Einde inhoudsopgave
Arbeidsomstandighedenregeling
Bijlage XVIc Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikarbeid (WSCS-WOD-D)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
25-11-2021, Stcrt. 2021, 48293 (uitgifte: 03-12-2021, regelingnummer: 2021-0000193512)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2021, Stcrt. 2021, 48293 (uitgifte: 03-12-2021, regelingnummer: 2021-0000193512)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Arbeidsrecht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid re-integratie (V)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
behorend bij artikel 6.5, derde lid
Hoofdstuk 1. Definities
In deze bijlage wordt verstaan onder:
Ademgas: Een gasmengsel anders dan ademlucht bedoeld om in te ademen tijdens arbeid onder overdruk. De samenstelling van ademgas kan variëren naar gelang de aard van de arbeid onder overdruk waarbij het gebruikt wordt;
Ademlucht: Samengeperste lucht en bevat 21% zuurstofgas, minimaal 78% stikstofgas en maximaal 1% overige gassen;
Aangedreven gereedschap: arbeidsmiddelen die pneumatisch, hydraulisch, mechanisch of elektrisch dan wel via munitie worden aangedreven; Beheerstichting: Stichting Werken onder Overdruk (SWOD) zijnde de schemabeheerder, bedoeld in artikel 1.5b, eerste lid, onderdeel m, van het besluit.
Bell-man: De duiker die in de duikklok aanwezig blijft terwijl andere duikers werkzaamheden uitvoeren;
Bell-run: Een duik maken met een open of gesloten duikklok;
CCvD WOD: Het Centraal College van Deskundigen Werken onder Over Druk, onderdeel van en gefaciliteerd door de beheerstichting, dat belanghebbende partijen in de duiksector de mogelijkheid biedt tot deelname bij het overleg over het opstellen en onderhouden van werkveld specifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen;
Certificaatregister: Register dat door de beheerstichting wordt beheerd op basis van de gegevens die de certificerende instellingen vastleggen op grond van artikel 1.5b, eerste lid, onderdeel l, van het besluit;
Decompressietank: Drukvat geschikt voor menselijk verblijf ter ondersteuning van duik- en overdrukwerkzaamheden, zowel voor gecontroleerde decompressie als voor behandeling van decompressieverschijnselen of overdruktrauma's, niet zijnde een hyperbare behandelkamer;
Duikklok, gesloten of droge: Een afzinkbare kamer, met inbegrip van de rechtstreeks daarmee verbonden delen tot aan de voorziening voor de aansluiting met andere apparatuur, afsluitbaar door middel van één of twee deuren, bedoeld voor het transport van duikers tussen de onder water gelegen werkplek en de oppervlakte of de aan de oppervlakte gesitueerde decompressietank, ook wel closed bell genoemd;
Duikklok, open of natte: Halfopen duikklok welke is voorzien van een droge ruimte gevuld met ademgas waar ook in geval van nood geademd kan worden, ook wel wet bell genoemd;
Duiklogboek: Het persoonlijk duiklogboek, bedoeld in artikel 6.16, vijfde lid, van het besluit;
Duiktijd: Tijdsduur van de duikarbeid weergegeven in minuten die aanvangt bij het moment van afdalen en eindigt bij het moment van opkomen;
Geconditioneerde omstandigheden: Omgeving waar op voorhand met behulp van een risicoanalyse ingeschat kan worden dat er geen sprake is van een voorzienbare kans dat de duiker in moeilijkheden zal geraken tijdens de duikarbeid, waarbij ten minste wordt voldaan aan elk van de volgende criteria:
- a.
maximaal bereikbare diepte van 9 meter;
- b.
ten minste 4 meter onderwaterzicht indien de omvang van het zwembad, aquarium of vergelijkbare gesloten bassin dit toelaat;
- c.
een stroomsnelheid van-, maximaal 0,5 meter per seconde; en
- d.
te allen tijde mogelijkheid tot vrije opstijging.
