria | |
4 | Certificatiereglement | |
4.1 | Doelstelling | |
4.2 | Certificatieprocedure | |
4.3 | Certificatiebeslissing | |
4.4 | Geldigheidsduur van het certificaat | |
4.5 | Geldigheidscondities | |
4.6 | Klachtenregeling | |
4.7 | Bezwaarprocedure | |
4.8 | Register voor vakbekwaamheid | |
4.9 | Norminterpretatie | |
4.10 | Aanvraag van het certificaat bij herintreding | |
5 | Examenreglement | |
5.1 | Algemeen | |
5.2 | Uitvoering van het examen | |
5.3 | Eisen te stellen aan het examenpersoneel | |
5.4 | Eisen te stellen aan het examen | |
6 | Toezicht | |
6.1 | Medewerking aan toezicht | |
6.2 | Frequentie van het toezicht | |
6.3 | Uitvoering van het toezicht | |
6.4 | Verslag van bevindingen | |
6.5 | Maatregelen | |
6.6 | Melding aan de Nederlandse Arbeidsinspectie | |
7 | Onderwerp van de certificatie | |
8 | Entreecriteria | |
9 | Eindtermen | |
10 | Toetsmethodiek bij initiële certificatie | |
10.1 | Toetstermen | |
10.2 | Uitslagregel van het examen | |
11 | Hercertificatie | |
11.1 | Toetstermen voor hercertificatie | |
11.2 | Beoordelingsmethode | |
11.3 | Cesuur van de beoordeling | |
12 | Certificaat | |
13 | Geldigheidscondities |
1. Inleiding
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het Centraal College van Deskundigen ‘Werken onder overdruk’ opgesteld. Het betreft certificatie op het gebied van arbeidsgezondheidskundig onderzoek door duikerartsen. Het bestuur van de Stichting werken onder overdruk (SWOD) heeft het schema heeft goedgekeurd. Door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is het schema vastgesteld. Dit schema vervangt eerdere versies.
De te certificeren vakbekwaamheid betreft het uitvoeren van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in verband bij werknemers die duikarbeid verrichten. Onder duikarbeid wordt in overeenstemming met artikel 6.13 lid 1 onder letter a van het Arbeidsomstandighedenbesluit verstaan het verrichten van duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk. Het betreffende arbeidsgezondheidskundig onderzoek wordt uitgevoerd door duikerartsen. Het persoonscertificaat duikerarts is wettelijk vereist op grond van artikel 6.14a lid 3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Het certificatiesysteem van de certificerende instelling moet zijn gestructureerd in overeenstemming met de eisen uit de NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012.
2. Definities
Het is mogelijk dat enkele gedefinieerde begrippen of afkortingen niet letterlijk in de tekst van het certificatieschema voorkomen, maar deze begrippen of afkortingen zijn toch in de definitielijst opgenomen in verband met het feit dat de beheerstichting en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid deze begrippen of afkortingen in direct verband tot dit certificatieschema kunnen hanteren.
Begrip of afkorting | : | Betekenis |
---|---|---|
Aanvrager van een certificaat | : | De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat. |
Aanwijzing | : | Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. |
Beoordeling | : | Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen op basis van het door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht, op grond waarvan de nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert aan SZW en de betrokken CKI's of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek en normen. |
Beheerstichting | : | Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert. |
Caissonarbeid | : | Het verrichten van arbeid in een ruimte die onder een druk van ten minste 104 Pa boven de atmosferische druk staat en geheel of gedeeltelijk door een vloeistof wordt omgeven alsmede het verblijf in en het transport van en naar die ruimte (Arbeidsomstandighedenbesluit 6.13). |
CCvD WOD | : | Het Centraal College van Deskundigen, onderdeel van en gefaciliteerd door de beheerstichting, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. |
Centrale examencommissie | : | Commissie binnen de structuur van de beheerstichting die een centrale itembank ontwikkelt en beheert. |
Certificaat | : | Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 27 Warenwet. Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO- en EN-normen. |
Certificaathouder | : | De (rechts-)persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat. |
Certificatieproces | : | Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een (rechts)persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema. |
Certificatiereglement | : | Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI. |
Certificatiesysteem | : | Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief borging van de kwaliteit. |
Certificerings- en keuringsinstelling (CKI) | : | Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten. |
Cesuur | : | De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetsscore waaraan een voldoende wordt toegekend. |
Competentie | : | Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant, gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema. |
Compressiekamer of -tank | : | Drukvat geschikt voor menselijk verblijf ter ondersteuning van duik- en overdrukwerkzaamheden, zowel voor gecontroleerde decompressie als voor behandeling van decompressieverschijnselen en/of overdruktrauma's, niet zijnde een hyperbare behandelkamer. |
Controle | : | Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI's tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister. |
Duik (operationele) | : | Iedere onderdompeling in een vloeistof of in een gesloten duikklok, waarbij voor de ademhaling gebruik wordt gemaakt van een gas onder overdruk en waarbij in het verband van een duikploeg werkzaamheden onder overdruk worden verricht. |
Duikarbeid | : | het verrichten van arbeid in een vloeistof of in een droge duikklok met inbegrip van het verblijf in die vloeistof of in die droge duikklok, waarbij voor de ademhaling gebruik wordt gemaakt van een gas onder een hogere druk dan de atmosferische druk (Arbeidsomstandighedenbesluit 6.13). |
Duikklok, gesloten of droge | : | Een afzinkbare kamer, met inbegrip van de rechtstreeks daarmee verbonden delen tot aan de voorziening voor de aansluiting met andere apparatuur, afsluitbaar door middel van één of twee deuren, bedoeld voor het transport van duikers tussen de onder water gelegen werkplek en de oppervlakte of de aan de oppervlakte gesitueerde compressiekamer. |
Duikklok, open of natte | : | Halfopen duikklok welke is voorzien van een droge ruimte gevuld met ademgas waar (in geval van nood) geademd kan worden. |
Eindtermen | : | Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten. |
Entreecriteria | : | Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om toegelaten te worden tot het certificatieproces. |
Examen | : | Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform de normen voldoet. |
Examencommissie | : | Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens worden afgenomen. |
Examenreglement | : | Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de CKI. |
Examinator | : | De individuele persoon die namens de CKI de beoordeling van het examenwerk van de kandidaat uitvoert. |
Hyperbare behandelkamer | : | Een in een ziekenhuis of medische instelling vast opgestelde compressiekamer, bedoeld voor behandeling van patiënten onder overdruk volgens een door een arts voorgeschreven behandelprotocol. |
Kandidaat | : | De individuele persoon die aantreedt voor het examen ter verkrijging van het persoonscertificaat. |
Portfolio | : | Een (digitale) persoonlijke map met een inventarisatie van persoonlijke competenties, onderbouwd met bewijzen, gerelateerd aan een standaard en voorzien van een persoonlijk stappenplan. |
Risicoanalyse | : | Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema. |
Saturatieduiken | Werkzaamheden onder overdruk waarbij, gerelateerd aan tijd en diepte, de lichaamsweefsel zijn verzadigd met inert gas (verzadigingsduiken). | |
SCUBA | : | Self contained underwater breathing apparatus, zijnde een verzamelnaam voor duikmaterieel dat zich kenmerkt door ademluchtvoorziening vanuit drukvaten die door de duiker meegedragen worden. |
SSE | : | Surface supplied equipment, zijnde een verzamelnaam voor duikmaterieel dat zich kenmerkt door ademluchtvoorziening vanaf de oppervlakte. |
Toezicht | : | Het verzamelen van informatie door SZW of de CKI over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de aan CKI resp. de certificaathouder gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren. |
Vakbekwaamheidsgebied | : | Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen op betrekking hebben. |
Vakbekwaamheidseisen | : | De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke handelingen of taken. |
WDA&T | : | Term gebruikt door SZW voor een werkveldspecifiek schema van aanwijzing en toezicht. Daarin zijn de normen vastgelegd waaraan CKI's dienen te voldoen om aangewezen te worden door de minister van SZW. Ook bevat het de voorwaarden waarbinnen aanwijzing plaatsvindt. |
WDAT-WOD-P | : | Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op certificatie-instellingen belast met persoonscertificatie op het gebied van werken onder overdruk. Document: WDAT-WOD-P. |
WSCS | : | Term gebruikt voor een certificatieschema dat door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als certificerende instelling voor personen, producten of systemen. |
WSCS-WOD-A | : | Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikerarts. Documentnummer: WSCS-WOD-A. |
WSCS-WOD-B | : | Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikmedisch Begeleider. Document: WSCS-WOD-B. |
WSCS-WOD-D | : | Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikarbeid. Document: WSCS-WOD-D. |
WSCS-WOD-E | : | Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikarbeid verricht door de brandweer. Document: WSCS-WOD-E. |
WSCS-WOD-F | : | Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikploegleider bij de brandweer. Document: WSCS-WOD-F. |
WSCS-WOD-L | : | Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikploegleider. Document: WSCS-WOD-L. |
3. Werkveldspecifieke kenmerken
3.1. Algemeen
Duikarbeid is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang – veiligheid en gezondheid van en rondom de arbeid – te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid van duikerartsen.
