Einde inhoudsopgave
Arbeidsomstandighedenregeling
Bijlage XVI Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht op certificatie-instellingen belast met: persoonscertificatie op het gebied van Werken onder Overdruk
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
25-11-2021, Stcrt. 2021, 48293 (uitgifte: 03-12-2021, regelingnummer: 2021-0000193512)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2021, Stcrt. 2021, 48293 (uitgifte: 03-12-2021, regelingnummer: 2021-0000193512)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Arbeidsrecht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid re-integratie (V)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
behorend bij artikel 6.1, 2e lid
Document: WDAT-WOD-P
Inhoudsopgave
1 | Inleiding | |
2 | Definities | |
3 | Werkveldspecifieke kenmerken | |
3.1 | Beschrijving van het document | |
3.2 | Actieve partijen | |
3.3 | Risicoanalyse | |
4 | Eisen ten behoeve van de aanwijzing | |
4.1 | persoonscertificatie bij werken onder overdruk | |
4.2 | Aanwijzingscriteria | |
5 | Toezicht op de cki's | |
6 | Maatregelen |
1. Inleiding
Werken onder overdruk betreft een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang – veiligheid en gezondheid in verband met de arbeid – te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor het werken onder overdruk. Onder werken onder overdruk wordt in overeenstemming met artikel 6.13 van het Arbeidsomstandighedenbesluit verstaan: duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk.
Het betreft de volgende in het Arbeidsomstandighedenbesluit genoemde activiteiten:
- 1)
duiker (artikel 6.16 lid 6);
- 2)
duikploegleider (artikel 6.16 lid 3);
- 3)
duikmedisch begeleider (artikel 6.16 lid 7);
- 4)
duikerarts (artikel 6.14a lid 3).
De certificaten voor deze werkzaamheden worden onder deze regeling verstrekt door CKI's. Om certificaten te mogen verstrekken moet een CKI hiertoe worden aangewezen door de minister. Dit gebeurt door toetsing aan dit document betreffende aanwijzing en toezicht. In dit document is aangegeven aan welke regels en procedures de betreffende CKI's zich moeten houden.
2. Definities
Het is mogelijk dat enkele gedefinieerde begrippen of afkortingen niet letterlijk in de tekst van het certificatieschema voorkomen, maar deze begrippen of afkortingen zijn toch in de definitielijst opgenomen in verband met het feit dat deze begrippen of afkortingen in direct verband tot dit certificatieschema kunnen worden gehanteerd. Indien de definities in dit document afwijken van de definities in NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012, gelden de definities van dit document.
Begrip of afkorting | : | Betekenis |
---|---|---|
Aanvrager van een certificaat | : | De (rechts)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat. |
Aanwijzing | : | Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. |
Beheerstichting (BHST) | : | Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert. |
Beoordeling | : | Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen op basis van het door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht, op grond waarvan de nationale accreditatie-instelling rapporteert aan SZW en betrokken CKI of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek en normen. |
Caissonarbeid | : | Het verrichten van arbeid in een ruimte die onder een druk van ten minste 104 Pa boven de atmosferische druk staat en geheel of gedeeltelijk door een vloeistof wordt omgeven alsmede het verblijf in en het transport van en naar die ruimte (Arbeidsomstandighedenbesluit6.13). |
Centraal College van Deskundigen (CCvD) | : | Het college, onderdeel van en gefaciliteerd door de beheerstichting, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. |
Certificaat | : | Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 27 Warenwet. Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen. |
Certificaathouder | : | De (rechts-)persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat. |
Certificatieproces | : | Alle activiteiten via welke een certificerende instelling beoordeelt en besluit of een (rechts)persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema. |
Certificatiereglement | : | Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en certificerende instelling. |
Certificatiesysteem | : | Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud. |
Certificerings- en keuringsinstelling (CKI) | : | Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten. |
Examinator | : | De individuele persoon die namens de certificerende instelling de beoordeling van het examenwerk van de kandidaat uitvoert. |
Hyperbare behandelkamer | : | Een in een ziekenhuis of medische instelling vast opgestelde compressiekamer, bedoeld voor behandeling van patiënten onder overdruk volgens een door een arts voorgeschreven behandelprotocol. |
Kandidaat | : | De individuele persoon die aantreedt voor het examen ter verkrijging van het persoonscertificaat. |
Risicoanalyse | : | Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema. |