Hieronder wordt in ieder geval verstaan: zwembaden, duiktorens, aquaria of bassins met vergelijkbare omstandigheden;
Hyperbare behandelkamer: Een in een ziekenhuis of medische instelling vast opgestelde decompressietank, bedoeld voor behandeling van patiënten onder overdruk volgens een door een arts voorgeschreven behandelprotocol;
LARS: Launch and recovery system, een afzinkbare open kooiconstructie met clump weight, met inbegrip van de rechtstreeks daarmee verbonden delen tot aan de voorziening voor de aansluiting met andere apparatuur, bedoeld voor het transport van duikers tussen de onder water gelegen werkplek en de oppervlakte, geschikt voor het gebruik voor inwaterdecompressie;
NEN-EN-ISO/IEC 17024: Algemene eisen voor instellingen die certificatie van personen uitvoeren, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut, zoals opgenomen in de versie NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012;
No Deco Tijd: Tijdsduur waarbij op basis van duikdiepte en duiktijd geen decompressiestop(s) is benodigd;
Niet aangedreven handgereedschap: Arbeidsmiddelen die met de hand worden ingezet en enkel door middel van het inzetten van spierkracht het beoogde effect realiseren. Hieronder worden in ieder geval verstaan: een ruitenhamer, een gordelsnijder, een mes, een handzaag, een ketting, een kabel en een hijsband;
Opleidingsportfolio: een verzameling van bewijsstukken van een kandidaat van het doorlopen van een opleiding die voldoet aan het in het certificatieschema gestelde opleidingscurriculum voor de betreffende categorie duikarbeid, waarmee de opleiding aantoonbaar aan de eindtermen voldoet;
Portfolio: Een verzameling van bewijsstukken van een kandidaat voor het aantoonbaar voldoen aan de entreecriteria;
Praktijkexamen: Examen waarmee een deelnemer praktisch getoetst wordt ten behoeve van initiële certificatie;
Praktijkverrichting: Instrument van de certificerende instelling waarmee hij de doorlopende beroepservaring praktisch kan toetsen;
Proeve van bekwaamheid: Examen waarmee een deelnemer praktisch getoetst wordt ten behoeve van hercertificatie;
Saturatieduiken: Werkzaamheden onder overdruk waarbij, gerelateerd aan tijd en diepte, de lichaamsweefsels zijn verzadigd met inert gas, ook wel verzadigingsduiken genoemd;
SCUBA: Self contained underwater breathing apparatus, zijnde een verzamelnaam voor duikmaterieel dat zich kenmerkt door ademgasvoorziening vanuit drukvaten die door de duiker meegedragen worden;
SSE: Surface supplied equipment, zijnde een verzamelnaam voor duikmaterieel dat zich kenmerkt door ademgasvoorziening vanaf de oppervlakte;
Totale tijd onder druk: Totale tijd die duiker onder druk is geweest gerelateerd aan duikarbeid; te weten de som van duiktijd en tijd inwaterdecompressie of oppervlaktedecompressie.
Hoofdstuk 2. Eisen
De eisen in NEN-EN-ISO/IEC 17024 zijn onverkort van toepassing voor het verlenen van een certificaat overeenkomstig deze bijlage, tenzij daarvan in deze bijlage wordt afgeweken.
(Hoofdstuk 3. vervallen)
Hoofdstuk 3
(vervallen)
Hoofdstuk 4. Certificatieprocedure
§ 4.1. Certificatiereglement
- 1.
De certificerende instelling stelt een certificatiereglement op dat ten minste de onderwerpen van dit hoofdstuk regelt.
- 2.
Dit reglement omschrijft de procedure voor de certificering van duikers.
§ 4.2. Aanvraag
- 1.
De kandidaat dient in overeenstemming met de certificatieprocedure een aanvraag in voor het Persoonscertificaat duikarbeid bij een certificerende instelling.