3.2. Beschrijving van het schema
Dit werkveldspecifieke certificatieschema wordt aangeduid als WSCS-WOD-A, Persoonscertificaat duikerarts. Het certificatieschema is door de Stichting werken onder overdruk (SWOD), als beheerstichting goedgekeurd en aangeboden aan het Ministerie van Sociale Zaken. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt het schema vast. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit schema vervangt eerdere versies.
3.3. Actieve partijen
Binnen het kader van dit certificatieschema zijn actief:
- •
aangewezen certificatie-instellingen (CKI's);
- •
Stichting werken onder overdruk (SWOD) als beheerstichting;
- •
Centraal College van Deskundigen ‘Werken onder overdruk’ als college van deskundigen van de beheerstichting (CCvD WOD).
3.4. Risicoanalyse en afbreukcriteria
De risico’s bij het verrichten van duikwerkzaamheden liggen op het gebied van:
- •
duikarbeid:
- —
duikerziekten en effecten op lange termijn;
- —
eigenschappen van het ademgas;
- •
veiligheid van de arbeidsmiddelen:
- —
afhankelijkheid van duikmaterieel;
- —
verwonding door het gebruik van handgereedschappen en elektrische, hydraulische en mechanische gereedschappen;
- •
veilige inrichting van de duiklocaties:
- —
extreme temperatuur, duisternis, zichtbeperking en stroming in de omgeving;
- —
overige activiteiten boven de duiklocatie, zoals takelen, laden en lossen;
- —
scheepvaartverkeer en verkeer over bruggen en kaden;
- —
afhankelijkheid van de duikploeg;
- —
afstand tot medische assistentie;
- •
overige risico's:
- —
blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia;
- —
fysieke belasting;
- —
arbeids- en rusttijden.
De werknemer moet over de geestelijke en lichamelijke geschiktheid beschikken om werk onder overdruk te kunnen verrichten. Deze geschiktheid kan worden vastgesteld in een onderzoek voorafgaand aan het verrichten van de werkzaamheden (inkeuring). Door de lichamelijke belasting die werk onder overdruk met zich meebrengt en door verouderingsverschijnselen, kan de geschiktheid mettertijd afnemen. Hierop wordt toegezien door jaarlijks herhaalde onderzoeken (herkeuringen).
De afzonderlijke risicofactoren treden vaak in onderlinge combinatie en per definitie in combinatie met de onderdompeling in water op. De gevolgen van een incident kunnen daarom zeer ernstig zijn en vereisen door de natuurkundige en lichamelijke verschijnselen in verband met de overdruk een specifieke behandeling. Voor de behandeling van incidenten onder overdruk is een gedegen kennis van de aard van de duikarbeid, duikerziekten en behandeling in compressiefaciliteiten noodzakelijk.
Een meer omvangrijke risicoanalyse is opgenomen in het document Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht op de certificerende instellingen belast met persoonscertificatie op het gebied van duikarbeid (WDAT-WOD-P).
4. Certificatiereglement
4.1. Doelstelling
Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor de juiste toepassing van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer de procedures van de aanvraag, examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities met betrekking tot de certificatie, afgifte van certificaten, procedures bij het uitvoeren van beoordelingen, klachtenafhandeling en het indienen van verzoeken om herziening.
4.2. Certificatieprocedure
De aanvrager dient in overeenstemming met dit certificatiereglement een aanvraag tot (her)certificatie in voor het persoonscertificaat duikerarts (WSCS-WOD-A) bij een CKI. Vervolgens verstrekt de certificerende instelling alle relevante informatie over de gang van zaken bij het gehele certificatieproces.
4.3. Certificatiebeslissing
De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de certificerende instelling die niet betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten. Hij is daartoe gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de certificatie-instelling heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.
4.4. Geldigheidsduur van het certificaat
De geldigheidsduur van het certificaat is op grond van de risicoanalyse vier jaar. De risico's van de werkzaamheden worden beperkt door praktische bedrevenheid in de verrichtingen en bekendheid met de technieken en de werkzaamheden bij duikarbeid. Gedurende deze periode van vier jaar is het voor de certificaathouder noodzakelijk om de doorlopende beroepservaring te onderhouden en te ontwikkelen.
4.5. Geldigheidscondities
Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden nadere condities gesteld. Als niet aan de condities wordt voldaan, dan heeft dat consequenties voor het certificaat. De condities en de wijze van toezicht daarop door de certificerende instelling worden beschreven in deel II van het certificatieschema.
4.6. Klachtenregeling
4.6.1. Klachten over de CKI
Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.
Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:
- •
Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.
- •
de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.
- •
De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.
- •
Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.
4.6.2. Klachten over het bedrijf of de persoon
Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.
Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.
In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.
4.6.3. Klachtenregeling
Inleiding
In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.
Werkwijze
Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht.
De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.
Eenvoudige zaken
Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.
Ernstige klachten
Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze.
Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij.
De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident.
Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.
De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.
De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend.
De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.
4.7. Bezwaarprocedure
4.7.1. Inleiding
Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.
4.7.2. Werkwijze
Algemeen:
- •
Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.
- •
Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.
- •
De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:
‘Ingevolge de CKI procedure “bezwaarschriftprocedure” kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’
- •
Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:
- —
naam en adres indiener
- —
dagtekening
- —
een omschrijving van het bestreden besluit
- —
de gronden van het bezwaar.
Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:
- •
indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest
- •
in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel
- •
het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.
- •
Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.
- •
Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.
4.7.3. Procedure
- •
De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.
- •
De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.
- •
Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.
- •
Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.
- •
Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.
- •
Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.
- •
Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.
- •
Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.
- •
Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar om herziening gevoegd.
- •
De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.
4.7.4. Beslissing op het bezwaarschrift
- •
De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.
- •
De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.
- •
Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.
4.7.5. Bestuursrechter
- •
Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.
- •
De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.
4.8. Register voor vakbekwaamheid
De certificerende instelling registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch verzonden aan het de beheerstichting. De overeenkomst met de certificerende instelling zal voorschrijven welk digitale formaat de toelevering van gegevens moet hebben, zodat de gegevens kunnen worden gebruikt voor het SWOD Certificaatregister. Dit register wordt opgezet in overeenstemming met wettelijke bepalingen en wordt via internet toegankelijk gemaakt. De beheerstichting is verantwoordelijk voor het beheer van het register, doch draagt geen aansprakelijkheid voor eventuele onvolkomenheden.
4.9. Norminterpretatie
Het CCvD WOD moet zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema's gehanteerde begrippen. Mocht het gebeuren dat certificaathouders, certificerende instellingen of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan moeten afwijkende interpretaties worden voorgelegd aan het college.
4.10. Aanvraag van het certificaat bij herintreding
De kandidaat die beschikt over een certificaat waarvan de geldigheidsduur is verlopen en/of niet voldoet aan de eisen gesteld aan de procedure tot hercertificatie, moet een initiële certificatie aanvragen. De CKI gaat dan over tot het vaststellen van het theorie-examen en praktijkexamen waarmee de vakbekwaamheid van de kandidaat kan worden getoetst. De kandidaat dient te voldoen aan de gestelde entree-eisen.