RI&E | : | Systematische identificatie van de ongewenste gebeurtenissen met risico's voor de veiligheid en de gezondheid met betrekking tot een activiteit op basis waarvan een beoordeling van die risico's wordt gemaakt als bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet. |
TRA (taak risico analyse) | : | Systematische identificatie van de ongewenste gebeurtenissen met risico's voor de veiligheid en de gezondheid met betrekking tot een specifieke taak op basis waarvan een beoordeling van die risico's wordt gemaakt als bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet. |
Toezicht | : | Het verzamelen van informatie door SZW of de CKI over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de aan de CKI resp. de certificaathouder gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren. |
WDA&T | : | Term gebruikt door SZW voor een werkveldspecifiek schema van aanwijzing en toezicht. Daarin zijn de normen vastgelegd waaraan CKI's dienen te voldoen om aangewezen te worden door de minister van SZW. Ook bevat het de voorwaarden waarbinnen aanwijzing plaatsvindt. |
WDAT-WOD-P | : | Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op certificatie-instellingen belast met persoonscertificatie op het gebied van werken onder overdruk. Document: WDAT-WOD-P. |
WSCS | : | Term gebruikt voor een certificatieschema dat door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als certificerende instelling voor personen, producten of systemen. |
WSCS-WOD-A | : | Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikerarts. Document: WSCS-WOD-A. |
WSCS-WOD-B | : | Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikmedisch Begeleider. Document: WSCS-WOD-B. |
WSCS-WOD-D | : | Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikarbeid. Document: WSCS-WOD-D. |
WSCS-WOD-E | : | Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikarbeid verricht door de brandweer. Document: WSCS-WOD-E. |
WSCS-WOD-F | : | Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikploegleider bij de brandweer. Document: WSCS-WOD-F. |
WSCS-WOD-L | : | Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikploegleider. Document: WSCS-WOD-L. |
3. Werkveldspecifieke kenmerken
3.1. Beschrijving van het document
Dit werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht op CKI's belast met persoonscertificatie op het gebied van werken onder overdruk wordt aangehaald als WDAT-WOD-P. Dit werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht binnen het werkveld Werken onder druk, is door de minister van SZW vastgesteld. De minister van SZW kan wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde document vervangt eerdere versies. Op- en of aanmerkingen over dit document kunnen worden ingediend bij het Centraal College van Deskundigen ‘Werken onder overdruk’.
3.2. Actieve partijen
Binnen het kader van dit document voor aanwijzing en toezicht zijn bij de opstelling betrokken geweest:
- •
Stichting werken onder overdruk (SWOD) als beheerstichting;
- •
Centraal College van Deskundigen ‘Werken onder overdruk’ als college van deskundigen van de beheerstichting.
3.3. Risicoanalyse
De volgende risico's kunnen optreden, indien de CKI in het certificatieproces niet voldoende functioneert:
- 1)
de CKI laat na om een certificaat af te geven of geeft ten onterechte een certificaat af door ontoereikende procedures en documentatie van het certificatieproces;
- 2)
de CKI is niet in staat om openheid te betrachten over toegang tot het certificatieproces, de uitvoering van de beoordeling en de eisen waartegen beoordeeld wordt;
- 3)
de CKI is niet in staat om een adequate en objectieve beoordeling uit te voeren, doordat de CKI geen onpartijdigheid kan betrachten wegens belangenverstrengeling met bijvoorbeeld opleidingsinstellingen, werkgevers en opdrachtgevers;
- 4)
de CKI geeft de kandidaten geen gelijke kansen bij het examen door inbreuken op de onpartijdigheid jegens de kandidaat;
- 5)
de CKI kan zich geen onafhankelijk beeld vormen van de vaardigheden van de kandidaat door onvoldoende afstand tot de opleiding van de kandidaat;
- 6)
de CKI kan zich door middel van het examen geen adequaat beeld vormen van de vaardigheden van de kandidaat door onvoldoende gekwalificeerde examinatoren die niet over adequate kennis, ervaring en attitude beschikken;
- 7)
de CKI maakt inbreuken op vertrouwelijkheid van beoordelingsresultaten of bedrijfsgegevens en persoonsgegevens die tijdens de beoordeling bekend zijn geworden;
- 8)
de CKI is niet ontvankelijk voor klachten met betrekking tot fouten, omissies en onredelijke gedragingen die tijdens het certificatieproces door kandidaten of belanghebbenden ervaren worden;
- 9)
de CKI oordeelt aan de hand van een aanvullende RI&E dat de veiligheid van de kandidaten en de overige betrokkenen tijdens het praktijkexamen door de onvoldoende inzet van eigen personeel of faciliteiten of de passende uitbesteding daarvan bij derden onvoldoende gewaarborgd wordt;
- 10)
de CKI is door onvoldoende kennis van werken onder overdruk en ontoereikende processen in de informatievoorziening niet in staat om gevaarlijke situaties te melden;
- 11)
de CKI levert geen adequate gegevens voor het centraal register , zodat belanghebbenden en toezichthouders de geldigheid niet kunnen nagaan.