- 2.
De certificerende instelling verstrekt aan de kandidaat alle relevante informatie over de certificatieprocedure.
§ 4.3. Certificatiebeslissing
- 1.
De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de certificerende instelling die niet betrokken is geweest bij de examinering van de kandidaten.
- 2.
Hij is daartoe gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures van de certificerende instelling.
§ 4.4. Geldigheidsduur van het certificaat
- 1.
De geldigheidsduur van het certificaat is maximaal vier jaar, mits tijdens die periode door de certificaathouder wordt voldaan aan de condities, bedoeld in hoofdstuk 13.
- 2.
De certificerende instelling registreert de gegevens van de certificaathouder.
- 3.
Deze gegevens worden ten minste zo vaak als zich mutaties voordoen elektronisch verzonden aan de beheerstichting.
- 4.
In de overeenkomst van de beheerstichting met de certificerende instelling, bedoeld in artikel 1.5a, onderdeel f, van het besluit kan worden geregeld op welke wijze de toelevering van gegevens plaatsvindt, in verband met opname daarvan in het certificaatregister.
§ 4.5. Norminterpretatie
- 1.
Indien bij de uitvoering door certificerende instellingen blijkt dat er interpretatieproblemen zijn of dat de certificerende instellingen een eis uiteenlopend interpreteren, vindt in het CCvD WOD overleg over een geharmoniseerde interpretatie plaats.
- 2.
Het CCvD WOD stelt vervolgens een geharmoniseerde interpretatie vast en publiceert deze op de website van de beheerstichting.
Hoofdstuk 5. Examenreglement
§ 5.1. Algemeen
- 1.
De certificerende instelling stelt een examenreglement op dat bepalingen bevat over de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van examens.
- 2.
De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificerende instelling.
- 3.
Het examen bestaat uit de volgende onderdelen:
- a.
een portfoliobeoordeling;
- b.
een theorie-examen; en
- c.
een praktijkexamen.
§ 5.2. Uitvoering van het examen
- 1.
De certificerende instelling heeft een examenreglement met in ieder geval regels betreffende:
- a.
aanvraagprocedure;
- b.
bevestiging van deelname en oproep;
- c.
identificatie van de deelnemers;
- d.
toelating en afwezigheid;
- e.
examenduur en wijze van examinering;
- f.
gedragsregels voor kandidaten;
- g.
regeling aangepast examen;
- h.
normen voor slagen en afwijzen;
- i.
bekendmaking van de voorlopige en definitieve uitslag;
- j.
bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;
- k.
inzagerecht;
- l.
geldigheidsduur van het examenresultaat;
- m.
kansen en herkansen van een examen of onderdeel daarvan;
- n.
locatie van theorie- en praktijkexamen;
- o.
examenmiddelen voor theorie-examen; en
- p.
faciliteiten inzake het praktijkexamen.
- 2.
Indien een certificerende instelling het afnemen van een examen uitbesteedt aan een exameninstelling wordt deze uitbesteding schriftelijk vastgelegd in een contract tussen de certificerende instelling en de exameninstelling.
- 3.
De certificerende instelling meldt aan de beheerstichting dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en welke instelling het betreft.
- 4.
Indien het theorie-examen digitaal wordt afgenomen met gebruik van ICT-middelen, worden hiervoor aanvullende bepalingen opgenomen in het examenreglement van de certificerende instelling.
§ 5.3. Eisen te stellen aan het examenpersoneel
- 1.
Het examenpersoneel voldoet aan de algemene en vakinhoudelijke eisen alsmede onafhankelijkheidseisen die zijn gesteld in paragraaf 4.1.5 van Bijlage XVI.
- 2.