De CKI houdt hierbij rekening met het volgende:
- 1)
opleiding tot duikerarts op grond waarvan de kandidaat eerder gecertificeerd is geweest;
- 2)
historische ervaring als duikerarts blijkend uit een volledig overzicht van de door hem behandelde medische dossiers.
5. Examenreglement
5.1. Algemeen
Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van examens ten behoeve van het persoonscertificaat duikerarts (WSCS-WOD-A).
Het examenreglement is onderdeel van het certificatieschema duikerarts. De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificerende instelling en bestaat uit de volgende onderdelen:
- •
praktijkexamen;
- •
theorie-examen.
Het examen wordt door de certificerende instelling afgenomen.
5.2. Uitvoering van het examen
De certificerende instelling stelt haar werkwijze rond de examens nader vast in een uitvoeringsbesluit ten aanzien van het examenreglement. Het uitvoeringsbesluit bevat ten minste de volgende bepalingen:
- 1)
Ingangsdatum van het certificaat
- 2)
Entree-eisen voor deelname aan het examen
- 3)
Aanvraagprocedure
- 4)
Bevestiging van deelname en oproep
- 5)
Identificatie van de deelnemers
- 6)
Toelating en afwezigheid
- 7)
Examenduur en wijze van examinering
- 8)
Gedragsregels voor kandidaten
- 9)
Regeling aangepast examen
- 10)
Normen voor slagen en afwijzen
- 11)
Bekendmaking van de uitslag
- 12)
Bewaartermijn
- 13)
Inzagerecht
- 14)
Geldigheidsduur
- 15)
Kansen en herkansen van een examen(onderdeel)
5.3. Eisen te stellen aan het examenpersoneel
Het examenpersoneel moet voldoen aan de algemene en vakinhoudelijke eisen alsmede onafhankelijkheidseisen die zijn gesteld in het Werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht voor CKI's bij persoonscertificatie (WDAT-WOD-P).
In aanvulling op het WDAT-WOD-P gelden voor de examinator die betrokken is bij de beoordeling van het praktijkexamen de volgende eisen, waaruit de deskundigheid blijkt:
- 1)
Is in het bezit van het persoonscertificaat duikerarts in categorie B en ten minste 5 jaar werkervaring op dit niveau.
5.4. Eisen te stellen aan het examen
5.4.1. Beslotenheid
De medewerkers van de certificerende instelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding van de examenopgaven. De handhaving van de geheimhouding geschiedt vanuit de certificerende instelling.
5.4.2. Algemene regels
De eisen die gesteld worden aan de examenlocatie voor het theorie-examen zijn:
- •
absolute rust en een aangenaam en geventileerd binnenklimaat met voldoende verlichting;
- •
sanitaire voorzieningen voor gebruik tijdens de pauzes;
- •
voldoende ruimte voor de opvang van de kandidaten voor, tijdens en na het examen;
- •
individuele werktafels met stoelen voor de kandidaten die met tussenruimten van ten minste 1 meter in breedte- en lengterichting zijn opgesteld;
- •
ruime werktafel met stoel voor de examinator of surveillant, zodat de opgaven probleemloos uitgereikt kunnen worden en de uitwerkingen zorgvuldig kunnen worden ingenomen.
De eisen ten aanzien van de examenmiddelen voor het theorie-examen zijn:
- •
een gebundelde examenopgave voor iedere individuele kandidaat;
- •
voldoende papier en eventueel formulieren voor de uitwerking;
- •
voldoende schrijfgerei en eventueel rekenmachines voor iedere individuele kandidaat, tenzij de kandidaten gehouden zijn dit zelf mee te nemen.
Het theorie-examen wordt afgenomen in de Nederlandse taal. Het theorie-examen wordt in beginsel schriftelijk afgenomen. Het afnemen van een examen op andere wijze behoeft voorafgaande instemming van het Centraal College van Deskundigen. Op indicatie van de certificerende instelling wordt het examen bij kandidaten met buitenlandse voorkwalificaties afgenomen in de Engelse taal.
De eisen ten aanzien van de faciliteiten voor het praktijkexamen worden nauwkeurig uitgewerkt door de certificerende instelling.
6. Toezicht
6.1. Medewerking aan toezicht
Het toezicht heeft tot doel om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te borgen. De certificerende instelling is verplicht te beoordelen of de certificaathouder blijft voldoen aan de gestelde eisen. Alhoewel de certificerende instelling normaliter geen tussentijds toezicht uitvoert vanwege de beperkte geldigheidsduur van vier jaar, moet de certificerende instelling in bepaalde situaties wel tussentijds toezicht uitvoeren. Deze situaties zijn nader uitgewerkt in paragraaf 6.2. De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de certificatie-instelling, de nationale accreditatie-instelling en de Nederlandse Arbeidsinspectie.
In de overeenkomst tussen de certificerende instelling en de certificaathouder worden de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen, waartoe ten minste de volgende verplichtingen van de certificaathouder behoren:
- 1)
op verzoek van de certificerende instelling te allen tijde inzage in het overzicht van de behandelde duikmedische dossiers;
- 2)
op verzoek van de certificerende instelling zijn medewerking te verlenen om een tussentijdse beoordeling van praktijkverrichtingen uit te voeren;
- 3)
binnen 6 weken aan de onder punt 1 en 2 genoemde verzoeken gehoor te geven;
- 4)
toestemming te geven aan de certificerende instelling om het verslag van bevindingen zoals bedoeld in paragraaf 6.4 en overige bekende informatie te verstrekken aan de Nederlandse Arbeidsinspectie in het geval van schorsing, intrekking en weigering van het certificaat alsmede geconstateerde situaties waarin sprake is van gevaar voor veiligheid en gezondheid van medewerkers of derden bij werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd.
6.2. Frequentie van het toezicht
De CKI voert indien nodig tussentijdse controles uit. De CKI moet een certificaathouder in elk geval tussentijds controleren in de volgende situaties:
- 1.
bij een ernstig vermoeden van gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar wordt of kan worden gebracht;
- 2.
naar aanleiding van een ernstige klacht van een belanghebbende zoals bedoeld in paragraaf 4.6.2 en verder;
- 3.
op specifieke indicatie van de Nederlandse Arbeidsinspectie.
De risico's van de werkzaamheden worden beperkt door praktische bedrevenheid in de verrichtingen en bekendheid met de technieken en de werkzaamheden bij duikarbeid. Gedurende de periode van vier jaar is het voor de certificaathouder noodzakelijk om de doorlopende beroepservaring te onderhouden en te ontwikkelen.
De beoordeling van de doorlopende beroepservaring maakt deel uit van de hercertificatie. De certificaathouder geeft de CI inzage in zijn doorlopende jaarlijkse beroepservaring door een jaarlijks overzicht te overleggen van verrichtte her- dan wel inkeuringen en studiepunten. Hierdoor kan de CI de doorlopende beroepservaring met het oog op hercertificatie tijdig bijhouden
6.3. Uitvoering van het toezicht
6.3.1. Uitvoeringsplan
De CKI maakt een plan voor de uitvoering van een controle, zoals bedoeld in paragraaf 6.2.
Het plan beschrijft ten minste:
- 1.
aanleiding voor de controle;
- 2.
wijze waarop de controle wordt uitgevoerd;
- 3.
wijze waarop de certificaathouder medewerking moet verlenen aan de controle.
Het plan wordt schriftelijk aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. De certificaathouder moet binnen zes weken na de aankondiging zijn medewerking verlenen aan de uitvoering van de controle.
6.3.2. Inzage in het overzicht van dossiers
Indien de certificerende instelling inzage neemt in het overzicht van dossiers van de certificaathouder, dan wordt ingegaan op de wijze van administreren en aanwezigheid van onlogische gegevens.
6.3.3. Beoordeling van een praktijkverrichting
Indien de certificerende instelling de beoordeling van een praktijkverrichting noodzakelijk acht, dan moet de keuze van de vereiste verrichting beargumenteerd in verhouding staan tot de aanleiding voor de controle en de eindtermen en toetstermen van het certificatieschema.