De vereisten in dit document ten aanzien van de CKI moeten de bovengenoemde risico's beperken.
4. Eisen ten behoeve van de aanwijzing
4.1. Persoonscertificatie bij werken onder overdruk
Het beoordelen en aanwijzen van de CKI's voor persoonscertificatie vindt plaats op basis van de eisen die aan de certificerende instelling gesteld worden op grond van de aanwijzing (zie paragraaf 4.5 van dit document) en de NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012 behoudens de volgende aanvullingen en afwijkingen:
4.1.1. Wijziging van het certificatieschema
Onverlet de overige bepalingen van paragraaf 8.4 van NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012 mag de CKI in afwijking van deze paragraaf het certificatieschema niet zelf ontwikkelen of wijzigen. De CKI moet het certificatieschema gebruiken dat door de minister is vastgesteld. De CKI moet een eventueel wijzigingsvoorstel indienen bij de beheerstichting. Het Centraal College van Deskundigen moet een wijzigingsvoorstel beoordelen en kan het bestuur van de beheerstichting adviseren om een wijzigingsvoorstel voor te leggen aan de minister. De minister zal het voorstel beoordelen en bepalen of het wijzigingsvoorstel overgenomen wordt.
4.1.2. Voldoende personeel
De bepalingen van paragraaf 6.1.2 van NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012 zijn onverkort van toepassing.
4.1.3. Ontwikkeling en onderhoud van het certificatieschema
Onverlet de overige bepalingen van paragraaf 8.6 van NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012 moet de CKI rekening houden met de procedure voor wijziging van de beoordelingseisen en beoordelingsmethodiek, indien de minister hiervoor bijzondere bepalingen in een werkveldspecifiek certificatieschema heeft vastgesteld.
In aanvulling op paragraaf 8 van NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012 moet de CKI bij de communicatie over en toepassing van wijzigingen in een werkveldspecifiek certificatieschema rekeningen houden met de procedure voor vaststelling van wijzigingen overeenkomstig paragraaf 4.2.1 van dit document voor aanwijzing en toezicht.
Op grond van de aanwijzing door de minister en de overeenkomst met de beheerstichting moet de CKI de beoordelingseisen en beoordelingsmethodiek van het werkveldspecifiek certificatieschema toepassen. De beheerstichting heeft de taak om de certificatieschema's voor de relevante werkvelden te beheren en te onderhouden. De CKI moet de verrichtingen van het door de beheerstichting ingestelde Centraal College van Deskundigen, dat belast is met de werkveldspecifieke certificatieschema's, volgen en kan hieraan ook inhoudelijk bijdragen.
De CKI moet de uitvoering van de examinering van de kandidaten overeenkomstig paragraaf 8.5 van NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012 zelf evalueren. Indien uit de evaluatie blijkt dat het certificatieschema aanpassingen behoeft, dan moet de CKI hiervoor een met argumenten onderbouwd voorstel aan het Centraal College van Deskundigen doen.
4.1.4. Aan derden uitbestede werkzaamheden
De bepalingen van paragraaf 6.3 van NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012 zijn onverkort van toepassing.
4.1.5. Kwalificaties van examinatoren
In aanvulling op de bepalingen van paragraaf 6.2 van NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012 moet de CKI bij de selectie van examinatoren en de overige betrokkenen bij het examen aan de onderstaande eisen toepassen. De uitwerking van de eisen ten aanzien van het examenpersoneel moeten worden opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten, zoals het kwaliteitshandboek van de certificerende instelling.