Daarbij gelden de volgende aanvullende eisen aan kennis:
- a.
de examinator is in staat een duiklogboek te lezen en het gevolgde opleidingscurriculum van de kandidaat aan de hand van het opleidingsportfolio te beoordelen;
- b.
de examinator is in staat te beoordelen of de kandidaat in staat is om zelfstandig verrichtingen uit te voeren, waarbij de briefing en begeleiding vanuit de duikploeg beperkt blijft tot het niveau dat gebruikelijk is bij een duik; en
- c.
de examinator heeft actuele en aantoonbare kennis van duikprocedures, duikmaterieel en veiligheidsmaatregelen voor de desbetreffende subcategorie van de te beoordelen duikarbeid en heeft niet langer dan vier jaar geleden met goed gevolg het theorie-examen duikploegleider afgelegd In het geval dat de examinator optreedt als duikploegleider beschikt hij over het persoonscertificaat Duikploegleider met de van toepassing zijnde scope.
- 3.
Tevens geldt een aanvullende eis ten aanzien van praktijkervaring voor examinators die betrokken zijn bij praktijkexamens:
- a.
in de afgelopen acht jaar ten minste twee jaar ervaring als duiker voor de desbetreffende subcategorie en vier jaar als duikploegleider voor de desbetreffende subcategorie,
- b.
in de afgelopen acht jaar ten minste zes jaar als duikploegleider voor de desbetreffende subcategorie, of
- c.
een doorlopende beroepservaring als examinator zoals vastgelegd in het examenreglement van de certificerende instelling.
- 4.
Indien een examinator tijdens het examen duikt, beschikt hij over het desbetreffende persoonscertificaat Duikarbeid.
§ 5.4. Eisen inzake het examen
- 1.
Medewerkers van een certificerende instelling of medewerkers die werkzaamheden verrichten namens een certificerende instelling, dragen zorg voor absolute geheimhouding van de examenopgaven.
- 2.
De certificerende instelling beschikt over schriftelijke geheimhoudingsverklaringen van deze medewerkers.
- 3.
Het theorie-examen wordt in beginsel schriftelijk afgenomen in de Nederlandse taal.
- 4.
Voor het afnemen van examens maakt de certificerende instelling gebruik van een centrale itembank die wordt beheerd door de beheerstichting.
Hoofdstuk 6. Toezicht
§ 6.1. Medewerking aan toezicht
- 1.
De certificerende instelling beoordeelt periodiek of de certificaathouder blijft voldoen aan de gestelde eisen.
- 2.
De certificaathouder werkt mee aan toezicht door de certificerende instelling, de nationale accreditatie-instantie en de Nederlandse Arbeidsinspectie.
- 3.
De certificaathouder en de certificerende instelling sluiten een certificatieovereenkomst, waarin ten minste de volgende verplichtingen van de certificaathouder zijn opgenomen. De certificaathouder:
- a.
geeft op verzoek van de certificerende instelling binnen zes weken inzage in zijn duiklogboek;
- b.
verleent op verzoek van de certificerende instelling binnen zes weken zijn medewerking om een tussentijdse controle van praktijkverrichtingen uit te voeren;
- c.
geeft toestemming aan de certificerende instelling om het verslag van bevindingen, bedoeld in paragraaf 6.4, en overige bekende informatie te verstrekken aan de Nederlandse Arbeidsinspectie in het geval van weigering, schorsing en intrekking van het certificaat, alsmede van geconstateerde situaties waarin sprake is van gevaar voor veiligheid en gezondheid van medewerkers of derden bij werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd.
§ 6.2. Frequentie van het toezicht
- 1.
De certificerende instelling voert indien nodig in aanvulling op de in paragraaf 6.1 bedoelde periodieke beoordeling tussentijdse controles uit.
- 2.
De certificerende instelling controleert een certificaathouder in elk geval tussentijds in de volgende situaties:
- a.
bij een ernstig vermoeden van gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar wordt of kan worden gebracht;
- b.
naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende overeenkomstig paragraaf 6.3.4;
- c.
op specifieke melding van de Nederlandse Arbeidsinspectie.