Het uitvoeringsplan kan in overleg met de certificaathouder tot stand komen met betrekking tot het tijdstip. Het uitvoeringsplan beschrijft verder de locatie en de partij die het materieel, de medische behandelkamer en eventueel de duikploeg ter beschikking stelt en de partij die de verantwoordelijkheid over het materieel, de duikploeg en de verrichtingen van de certificaathouder draagt. De partij waarmee wordt samengewerkt is naar keuze van de certificerende instelling. De praktijkverrichting die in de controle betrokken wordt, moet worden beoordeeld volgens de eisen van het certificatieschema.
6.4. Verslag van bevindingen
De certificerende instelling maakt een verslag van de bevindingen naar aanleiding van de controles in het kader van het tussentijds toezicht. In het verslag wordt ingegaan op:
- 1)
aanleiding voor de controle;
- 2)
wijze waarop de controle is uitgevoerd;
- 3)
bevindingen en resultaten naar aanleiding van de controle;
- 4)
tekortkomingen die door een nadere opleiding of praktijkervaring en een daarop volgende examinering kunnen worden gecorrigeerd;
- 5)
geanticipeerde consequenties voor de certificaathouder op het moment van hercertificatie;
- 6)
eventueel opgelegde maatregel, zoals bedoeld in paragraaf 6.5.
Het verslag wordt ter beschikking gesteld van de certificaathouder. Tegen de eventueel opgelegde maatregel kan de certificaathouder overeenkomstig paragraaf 4.7 een verzoek tot herziening indienen.
6.5. Maatregelen
6.5.1. Schorsing
De certificerende instelling besluit tot schorsing van een certificaat, indien de certificaathouder:
- 1.
niet binnen zes weken na een verzoek daartoe het overzicht van dossiers overlegt;
- 2.
niet binnen zes weken na een verzoek daartoe medewerking verleent aan het uitvoeren van een beoordeling van praktijkverrichtingen;
- 3.
tijdelijk niet voldoet aan de geldigheidscondities van het certificaat;
- 4.
tijdelijk een gevaarlijke situatie vormt bij werkzaamheden die door een afgegeven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar wordt of kan worden gebracht;
- 5.
niet aan zijn financiële verplichtingen jegens de certificerende instelling en de beheerstichting voldoet;
- 6.
misbruik maakt van het beeldmerk van de beheerstichting of de certificerende instelling.
Indien blijkt dat de certificaathouder een tijdelijke tekortkoming, bedoeld onder de punten 3 en 4, heeft, dan wordt hij binnen een redelijke termijn in de gelegenheid gesteld om de tekortkoming te corrigeren door een nadere opleiding of praktijkervaring en een daarop volgende examinering. De schorsing wordt opgeheven, indien de certificaathouder de tekortkoming heeft gecorrigeerd.
De schorsing wordt verder opgeheven, indien de certificaathouder heeft voldaan aan de verplichtingen genoemd onder de punten 1, 2 en 5, of het misbruik van het beeldmerk heeft gestaakt en de eventuele schade heeft hersteld.
De schorsing als mede[lees: alsmede] de opheffing van de schorsing wordt onmiddellijk verwerkt in het openbaar register van de beheerstichting.
6.5.2. Intrekking
De certificerende instelling besluit tot intrekking van een certificaat, indien de certificaathouder:
- 1.
niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan aan de correctie van een tekortkoming die hem in het kader van een schorsing is kenbaar gemaakt;
- 2.
aantoonbaar niet langer voldoet aan de geldigheidscondities van het certificaat;
- 3.
aantoonbaar een gevaarlijke situatie vormt bij werkzaamheden die door een afgegeven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar wordt of kan worden gebracht;
- 4.
zich schuldig heeft gemaakt aan examenfraude of fraude ten aanzien van het duikerlogboek door valsheid in geschrifte of onrechtmatige aftekening;
- 5.
in laatste instantie gerechtelijk is veroordeeld voor feiten, waarbij hij ernstige fouten heeft gemaakt of door eigen schuld ernstig tekort is geschoten op veiligheidsaspecten bij de verrichting van duikwerkzaamheden.
Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden, wordt dezelfde procedure doorlopen als bij initiële certificatie. Bij het opleggen van een sanctie geeft de certificerende instelling aan en registreert hij dat na een periode van één jaar certificatie weer is toegestaan. Een verzoek tot hercertificatie kan worden ingediend vanaf één jaar na intrekking van het certificaat. De certificerende instelling verifieert voorafgaand aan de verstrekking van een certificaat in het centraal register of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.
De intrekking wordt onmiddellijk verwerkt in het openbaar register van de beheerstichting.
6.5.3. Weigering
De certificerende instelling besluit tot weigering van een certificaat, indien de certificaathouder:
- 1.
aantoonbaar niet voldoet aan de geldigheidscondities van het certificaat;
- 2.
aantoonbaar een gevaarlijke situatie vormt bij werkzaamheden die door nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar wordt of kan worden gebracht.
De weigering van een hercertificatie wordt onmiddellijk verwerkt in het openbaar register van de beheerstichting.
6.6. Melding aan de Nederlandse Arbeidsinspectie
De certificerende instelling moet onmiddellijk bij de Nederlandse Arbeidsinspectie melding maken van de haar bekende feiten ten aanzien van een kandidaat of certificaathouder in de volgende gevallen:
- 1)
schorsing van een certificaat zoals bedoeld in paragraaf 6.5.1;
- 2)
intrekking van een certificaat zoals bedoeld in paragraaf 6.5.2;
- 3)
weigering van een certificaat zoals bedoeld in paragraaf 6.5.3.
7. Onderwerp van de certificatie
De vakbekwaamheid die gecertificeerd wordt, betreft de beoordeling van de lichamelijk en geestelijke geschiktheid van personen die worden belast met het verrichten van duikarbeid. In het werkveld van arbeid onder overdruk wordt onderscheiden:
- •
duikarbeid: het verrichten van arbeid in een vloeistof of in een droge duikklok met inbegrip van het verblijf in die vloeistof of in die droge duikklok, waarbij voor de ademhaling gebruik wordt gemaakt van een gas onder een hogere druk dan de atmosferische druk;
- •
caissonarbeid: het verrichten van arbeid in een ruimte die onder een druk van ten minste 104 Pa boven de atmosferische druk staat en geheel of gedeeltelijk door vloeistof wordt omgeven alsmede het verblijf en transport van en naar die ruimte;
- •
overige arbeid onder overdruk: het verrichten van andere arbeid dan duik- of caissonarbeid in een ruimte onder druk van ten minste 104 Pa boven de atmosferische druk met inbegrip van verblijf in die ruimte.
Voor alle vormen van duikarbeid is het noodzakelijk dat de persoon die met die arbeid belast wordt, in een zodanige lichamelijke en geestelijk toestand verkeert, dat hij in staat is de gevaren, die verbonden zijn aan de door hem te verrichten arbeid, te onderkennen en zo mogelijk te voorkomen of te beperken. Een persoon mag daarom slechts duikarbeid verrichten als uit arbeidsgezondheidskundig onderzoek blijkt dat het verrichten van die arbeid op medische gronden toelaatbaar is.
De geschiktheid wordt aangetoond met een bewijs van geschiktheid tot het verrichten van duikarbeid, dat is afgegeven door een duikerarts. Als blijkt dat een persoon slechts in beperkte mate in staat is om bepaalde vormen van duikarbeid te verrichten, dan moet het bewijs van geschiktheid beperkende voorschriften bevatten.
Ten aan zien van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen een initieel onderzoek (inkeuring) en een periodiek onderzoek (herkeuring). De inkeuring moet voorafgaand aan het verrichten van duikarbeid gedaan worden. Bij een herkeuring wordt vervolgens iedere twaalf maanden beoordeeld of de persoon blijft voldoen aan de voorwaarden die gesteld worden aan zijn lichamelijke en geestelijk toestand.
De herkeuring moet worden uitgevoerd door een duikerarts die in bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid om een herhaling van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek bij personen die worden belast met het verrichten van duikarbeid uit te voeren (duikerarts A)..