A. Deskundigheidseisen aan examinatoren
Bij de selectie van examenpersoneel moet het examenpersoneel aan de hand van een portfolio ten minste worden beoordeeld op de volgende eisen:
- 1.
Algemeen:
- •
in staat zijn om adequaat, niet intimiderend en overtuigend te communiceren met de kandidaten en overige betrokkenen bij het examen;
- •
in staat zijn om integer, naar eer en geweten en zonder eigenbelang op te treden;
- •
in staat zijn om orde te handhaven en waar nodig correctief op te treden;
- •
in staat zijn om punctualiteit en nauwkeurigheid te betrachten bij het uitreiken van de opgaven en het innemen en uitwerkingen.
- 2.
Vakinhoudelijk:
- •
in staat zijn om de kandidaat deskundig en objectief te beoordelen door een theoretische en praktische training als examinator gevolgd te hebben;
- •
beschikken over kennis van het certificatieschema, het examenreglement, de normen voor slagen en afwijzen en de nader gestelde gedragsregels;
- •
beschikken over aantoonbare en actuele kennis van het vakgebied van het betreffende onderdeel van het praktijk- of theorie-examen en in het betreffende examenonderdeel zelf met goed gevolg examen hebben afgelegd.
De genoemde eisen ten aanzien van het examenpersoneel gelden volledig voor de examinator die betrokken is bij de beoordeling van het examenwerk en praktijkonderdelen. Voor het toezicht tijdens het theorie-examen mag een medewerker worden ingezet die niet beschikt over de inhoudelijke kennis zoals genoemd in punt 2.
B. Instructie van de overige betrokkenen bij het examen
De CKI moet ervoor zorgen dat de personen die bij het examen optreden als leden van de duikploeg, maar niet zelf kandidaat zijn, voldoende instructie krijgen om de veiligheid en onafhankelijkheid tijdens het examen te borgen. Indien de duikploeg uit meerdere kandidaten bestaat, moet elk van de leden van de duikploeg overeenkomstig worden geïnstrueerd. De CKI moet ervoor zorgen dat aan de briefing een heldere en eenduidige examencase ten grondslag ligt. Indien betrokkenen bij het examen duiken, dienen zij te beschikken over het persoonscertificaat duikarbeid (WSCS-WOD D of WSCS-WOD E). Indien de betrokkenen bij het examen optreden als duikploegleider dan wel deze rol overnemen dienen zij te beschikken over het persoonscertificaat duikploegleider (WSCS-WOD-F of WSCS-WOD-L)
C. Onafhankelijkheid
De examinatoren, de overige betrokkenen bij het examen en het personeel van de CKI moeten jegens de examenkandidaat onafhankelijk en onbevooroordeeld kunnen optreden. De onafhankelijkheid van alle betrokken omvat ten minste dat zij niet persoonlijk betrokken zijn geweest bij de opleiding van de kandidaat en dat zij in relatie tot de werkgever van de kandidaat aantoonbaar over voldoende onafhankelijkheid beschikken om hun optreden tijdens het examen en jegens de kandidaat hierdoor niet te laten beïnvloeden. De CKI moet ervoor zorgen dat de kandidaten tijdens het examen gelijke kansen krijgen en het examen veilig kunnen uitvoeren.
4.1.6. Vermeldingen op het certificaat
In aanvulling op de bepalingen van paragraaf 9.4.8 van NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012 moet op het certificaat worden vermeld:
- 1)
het inschrijvingsnummer van de CKI in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel behoudens CKI's die hiertoe niet wettelijk verplicht zijn;
- 2)
het logo van de CKI;
- 3)
het kenmerk van de aanwijzingsbeschikking van de minister van SZW;
- 4)
het logo van de beheerstichting.
4.1.7. Toezicht op de certificaathouder
De bepalingen van paragraaf 8.3 van NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012 zijn onverkort van toepassing, maar de CKI moet rekening houden met bijzondere voorschriften ten aanzien van het toezicht op de certificaathouder, indien de minister hiervoor bijzondere bepalingen in een werkveldspecifiek certificatieschema heeft vastgesteld.