- 3.
De certificaathouder geeft de certificerende instelling ten minste elke twee jaar inzage in zijn doorlopende beroepservaring als bedoeld in paragraaf 11.2.1.
- 4.
Bij de controle van de doorlopende beroepservaring wordt met name gelet op:
- a.
het aantal duiken waarbij de hoeveelheid duiken is gerelateerd aan aantal briefings, debriefings, predive- en postdivechecks van de duikuitrusting;
- b.
de verdeling van de duiksystemen, sub-categorie aard van de duiken/scope.
- 5.
Voor de registratie van de duiklogboekcontroles, de beoordelingen van de doorlopende beroepservaring en de certificatiebeslissingen of maatregelen jegens de certificaathouder voert de certificerende instelling een deugdelijke administratie.
- 6.
De in onderdeel 4 en 5 bedoelde administratie blijft minimaal 5 jaar beschikbaar.
§ 6.3. Uitvoering van het toezicht
§ 6.3.1. Uitvoeringsplan
- 1.
De certificerende instelling maakt een uitvoeringsplan voor een tussentijdse controle als bedoeld in paragraaf 6.2.
- 2.
Het uitvoeringsplan beschrijft ten minste:
- a.
aanleiding voor de controle;
- b.
wijze waarop de controle wordt uitgevoerd; en
- c.
wijze waarop de certificaathouder medewerking verleent aan de controle.
- 3.
Het uitvoeringsplan wordt schriftelijk aan de certificaathouder kenbaar gemaakt.
- 4.
De certificaathouder verleent binnen zes weken na de aankondiging van de controle zijn medewerking aan de uitvoering van de controle.
- 5.
Het uitvoeringsplan kan in overleg met de certificaathouder tot stand komen.
- 6.
Het uitvoeringsplan behandelt verder de locatie, de partij die het materieel en de duikploeg ter beschikking stelt en de partij die de verantwoordelijkheid over het materieel, de duikploeg en de verrichtingen van de certificaathouder draagt.
§ 6.3.2. Inzage in het duiklogboek
De certificerende instelling controleert het duiklogboek op zijn minst op de volgende criteria:
- a.
wijze van administreren en aanwezigheid van onlogische gegevens;
- b.
aantal gemaakte duiken binnen de geldigheidsduur van het certificaat; en
- c.
de diepte, het gebruikte duiksysteem en decompressie en procedures van de duiken in relatie tot de categorie van duikwerkzaamheden waarvoor het certificaat is afgegeven.
§ 6.3.3. Beoordeling van een praktijkverrichting
- 1.
Indien de certificerende instelling een praktijkverrichting gaat beoordelen op basis van de resultaten van de controle van het duiklogboek, bedoeld in paragraaf 6.3.2, dan wordt de keuze van de vereiste verrichting beargumenteerd in relatie tot de aanleiding voor de controle en de eindtermen van het certificatieschema.
- 2.
De certificerende instelling treedt louter op als beoordelaar van de praktijkverrichting en er bestaat uit dien hoofde dan ook geen werkgever-werknemer verantwoordelijkheid.
- 3.
De partij waarmee wordt samengewerkt is naar keuze van de certificerende instelling.
- 4.
De praktijkverrichting die in de controle betrokken wordt, wordt beoordeeld volgens de specifieke eisen van het certificatieschema die voor deze verrichting gelden op basis van de in hoofdstuk 9 bedoelde eindtermen.
§ 6.3.4. Beoordeling naar aanleiding van klachten
- 1.
Indien de certificerende instelling van een belanghebbende klachten over de certificaathouder ontvangt, beoordeelt de certificerende instelling of de klacht aanleiding geeft tot een tussentijdse controle in het kader van toezicht.
- 2.
De belanghebbende klager en de certificaathouder worden schriftelijk op de hoogte gesteld van de beslissing.
- 3.