‘De duikerarts die de volgende taken verricht moet in het bezit zijn van het certificaat Duikerarts B, voor deze werkzaamheden gelden namelijk zwaardere eisen:
- •
het uitvoeren van het initiële arbeidsgezondheidskundig onderzoek bij personen die belast worden met het verrichten van duikarbeid;
- •
het uitvoeren van een klinische behandeling van een duikerziekte, zoals decompressieziekte, luchtembolie of aandoeningen genoemd als absolute contra-indicatie (zie tabel A);
- •
het uitvoeren van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek bij personen die belast worden met het verrichten van duikarbeid na de constatering van een duikerziekte, zoals decompressieziekte, luchtembolie of aandoeningen genoemd als contra-indicatie (zie tabel A) of na een duikgerelateerd ongeval;
- •
het optreden als duikmedisch begeleider dan wel als duikmedisch adviseur.
- •
Tabel A: Ten minste dienen de volgende aspecten onderzocht te worden:
Contra-indicatie
Onderzoek/Biometrie
1
Infectieziekten
– indien
R
onbehandeld
2
Endocriene organen
– diabetes mellitus
A
3
Psychische aandoeningen
– Psychosyndromen en psychotische
A
toestandsbeelden
– claustrofobie
A
4
Zenuwstelsel
* baseline
– episoden van bewustzijnsverlies, convulsies,
neurologische status
gezichtsverlies, verlies motoriek
* visus
en/of oriëntatie
A
– duizeligheid
A
– epilepsie
A
5
Tractus circulatorius
* ergometrie
– septumdefecten
A
– angina pectoris
A
– decompensatio
A
cordis
– myocard infarct
A
– arrythmiën
R
– hypertensie
R
6
Tractus respiratorius
* 1ste keuring: X-thorax
– luchtembolie
A
* longfunctieonderzoek
– CARA
A
7
Tractus digestivus
– hiatus herniae/abdominale hernia
R
– acute en/of chronische hepatitis of -
A
pancreatitis
– haemorrhoiden
R
8
Tractus urogenitalis
* urineonderzoek
– aandoeningen met abnormale
A
nierfunctie
9
Keel-Neus-Oor
* toonaudiogram
– chronische otitis media
A
– middenoor plastieken
A
– M. Ménière
A
– mastoiditis
A
– gebitstoestand (losse elementen)
R
10
Haematologie
* volledig
– thallassaemia major
A
bloedbeeld incl. Hb,
Ht en leucocyten
* glucose
* sikkelcel
uitsluiten op indicatie
11
Overige aandoeningen
– maligniteit
R
Contra-indicatie: A = absoluut, R = relatief (meestal tot correctie)’.
Het certificatieschema beschrijft de eisen die gesteld worden aan:
- a)
de duikerarts die bekwaam is in het uitvoeren van een herhaling van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek bij personen die belast worden met het verrichten van arbeid onder overdruk (duikerarts A);
- b)
de duikerarts die bekwaam is in het uitvoeren van het initiële arbeidsgezondheidskundig onderzoek bij personen voorafgaand aan het verrichten van arbeid onder overdruk , optreedt als duikmedisch begeleider dan wel als duikmeidsch[lees: duikmedisch] adviseur dan wel de klinische behandeling na duikmedische incidenten uitvoert (duikerarts B).
8. Entreecriteria
De kandidaat wordt toegelaten tot het certificatieproces ter verkrijging van het wettelijk vereiste persoonscertificaat duikerarts, indien hij voldoet aan de volgende entreecriteria:
- 1.
hij is ingeschreven als arts voor arbeid en gezondheid in het BIG-register op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;
- 2.
hij beschikt over een getuigschrift van een theoretische en praktische opleiding van ten minste 25 lesuren en 3 praktijkuren tot duikerarts die periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek uitvoert bij personen die arbeid onder overdruk verrichten.
- 3.
de opleidingsinstelling is voor het geven van de betreffende opleiding blijkens een openbaar gemaakte lijst door de CKI erkend op grond van vooraf kenbaar gemaakte kwaliteitseisen
Ter verkrijging van de aantekening van bekwaamheid duikerarts B voldoet de kandidaat bovendien aan de volgende aanvullende entreecriteria:
- 1.
hij beschikt op grond van het verslag van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek over de geestelijke en lichamelijke geschiktheid tot het verrichten van duikarbeid;
- 2.
hij voldoet ten minste 2 kalenderjaren aan de beoordelingseisen zoals die gelden voor het verkrijgen van het persoonscertificaat duikerarts met bekwaamheid in het uitvoeren van periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek bij personen die belast worden met duikarbeid;
- 3.
hij heeft in de voorgaande 2 kalenderjaren aantoonbaar ten minste 10 duikmedische herhalingskeuringen per jaar uitgevoerd;
- 4.
hij beschikt over een getuigschrift van een theoretische en praktische opleiding van ten minste 60 lesuren (aanvullend op de onder punt 2 genoemde 25 lesuren) tot duikerarts die geschoold is het uitvoeren van initieel arbeidsgezondheidskundig onderzoek bij personen voorafgaand aan het verrichten van arbeid onder overdruk en het klinisch behandelen na duikmedische incidenten. In het kader van deze opleiding heeft de kandidaat een praktijkstage gelopen bij een duikerarts in categorie B.
- 5.
de opleidingsinstelling is voor het geven van de betreffende opleiding blijkens een openbaar gemaakte lijst door de CKI erkend op grond van vooraf kenbaar gemaakte kwaliteitseisen
De certificerende instelling heeft tot taak om in samenspraak met een examinator op onderhavig WSCS te bepalen of en in hoeverre een in het buitenland afgeronde opleiding tot duikerarts in Nederland door de medische beroepsvereniging erkend wordt. In het verlengde daarvan kan de certificerende instelling bepalen welke eventuele aanvullingen op het opleidingsniveau van de kandidaat noodzakelijk zijn.
9. Eindtermen
De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:
- 1.
hij heeft uitgebreide kennis op het gebied van de fysiologie en pathologie in relatie tot het verrichten van duikarbeid;
- 2.
hij heeft basale kennis op het gebied van duiktechnologie en veiligheid alsmede uitgebreide kennis van relevante standaarden en wet- en regelgeving;
- 3.
hij heeft expertise op het gebied van de beoordeling van geestelijke en lichamelijke geschiktheid tot het verrichten van arbeid onder overdruk;
- 4.
hij heeft uitgebreide kennis van de medische gevolgen van een duikongeval, weet hoe duikincidenten behandeld moeten worden en kan informatie over duikincidenten inventariseren, groeperen naar resultaat en op grond hiervan conclusies trekken;
- 5.
hij heeft kennis van het praktische verloop van het verrichten van duikarbeid;
- 6.
hij heeft kennis van het praktische verloop van een behandeling in een compressiefaciliteit.
Ter verkrijging van de aantekening van bekwaamheid duikerarts B voldoet de kandidaat bovendien de volgende aanvullende eindtermen:
- 7.
hij heeft expertise op het gebied van de fysiologie en pathologie in relatie tot het verrichten van duikarbeid;
- 8.
hij heeft expertise op het gebied van duiktechnologie en veiligheid alsmede relevante standaarden en wet- en regelgeving;
- 9.
hij heeft expertise op het gebied van de beoordeling van geestelijke en lichamelijke geschiktheid voorafgaand aan het verrichten van arbeid onder overdruk;
- 10.
hij heeft expertise op het gebied van oorzaken en behandeling van duikongevallen en duikincidenten alsmede de revalidatie na een duikongeval;
- 11.
hij heeft uitgebreide kennis van de ontwikkelingen in nationaal en internationaal duikmedisch onderzoek;
- 12.
hij beschikt over praktische ervaring in het ter plaatse verlenen van medische hulp bij duikongevallen;
- 13.
hij heeft praktische ervaring in de behandeling van duikongevallen in de compressiekamer en heeft uitgebreide kennis van de complicaties die kunnen optreden bij een hyperbare behandeling alsmede van revalidatie na duikongevallen.