4.1.8. Hercertificatie
Onverlet de overige bepalingen van paragraaf 9.6 van NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012 moet de CKI rekening houden met bijzondere voorschriften ten aanzien van de hercertificatie, indien de minister hiervoor bijzondere bepalingen in een werkveldspecifiek certificatieschema heeft vastgesteld.
4.1.9. Gebruik van het beeldmerk
In aanvulling op de bepaling van paragraaf 9.7 van NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012 moet de CKI zich bij het gebruik van een beeldmerk van de beheerstichting houden aan de voorschriften van de overeenkomst tussen de beheerstichting en de CKI.
4.2. Aanwijzingscriteria
De CKI wordt in het kader van haar aanwijzing op grond van de artikelen 1.5a t/m 1.5d Arbobesluit op de volgende criteria getoetst:
- 4.2.1.
De aangewezen CKI en de werknemers die beoordelingen zijn belast, voeren deze uit met de grootste mate van beroepsintegriteit.
- 4.2.2.
Er is een integriteitsbeleid, dat waar nodig in duidelijke voorschriften is uitgewerkt. Het personeel heeft zich aantoonbaar hieraan geconformeerd.
- 4.2.3.
De aangewezen CKI treedt integer en niet buiten zijn bevoegdheden in de markt op.
- 4.2.4.
Het personeel van de aangewezen CKI is aantoonbaar gebonden aan beroepsgeheim ten 2aanzien van al hetgeen het bij de uitoefening van zijn taak in het kader van het besluit ter kennis is gekomen, behalve tegenover de ter zake bevoegde overheidsinstanties.
- 4.2.5.
De aangewezen CKI is bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dient te voldoen aan bestuurswetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995.
- 4.2.6.
De aangewezen CKI dient te beschikken over een WA verzekering die voldoende dekking biedt voor redelijkerwijs te verwachten risico's.
- 4.2.7.
De aangewezen CKI dient een procedure te hebben waarin geregeld is dat in geval van ontdekking van een vermoeden van direct gevaar voor de veiligheid dit ogenblikkelijk door de desbetreffende medewerker gemeld wordt, en waarin staat beschreven dat de instelling z.s.m. de belanghebbenden informeert, waaronder indien van toepassing de betreffende overheidsinstantie.
- 4.2.8.
Bij beëindiging van de activiteiten door de aangewezen CKI dient deze terstond de minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen CKI met de dossiers moet doen, de (voorheen) aangewezen CKI dient hieraan mee te werken. Dit vrijwaart de (voorheen) aangewezen CKI niet van eventuele aansprakelijkheid voor fouten in door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.
- 4.2.9.
De aangewezen CKI dient de volgende procedures op schrift te hebben gesteld: een zienswijzeprocedure (afdeling 4.1.2 Awb), een bezwaarschriftprocedure (hoofdstuk 6 en 7 Awb) en een klachtenprocedure (hoofdstuk 9 Awb).
- 4.2.10.
De aangewezen CKI moet zich aantoonbaar laten vertegenwoordigen in het nationale overleg van de instellingen, georganiseerd door het CCvD. Het CCvD vertegenwoordigt Nederland bij het Europese NoBo-overleg en de CKI's nemen deel aan het overleg met het CCvD. De CKI's moeten kunnen aantonen de afspraken uit het overleg met het CCvD uit te voeren.
- 4.2.11.
Meldplicht van het weigeren, opschorten of intrekken van certificaten aan de andere CKI's en aan de beheerstichting.
- 4.2.12.
De Cki houdt zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan het vastgestelde sanctie- en maatregelenbeid. In geval van kennelijke onredelijkheid heeft de CKI op grond van de Awb de bevoegdheid hier van af te wijken. Afwijking geschiedt alleen op grond van door de certificaathouder aan te dragen argumenten. De onderbouwing voor de afwijking wordt opgenomen in het besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen worden geregistreerd door de cki.
- 4.2.13.
Alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen in het Nederlands te zijn tenzij anders met de overheid overeengekomen.
- 4.2.14.
Verbod op onderuitbesteding op afgifte van certificaten en de daaraan voorafgaande beoordeling en beslissing.
- 4.2.15.