Een eventuele controle wordt uitgevoerd overeenkomstig paragraaf 6.3.1 tot en met 6.3.3.
- 4.
Indien een certificerende instelling naar aanleiding van een klacht besluit geen controle uit te voeren, wordt dit besluit schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd opgenomen in het dossier.
§ 6.4. Verslag van bevindingen
- 1.
De certificerende instelling maakt een verslag van de bevindingen naar aanleiding van de tussentijdse controles.
- 2.
In het verslag wordt ingegaan op:
- a.
aanleiding voor de controle;
- b.
wijze waarop de controle is uitgevoerd;
- c.
bevindingen en resultaten van de controle;
- d.
tekortkomingen die door een aanvullende opleiding of praktijkervaring en een daarop volgende examinering kunnen worden gecorrigeerd;
- e.
geanticipeerde consequenties voor de certificaathouder op het moment van hercertificatie; en
- f.
een eventueel opgelegde maatregel als bedoeld in paragraaf 6.5.
- 3.
Het verslag wordt ter beschikking gesteld aan de certificaathouder.
§ 6.5. Maatregelen
§ 6.5.1. Schorsing
- 1.
De certificerende instelling besluit tot schorsing van een certificaat, indien de certificaathouder:
- a.
niet binnen zes weken na een verzoek daartoe het duiklogboek overlegt;
- b.
niet binnen zes weken na een verzoek daartoe medewerking verleent aan het uitvoeren van een beoordeling van praktijkverrichtingen;
- c.
na de beoordeling van de toetscriteria voor hercertificatie niet voldoet aan de certificatie-eisen in dit schema;
- d.
niet aan zijn financiële verplichtingen jegens de certificerende instelling voldoet;
- e.
misbruik maakt van het beeldmerk van de beheerstichting of de certificerende instelling;
- f.
onvoldoende heeft voorkomen dat er misbruik wordt gemaakt van het certificaat; of
- g.
een bij de tussentijdse controles geconstateerde tekortkoming niet binnen twee weken na de opgelegde waarschuwing, bedoeld in paragraaf 6.5.4, heeft gecorrigeerd.
- 2.
Indien blijkt dat de certificaathouder een tekortkoming, bedoeld in het eerste onderdeel, onder c, heeft, dan wordt hij, in de gelegenheid gesteld om de tekortkoming binnen drie maanden te corrigeren door een nadere opleiding of praktijkervaring en een daarop volgende examinering. Deze termijn van drie maanden kan worden verlengd tot maximaal zes maanden wanneer de certificaathouder kan aantonen dat hij niet in staat is de tekortkoming binnen drie maanden op te lossen.
- 3.
De schorsing wordt opgeheven, zodra de certificaathouder de tekortkoming, bedoeld in het eerste onderdeel, onder a, b, d, e of f, of het tweede onderdeel, heeft gecorrigeerd en de certificerende instelling zich daarvan in voldoende mate heeft kunnen overtuigen.
- 4.
De schorsing en de opheffing van de schorsing wordt verwerkt in het certificaatregister.
§ 6.5.2. Intrekking
- 1.
De certificerende instelling besluit tot intrekking van een certificaat, indien de certificaathouder:
- a.
niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan aan de correctie van een tekortkoming die hem in het kader van een schorsing is kenbaar gemaakt;
- b.
aantoonbaar een situatie creëert waarbij de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden ernstig in gevaar wordt of kan worden gebracht tijdens werkzaamheden die door een afgegeven certificaat worden gereguleerd;
- c.
zich schuldig heeft gemaakt aan examenfraude of fraude ten aanzien van het duiklogboek door valsheid in geschrifte; of
- d.
in laatste instantie gerechtelijk is veroordeeld voor feiten, waarbij hij ernstige fouten heeft gemaakt of door eigen schuld ernstig tekort is geschoten op veiligheidsaspecten bij de verrichting van duikwerkzaamheden.
- 2.
Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden, wordt door de certificerende instelling op verzoek van en voor rekening van de certificaathouder een inschalingstraject opgesteld.
- 3.
Een verzoek tot certificatie kan worden ingediend vanaf één jaar na intrekking van het certificaat.
- 4.
De intrekking wordt verwerkt in het certificaatregister.
§ 6.5.3. Weigering
- 1.
De certificerende instelling besluit tot weigering van een certificaat indien:
- a.
de aanvrager aantoonbaar niet of de certificaathouder aantoonbaar niet meer voldoet aan de certificatie-eisen van deze bijlage;
- b.
de aanvrager of de certificaathouder aantoonbaar een situatie veroorzaakt bij werkzaamheden die door een nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden ernstig in gevaar wordt of kan worden gebracht; of
- c.
sprake is van omstandigheden zoals genoemd in artikel 1.5g, eerste lid, onderdeel b, van het besluit.
- 2.
De weigering van hercertificatie wordt verwerkt in het certificaatregister.
§ 6.5.4. Waarschuwing
- 1.
De certificerende instelling besluit tot een schriftelijke waarschuwing van een certificaathouder, indien:
- a.
een certificaathouder zijn documenten niet ten minste twee weken voor het verstrijken van de beoordelingsdatum van de doorlopende beroepservaring indient; of
- b.
bij controle door de certificerende instelling blijkt dat een tekortkoming is geconstateerd op basis van het duiklogboek, waarbij schorsen, intrekken van het certificaat of weigeren van hercertificatie niet proportioneel is en die naar het oordeel van de certificerende instelling binnen een maand gecorrigeerd kan worden.
- 2.
De certificerende instelling neemt de waarschuwing op in het dossier van de certificaathouder.
Hoofdstuk 7. Onderwerp van de certificatie en categorieën van duikarbeid
- 1.
Bij de certificatie van de vakbekwaamheid voor het verrichten van duikarbeid worden categorieën onderscheiden op grond van het gebruikte duikmaterieel en de maximaal bereikte diepte. De volgende categorieën van duikarbeid worden onderscheiden:
- A.SCUBA
Duikarbeid met behulp van SCUBA, waarbij de volgende subcategorieën worden onderscheiden:
- A1.
Duikarbeid met behulp van SCUBA met ademlucht binnen geconditioneerde omstandigheden.
- A2.
Duikarbeid met behulp van SCUBA met ademgas tot en met een duikdiepte van 15 meter en binnen de grenzen van No Deco duiktijden.
- A3.
Duikarbeid met behulp van SCUBA met ademgas tot en met een diepte van 30 meter.
- B.SSE
Duikarbeid met behulp van SSE, waarbij de volgende subcategorieën worden onderscheiden:
- B0.
Duikarbeid met behulp van SSE met ademlucht binnen geconditioneerde omstandigheden.
- B1.
Duikarbeid met behulp van SSE met ademgas tot en met een duikdiepte van 15 meter en binnen de grenzen van No Deco duiktijden.
- B2.
Duikarbeid met behulp van SSE met ademgas tot en met een diepte van 30 meter, exclusief duiken vanuit een open duikklok.
- B3.
Duikarbeid met behulp van SSE met ademgas tot en met een diepte van 50 meter, exclusief duiken vanuit een open duikklok.
- B4.
Duikarbeid met behulp van SSE met ademgas tot en met een diepte van 50 meter, inclusief duiken vanuit een open duikklok.
- C.Gesloten duikklok
Duikarbeid met behulp van een gesloten duikklok met ademgas.
- 2.
Op het certificaat wordt altijd de volledige aanduiding van de betreffende categorie inclusief de eventueel gestelde voorwaarden vermeld.
- 3.
De certificerende instelling heeft de mogelijkheid om verschillende categorieën en voorwaarden op één certificaat te vermelden.
§ 7.1. Dieper duiken dan aangegeven in de categorie van het certificaat (geldt alleen voor de categorieën A3, B3, B4)
- 1.