10. Toetsmethodiek bij initiële certificatie
In de omschrijving van de eind- en toetstermen wordt gesproken over basale kennis, uitgebreide kennis en expertise. Deze drie indicaties van het kennisniveau zijn ontleend aan de ‘Diving Industry Personnel Competence Standards’, die zijn uitgegeven door het European Diving Technology Committee in maart 2003. In dit certificatieschema worden de kennisniveaus als volgt geïnterpreteerd:
Elementair of basaal: | de kandidaat kent de kernbegrippen en elementaire logica van de theorie van dit kennisgebied, waardoor hij op de hoogte is van de voornaamste praktische feiten |
uitgebreid: | de kandidaat beheerst de theorie van dit kennisgebied, waardoor hij bekend is met de redenen en gevolgen van de praktische toepassing door hemzelf of door anderen |
expertise | de kandidaat kent de achterliggende theorie op dit kennisgebied en kan op dit gebied zelfstandig zijn kennis vergroten, waardoor hij een rolmodel vormt en zijn kennis aan anderen kan overdragen |
10.1. Toetstermen
De certificerende instelling draagt er zorg voor dat de toetstermen minimaal blijven voldoen aan de vigerende EDTC regeling. De certificerende instelling hanteert een standaardmethodiek om te beoordelen of de kandidaat voldoet aan de eindtermen. De vakbekwaamheid van de kandidaat wordt getoetst aan de volgende toetscriteria:
1. De kandidaat beschikt over uitgebreide kennis op het gebied van de fysiologie en pathologie in relatie tot het verrichten van duikarbeid | |
1.1 | Uitgebreide kennis van hyperbare fysica, waaronder ten minste kennis van gaswetten, stromingsleer, bellenmodellen, weefseltheorieën en M-waarden |
1.2 | Uitgebreide kennis van duikmedische fysiologie en de gevolgen van overdruk en onderdompeling in een vloeistof voor de longfunctie, het gehoor- en evenwichtsorgaan en de warmteregulatie |
1.3 | Uitgebreide kennis van hyperbare pathofysiologie, waaronder ten minste de duikreflex, het blackout-mechanisme inclusief apneu, psychologie, arbeid en uithoudingsvermogen onder water, de theorieën over decompressie en het ontstaan van gasbellen |
1.4 | Uitgebreide kennis van hyperbare pathologie, waaronder acute aandoeningen (barotraumata,decompressieziekte) en chronische aandoeningen (lange termijn effecten) |
1.5 | Elementaire kennis van de werking van medicamenten onder overdruk |
1.6 | Uitgebreide kennis van zuurstofintoxicatie, effecten van hypoxie, intoxicatie met CO2 en CO en effecten van inerte gassen, zoals narcose en high pressure nervous syndrome (HPNS) |
1.7 | Basale kennis van verdrinking, de invloed van hypothermie en ongevallen onder water |
2. De kandidaat beschikt over basale kennis op het gebied van duiktechnologie en veiligheid alsmede uitgebreide kennis van relevante standaarden en wet- en regelgeving | |
2.1 | Basale kennis van operationele duikprocedures |
2.2 | Basale kennis van duik- en caissonmaterieel |
2.3 | Basale kennis van duiktabellen |
2.4 | Basale kennis van veiligheidsplanning en -monitoring tijdens de duikoperatie |
2.5 | Uitgebreide kennis van relevante standaarden en wet- en regelgeving |
3. De kandidaat heeft expertise op het gebied van de beoordeling van geestelijke en lichamelijke geschiktheid tot het verrichten van arbeid onder overdruk | |
3.1 | Expertise op het gebied van medische criteria en contra-indicaties voor fysieke en geestelijke geschiktheid |
3.2 | Expertise op het gebied van diagnostisch onderzoek bij de duiker |
3.3 | Expertise op het gebied van nationale en internationale standaarden en wet- en regelgeving ten aanzien van de duikmedische keuring |
4. De kandidaat beschikt over uitgebreide kennis van de medische gevolgen van een duikongeval alsmede basale kennis van de behandeling van duikongevallen en duikincidenten | |
4.1 | Basale kennis van de oorzaken en gevolgen van duikongevallen en incidenten tijdens het verrichten van arbeid onder overdruk |
4.2 | Basale kennis van de behandeling van duikongevallen |
4.3 | Basale kennis van revalidatie na een duikongeval en het toepassen van criteria om de duiker fit te verklaren voor zijn werkzaamheden |
5. De kandidaat is bekend met het praktische verloop van het verrichten van duikarbeid | |
5.1 | Elementaire kennis van duikarbeid |
6. De kandidaat is bekend met het praktische verloop van een behandeling in een compressiefaciliteit | |
6.1 | Elementaire kennis van de behandeling van een duikongeval in een compressiefaciliteit |
Ter verkrijging van de aantekening van bekwaamheid in het uitvoeren van de duikerarts B toetst de certificerende instelling bovendien aan de volgende aanvullende toetscriteria:
7. De kandidaat heeft expertise op het gebied van de fysiologie en pathologie in relatie tot het verrichten van arbeid onder overdruk alsmede duikongevallen | |
7.1 | Expertise op alle kennisgebieden die genoemd zijn onder punt 1 van de eindtermen |
7.2 | Expertise op het gebied van de toepassing van hyperbare zuurstof en de hierbij behorende behandelingstabellen |
8. De kandidaat heeft expertise op het gebied van duiktechnologie en veiligheid alsmede relevante standaarden en wet- en regelgeving | |
8.1 | Uitgebreide kennis van operationele duikprocedures |
8.2 | Expertise op alle overige kennisgebieden die genoemd zijn onder punt 2 van de eindtermen |
9. De kandidaat heeft expertise op het gebied van de beoordeling van geestelijke en lichamelijke geschiktheid voorafgaand aan het verrichten van arbeid onder overdruk | |
9.1 | Expertise op het gebied van medische criteria en contra-indicaties voor fysieke en geestelijke geschiktheid |
9.2 | Praktijkervaring waarbij de kandidaat onder toezicht van een gecertificeerde duikerarts B bij ten minste 5 patiënten een inkeuring uitvoert. |
10. De kandidaat heeft expertise op het gebied van oorzaken en behandeling van duikongevallen en duikincidenten alsmede de revalidatie na een duikongeval | |
10.1 | Expertise op alle kennisgebieden die genoemd zijn onder punt 3, 4, 5 en 6 van de eindtermen |
11. De kandidaat is bekend met de ontwikkelingen in nationaal en internationaal duikmedisch onderzoek | |
11.1 | Deelname aan minimaal 2 congressen of het minimaal verzorgen van 2 publicatiesof een combinatie van minimaal 1 congres en minimaal 1 publicatie |
12. De kandidaat beschikt over praktische ervaring in het ter plaatse verlenen van medische hulp bij duikongevallen | |
12.1 | Door fysieke aanwezigheid of telefonische bereikbaarheid opgetreden zijn als duikerarts bij ten minste 5 werksituaties waarbij sprake is van duikarbeid en waarbij aantoonbaar rekening is gehouden met ongevalscenario's in en rondom de compressietank of hyperbare behandelkamer |
13. De kandidaat beschikt over praktische ervaring in de behandeling van duikongevallen en revalidatie na duikongevallen | |
13.1 | Betrokken zijn geweest bij de behandeling ten minste 5 klinische gevallen van duikongevallen, waarbij de aard van de aandoeningen wordt bepaald door het actuele aanbod van patiënten bij de instelling waar de kandidaat zijn ervaring opdoet |
Het voldoen aan de toetstermen wordt beoordeeld door een schriftelijk examen, een praktijkexamen en een verrichtingenboekje. Het schriftelijk examen duurt maximaal 1,5 uur. Aan de hand van iedere examenopgave wordt de kennis van de kandidaat ten aanzien van elk van de toetstermen getoetst. De kandidaat kan maximaal 200 punten volgens de onderstaande tabel behalen.