In de overeenkomst tussen de beheerstichting en de CKI, bedoeld in artikel 1.5a, eerste lid, onderdeel f, van het besluit, bepaalt:
- a.
de beheerstichting beheert, ten behoeve van het examen dat door de aanvrager van een certificaat wordt afgelegd, een itembank waarin meerdere versies van de examenopgaven, opdrachten en casus voor het praktijkeindexamen worden vastgelegd. Het theorie-examen bevat generieke toetsopdrachten, het praktijkeindexamen daarentegen bevat specifieke toetsopdrachten;
- b.
de CKI werkt mee aan de totstandkoming van de centrale itembank;
- c.
de beheerstichting en de CKI verstrekken geen informatie aan derden over de inhoud van de itembank, bedoeld in onderdeel a en b;
- d.
in afwijking van onderdeel c, verleent de beheerstichting de Raad voor Accreditatie toegang tot de itembank, bedoeld in onderdeel a, indien dat voor de beoordeling en tussentijdse audits van de CKI naar het oordeel van de Raad voor Accreditatie nodig is;
- e.
de beheerstichting draagt er zorg voor dat tekortkomingen in de itembank die tijdens de in onderdeel d genoemde beoordelingen en audits kunnen blijken, zo spoedig mogelijk worden opgelost zodat dit een positieve beoordeling van de CKI door de Raad voor Accreditatie niet in de weg kan staan; en
- f.
welke regels gelden ten aanzien van de aanvraag voor de aanlevering van examenversies uit de centrale itembank, de samenstelling van versies, de aanlevering op de examenlocatie en het onderhoud van de centrale itembank.
5. Toezicht
In verband met de verplichtingen in het kader van toezicht zijn de volgende artikelen van toepassing; artikelen 1.5b en 1.5c Arbobesluit en artikel 1.1a Arboregeling.
Ten behoeve van de informatieverzameling dient de CKI kosteloos:
- a)
Zich jaarlijks vóór 1 maart schriftelijk aan SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren op elk werkveld waarvoor de instelling door de minister van SZW is aangewezen (de schriftelijke verantwoording wordt naar de Nederlandse Arbeidsinspectie gezonden). In deze schriftelijke verantwoording worden tenminste de onderwerpen behandeld:
- 1.
de door de instelling afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;
- 2.
wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende accreditaties, reglementen en procedures;
- 3.
wijzigingen in de bestuurssamenstelling;
- 4.
wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;
- 5.
aan derden uitbestede werkzaamheden;
- 6.
structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;
- 7.
het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere certificerende instellingen;
- 8.
door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;
- 9.
tegen de beslissingen van de instelling ingediende bezwaren en aangespannen zaken en de wijze van afhandeling daarvan;
- 10.
een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen.
- 11.
Het aantal malen per kalenderjaar dat afgeweken wordt van het sanctie- en maatregelenbeleid.
- b)
Mee te werken aan controles in opdracht van SZW (in de praktijk betekent dit dat de controles door de Nederlandse Arbeidsinspectie en de nationale accreditatie-instantie uitgevoerd kunnen worden) .
- c)
Tijdige en juiste informatie te verstrekken die SZW nodig heeft om te kunnen beoordelen of zij aan de aanwijzingsnormen blijft voldoen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Nederlandse Arbeidsinspectie of de nationale accreditatie-instantie verstrekt moet worden).
- d)
Terstond informatie te verstrekken aan SZW en aan de Beheerstichting in het kader van hun registratietaak, over individuele certificaten/certificaathouders waaraan een sanctie is opgelegd (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Nederlandse Arbeidsinspectie verstrekt moet worden).
- e)
Informatie te verstrekken aan de Nederlandse Arbeidsinspectie over de wijze waarop zij certificaten heeft verstrekt en van de wijze waarop zij het doen en laten van certificaathouders periodiek beoordeelt.
- f)
Aan te tonen aan SZW dat zij voldoende controleert of certificaathouders blijven voldoen aan de certificatie-eisen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Nederlandse Arbeidsinspectie, of nationale accreditatie-instantie verstrekt moet worden). In ieder geval worden frequentie, aard en omvang (tijdsduur) van de controles weergegeven.
- g)
SZW in te lichten zodra zij voornemens is een of meer van haar taken te beëindigen.
- h)
hSZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende accreditatie of beoordeling op basis van een wettelijke specifiek schema.
6. Maatregelen
Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.