Weging van de toetstermen duikerarts A:
Toetsterm | Punten | |
---|---|---|
1 | Fysiologie en pathologie | |
1.1 | Hyperbare fysica | 10 |
1.2 | Duikmedische fysiologie | 10 |
1.3 | Hyperbare pathofysiologie | 10 |
1.4 | Hyperbare pathologie | 10 |
1.5 | Werking van medicamenten onder overdruk | 10 |
1.6 | Zuurstofintoxicatie en effecten van inerte gassen | 10 |
1.7 | Verdrinking | 10 |
2 | Duiktechnologie, veiligheid en wet- en regelgeving | |
2.1 | Operationele duikprocedures | 5 |
2.2 | Duik- en caissonmaterieel (standaard) | 5 |
2.3 | Samenstelling van duiktabellen | 5 |
2.4 | Veiligheidsplanning en -monitoring tijdens de duikoperatie | 5 |
2.5 | Relevante standaarden, arboregels en wet- en regelgeving met betrekking tot duikarbeid | 20 |
3 | Beoordeling van geestelijke en lichamelijke geschiktheid | |
3.1 | Contra-indicaties voor arbeid onder overdruk | 30 |
3.2 | Preventief diagnostisch onderzoek | 30 |
3.3 | Standaarden en wet- en regelgeving ten aanzien van de duikmedische keuring | 15 |
4 | Duikongevallen en duikincidenten | |
4.1 | Monitoren van duikongevallen en incidenten, diagnostiseren en opstellen van een behandelplan | 5 |
4.2 | Behandeling van duikslachtoffers | 5 |
4.3 | Revalidatie na een duikongeval | 5 |
Totaal | 200 |
De toetstermen 5.1 en 6.1 worden getoetst door controle van het verrichtingenboekje van de kandidaat. Het verrichtingenboekje moet worden afgetekend door de duikploegleider in het geval van bijgewoonde duikwerkzaamheden en door een duikerarts in categorie B in geval van een demonstratie in een compressiefaciliteit. De verrichtingen ten behoeve van de toetstermen 5.1 en 6.1 omvatten gezamenlijk ten minste 3 praktijkuren van de kandidaat. De kandidaat kan met het verrichtingenboekje 50 punten per toetsterm, dus in totaal 100 punten behalen.
Ter verkrijging van de aantekening van bekwaamheid in het uitvoeren van de initiële duikmedische keuring en het uitvoeren van een klinische behandeling na een duikmedisch incident moet een specifiek examen worden afgelegd. Het examen bestaat uit een schriftelijk en mondeling gedeelte. Het schriftelijk examen duurt maximaal 1,5 uur en bestaat uit 5 hoofdonderdelen waarvoor in totaal 150 punten behaald kunnen worden volgens onderstaande tabel.
Aanvullende weging van de toetstermen duikerarts B:
Toetsterm | Punten | |
---|---|---|
7 | Fysiologie en pathologie | |
7.1 | Hyperbare fysica, duikmedische fysiologie, hyperbare pathofysiologie, hyperbare pathologie en werking van medicamenten onder overdruk | 40 |
7.2 | Toepassing van hyperbare zuurstof en de hierbij behorende behandelingstabellen | 10 |
8 | Duiktechnologie, veiligheid en wet- en regelgeving | |
8.1 | Operationele duikprocedures | 10 |
8.2 | Duik- en caissonmaterieel, duiktabellen, relevante standaarden en wet- en regelgeving en veiligheidsplanning en -monitoring tijdens de duikoperatie | 40 |
9 | Inkeuring | |
9.1 | Expertise op het gebied van medische criteria en contra-indicaties voor fysieke en geestelijke geschiktheid | 25 |
10 | Voorkoming en behandeling van duikongevallen en duikincidenten | |
10.1 | Beoordeling van geestelijke en lichamelijke geschiktheid, oorzaken en gevolgen van duikongevallen en incidenten, behandeling van duikongevallen | 25 |
Totaal | 150 |
Het mondelinge gedeelte van het examen bestaat uit de beoordeling van de wijze waarop de kandidaat zich op de hoogte houdt van ontwikkelingen op het vakgebied en zijn praktijkervaring op de duiklocatie en in een klinische omgeving. Het mondelinge examen duurt maximaal 1,5 uur. De onderwerpen worden weergegeven door de toetstermen 11, 12 en 13. De bespreking van de verrichtingenboekje maakt deel uit van het mondeling examen. De kandidaat moet de bestudeerde cases in de samenhang van de theorie van de toetstermen 7, 8, 9 en 10 kunnen plaatsen. De supervisie en eindbeoordeling is in handen van een gecertificeerde duikerarts in categorie B, die bovendien buiten de examinering geen functionele relatie met de kandidaat heeft.
Toetsterm 9.2 wordt getoetst door een praktijkexamen dat bestaat uit minimaal 10 praktijkuren waarbij de kandidaat onder toezicht van een gecertificeerde duikerarts bij ten minste 5 patiënten een inkeuring uitvoert. De supervisie en eindbeoordeling is in handen van een gecertificeerde duikerarts in categorie B, die bovendien buiten het praktijkexamen geen functionele relatie met de kandidaat heeft. De kandidaat kan met het praktijkexamen maximaal 100 punten behalen.
Toetsterm 11 wordt getoetst op grond van behaalde studiepunten. Iedere deelname aan een congres of publicatie levert per publicatie, per dag of gedeelte daarvan 15 studiepunt op. Het behalen van het studiepunt wordt door de kandidaat aangetoond door de publicatie, een bewijs van aanwezigheid of een verslag van de gebeurtenis die wordt opgevoerd. De kandidaat moet in het jaar voorafgaand aan de certificatie 30 studiepunten hebben behaald. Als de kandidaat 4 of meer gebeurtenissen opvoert is het maximale aantal punten 50. Toetstermen 12 en 13 worden getoetst door controle van het verrichtingenboekje. Het verrichtingenboekje moet zijn afgetekend door een leidinggevende in het geval werksituaties onder overdruk. In het geval van bijgewoonde klinische behandelingen van duikincidenten moet het verrichtingenboekje zijn afgetekend door een duikerarts in categorie B. Op grond van het verrichtingenboekje kunnen maximaal 100 punten worden behaald. De praktijkervaring die wordt getoetst in het kader van toetsterm 9.2, 12.1 en 13.1 omvatten gezamenlijk ten minste 10 praktijkuren van de kandidaat.
10.2. Uitslagregel van het examen
De uitslagregel van het examen wordt geregeld in de centrale itembank en in het uitvoeringsbesluit van de CKI.
11. Hercertificatie
11.1. Toetstermen voor hercertificatie
Voor de vervolgafgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat duikerarts gelden de volgende toetstermen:
1. De kandidaat beschikt over toegepaste kennis op het gebied van de fysiologie en pathologie in relatie tot het verrichten van arbeid onder overdruk | |
1.1 | Herkennen van hyperbare pathologie, waaronder acute aandoeningen (barotraumata,decompressieziekte) en chronische aandoeningen (lange termijn effecten) |
2. De kandidaat beschikt over actuele kennis op het gebied van duiktechnologie en veiligheid alsmede uitgebreide kennis van geldende standaarden en wet- en regelgeving | |
2.1 | Basale kennis van ontwikkelingen in de veiligheidsaspecten van operationele duikprocedures en het gebruik van duik- en caissonmaterieel |
2.1 | Actuele kennis van relevante standaarden en wet- en regelgeving |
3. De kandidaat heeft expertise op het gebied van de beoordeling van geestelijke en lichamelijke geschiktheid tot het verrichten van arbeid onder overdruk | |
3.1 | Actuele kennis op het gebied van nationale en internationale standaarden en wet- en regelgeving ten aanzien van de duikmedische keuring |
3.2 | Praktijkervaring met het uitvoeren van minimaal 10 periodieke duikmedische keuringen (herkeuringen) per jaar in de voorgaande 2 jaren |
4. De kandidaat beschikt over actuele kennis van de oorzaken van recente duikongevallen en duikincidenten alsmede de behandeling van de medische gevolgen | |
4.1 | Actuele kennis van de oorzaken en gevolgen van recente duikongevallen en incidenten tijdens het verrichten van arbeid onder overdruk |
4.2 | Ervaring of uitgebreide kennis op het gebied van revalidatie na een duikongeval en het opnieuw vervolgen van de werkzaamheden door de duikarbeider |
Om bij hercertficatie opnieuw de aantekening van bekwaamheid in het uitvoeren van het initiële arbeidsgezondheidskundige onderzoek te verkrijgen, moet de kandidaat bovendien voldoen aan de volgende toetstermen:
5. De kandidaat is actief als expert op het gebied van hyperbare geneeskunde inclusief de behandeling van duikongevallen en revalidatie na een duikongeval | |
5.1 | Geestelijke en lichamelijke geschiktheid om arbeid onder overdruk te verrichten |
5.2 | Doorlopende werkzaamheid in een instelling met een specialisatie op het gebied van arbeid onder overdruk of praktijkervaring met het uitvoeren van minimaal 10 initiële duikmedische keuringen (inkeuringen) per jaar in de voorgaande 2 jaren |
6. De kandidaat is op de hoogte van ontwikkelingen op het gebied van duiktechnologie en veiligheid alsmede relevante standaarden en wet- en regelgeving | |
6.1 | Uitgebreide kennis van ontwikkelingen in de veiligheidsaspecten van operationele duikprocedures en het gebruik van duik- en caissonmaterieel |
6.2 | Actuele kennis van relevante standaarden en wet- en regelgeving |
7. De kandidaat is bekend met de ontwikkelingen in nationaal en internationaal duikmedisch onderzoek | |
7.1 | Deelname aan congressen of verzorgen van publicaties |
7.2 | Verzorgen van cursussen als instructeur, docent of opleider |
11.2. Beoordelingsmethode
11.2.1. Hercertificatie
De hercertificatie wordt beoordeeld door middel van een documentenonderzoek en het aantonen van studiepunten. Het documentenonderzoek ten aanzien de praktijkervaring levert de kandidaat per opgevoerde keuring 5 punten, doch gezamenlijk maximaal 100 punten op en bestaat uit:
- •
waarheidsgetrouw overzicht van uitslagen en eventueel opgelegde beperkingen ten aanzien van alle door de kandidaat uitgevoerde herhalingskeuringen, die aan de hand van de tevens vermelde keuringsdata op individuele dossiers herleidbaar zijn.
De kandidaat moet aantonen dat hij op de hoogte blijft van nieuwe ontwikkelingen op zijn vakgebied en dat hij zijn vakkennis voortdurend uitbreidt. Hij doet dit door publicaties, deelname aan cursussen, seminars en congressen. Iedere deelname aan een congres, publicatie of dag waarop op het vakgebied geaccrediteerd onderwijs is gegeven levert 15 studiepunt op. Het behalen van het studiepunt wordt door de kandidaat aangetoond door de publicatie of een verslag van de gebeurtenis die wordt opgevoerd. De kandidaat moet in de 2 kalenderjaren voorafgaand aan de certificatie 30 studiepunten hebben behaald. Als de kandidaat 4 of meer gebeurtenissen opvoert is het maximale aantal punten 50.
De kandidaat moet de documenten volledig aan de certificerende instelling overleggen. De certificerende instelling mag desalniettemin het initiatief nemen om de documenten aan te vullen of te verifiëren bij de instantie die de documenten heeft afgegeven. De certificerende instelling kan de kandidaat uitnodigen voor een toelichtend gesprek. De certificerende instelling moet met ten minste 30% van de kandidaten een toelichtend gesprek voeren en iedere kandidaat moet minstens eens in de twaalf jaar een toelichtend gesprek gevoerd hebben.
Het toelichtende gesprek vindt plaats nadat de kandidaat de bewijzen voor het documentenonderzoek en de studiepunten heeft aangetoond. In het toelichtende gesprek wordt het overzicht van de uitgevoerde duikmedische keuringen doorgenomen en in verband gebracht met de toetstermen 1 tot en met 4. De toetstermen 1.1 en 4.1 nemen hierbij de voornaamste positie in. Het toelichtende gesprek duurt maximaal 1,5 uur en levert de kandidaat maximaal 150 punten op volgende verdeling:
Toetsterm | Punten | |
---|---|---|
1 | Fysiologie en pathologie | |
1.1 | Acute en chronische aandoeningen | 40 |
2 | Duiktechnologie, veiligheid en wet- en regelgeving | |
2.1 | Operationele duikprocedures en duik- en caissonmaterieel | 10 |
2.2 | Relevante standaarden en wet- en regelgeving | 10 |
3 | Beoordeling van geestelijke en lichamelijke geschiktheid | |
3.1 | Actuele kennis | 40 |
4 | Duikongevallen en duikincidenten | |
4.1 | Oorzaken en gevolgen van duikongevallen en incidenten | 40 |
4.3 | Behandeling en revalidatie na een duikongeval | 10 |
Totaal | 150 |
11.2.2. Hercertificatie met aantekening
De hercertificatie met de aantekening van bekwaamheid in het uitvoeren van het duikerarts B wordt beoordeeld door middel van een documentenonderzoek bestaande uit:
- 1)
bewijs van geestelijke en lichamelijke geschiktheid voor het verrichten van arbeid onder overdruk;
- 2)
verklaring van een verbintenis met een instelling met een specialisatie op het gebied van arbeid onder overdruk;
- 3)
publicaties, bewijzen van deelname aan congressen of verklaringen dat de kandidaat is opgetreden als instructeur, docent of opleider.
De kandidaat moet de documenten volledig aan de certificerende instelling overleggen. De certificerende instelling mag desalniettemin het initiatief nemen om de documenten aan te vullen of te verifiëren bij de instantie die de documenten heeft afgegeven. De certificerende instelling kan de kandidaat uitnodigen voor een toelichtend gesprek. De certificerende instelling moet met ten minste 30% van de kandidaten een toelichtend gesprek voeren en iedere kandidaat moet minstens eens in de twaalf jaar een toelichtend gesprek gevoerd hebben.
Om de aantekening van bekwaamheid in het uitvoeren van het initiële arbeidsgezondheidskundige onderzoek opnieuw te verkrijgen, moet de kandidaat reeds in het bezit zijn van een geldig certificaat duikerarts met diezelfde aantekening.
11.3. Cesuur van de beoordeling
De cesuur van de beoordeling wordt nader vastgelegd in de centrale itembank en in het uitvoeringsbesluit van de CKI.
12. Certificaat
Op het certificaat moeten minimaal de volgende gegevens vermeld zijn:
- 1)
naam van de gecertificeerde persoon;
- 2)
eenduidig certificaatnummer;
- 3)
naam, nummer inschrijving Kamer van Koophandel (indien van toepassing), en logo van de CKI;
- 4)
naam en logo Stichting Werken onder Overdruk;
- 5)
kenmerk aanwijzingsbeschikking van de minister van SZW
- 6)
referentie naar het normdocument WSCS-WOD-A persoonscertificaat duikerarts
- 7)
geldigheidscondities en categorie van het certificaat, zijnde periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (herkeuring) of initieel arbeidsgezondheidskundig onderzoek (inkeuring, klinische behandeling duikmedische incidenten);
- 8)
ingangsdatum en de datum waarop de geldigheid eindigt.
Op het certificaat wordt de tekst opgenomen dat de certificerende instelling verklaart dat de betreffende persoon voldoet aan eisen van het normdocument WSCS-WOD-A Persoonscertificaat duikerarts en dientengevolge als duikerarts vakbekwaam is in het uitvoeren van het periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek bij personen die duikarbeid verrichten.
Hieraan wordt in de gevallen van certificatie met aantekening de tekst toegevoegd dat de bekwaamheid mede betreft het initiële arbeidsgezondheidskundig onderzoek bij personen die belast worden met duikarbeid.
De tekst vermeldt tevens of het certificaat is afgeven op grond van een initiële certificatie of een hercertificatie.
13. Geldigheidscondities
Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.
- 1)
De duikerarts blijft voldoen aan de gestelde entreecriteria en de daarin gestelde opname in de registers voor bedrijfsartsen;
- 2)
De duikerarts blijft aantoonbaar werkzaam op het niveau en specialisatiegebied waarvoor het certificaat is afgegeven;
- 3)
De duikerarts met de aantekening voor het initiële arbeidsgezondheidskundige onderzoek blijft verbonden aan een instelling met een specialisatie op het gebied van arbeid onder overdruk.
Het certificaat kan worden geschorst wanneer de certificaathouder geen relevante werkervaring kan aantonen.