Er kunnen zich situaties voordoen waarbij er dieper moet worden gedoken dan bij de categorie A3, B3 en B4 staat aangegeven.
- 2.
Het certificaat voor deze categorieën biedt de mogelijkheid om dieper te duiken indien er aanvullend een risico-inventarisatie- en evaluatie voor wordt opgesteld. Op basis hiervan wordt er een plan van aanpak opgesteld ten aanzien van apparatuur, de te gebruiken duiktabellen en noodprocedures.
- 3.
De duiker krijgt aantoonbare doeltreffende opleiding en training en de training is afgestemd op de type werkzaamheden.
- 4.
De werkgever is verantwoordelijk voor het opstellen van de aanvullende risico-inventarisatie- en evaluatie en het zo nodig verzorgen van de opleiding en training van de duiker.
Hoofdstuk 8. Entreecriteria
§ 8.1. A. SCUBA
De kandidaat wordt toegelaten tot het certificatieprocedure ter verkrijging van het wettelijk vereiste persoonscertificaat duikarbeid met aantekening van categorie A1, A2 of A3, indien hij voldoet aan de volgende entreecriteria:
- a.
de kandidaat heeft de leeftijd van minimaal 18 jaren bereikt;
- b.
de kandidaat beschikt over een geldig duikmedisch attest conform de eisen opgenomen in artikel 6.14a van het besluit;
- c.
de kandidaat kan een volledig en positief beoordeeld opleidingsportfolio overleggen van een opleiding in het verrichten van duikwerkzaamheden in de subcategorie waarvoor het certificaat aangevraagd wordt en die opleiding voldoet aan de volgende eisen:
- 1°
de betrokken opleidingsinstelling is voor het geven van de betreffende opleiding blijkens een door de beheerstichting openbaar gemaakte lijst erkend door de certificerende instelling op grond van vooraf kenbaar gemaakte kwalificatie-eisen;
- 2°
in alle gevallen voldoet de door de kandidaat gevolgde opleiding blijkens een door de opleidingsinstelling afgegeven opleidingsportfolio en het duiklogboek van de kandidaat aantoonbaar aan de eisen die dit certificatieschema stelt aan het betreffende opleidingscurriculum; en
- d.
de kandidaat is in het bezit van een geheel ingevuld duiklogboek dat:
- 1°
is voorzien van een pasfoto; en
- 2°
de duiken vermeldt die zijn verricht.
§ 8.2. B. SSE
- 1.
De kandidaat wordt toegelaten tot het certificatieprocedure ter verkrijging van het wettelijk vereiste persoonscertificaat duikarbeid met aantekening van categorie B0, B1, B2, B3 of B4, indien hij voldoet aan de volgende entreecriteria:
- a.
de kandidaat heeft de leeftijd van minimaal 18 jaren bereikt;
- b.
de kandidaat beschikt over een geldig duikmedisch attest conform de eisen opgenomen in artikel 6.14a van het besluit;
- c.
de kandidaat kan een volledig en positief beoordeeld opleidingsportfolio overleggen van een opleiding in het verrichten van duikwerkzaamheden in de subcategorie waarvoor het certificaat aangevraagd wordt en die opleiding voldoet aan de volgende eisen:
- 1°
de betrokken opleidingsinstelling is voor het geven van de betreffende opleiding blijkens een door de beheerstichting openbaar gemaakte lijst door de certificerende instelling erkend op grond van vooraf kenbaar gemaakte kwalificatie-eisen; en
- 2°
in alle gevallen voldoet de door de kandidaat gevolgde opleiding blijkens een door de opleidingsinstelling afgegeven opleidingsportfolio en het duiklogboek van de kandidaat aantoonbaar aan de eisen die dit certificatieschema stelt aan het betreffende opleidingscurriculum; en
- d.
de kandidaat is in het bezit van een geheel ingevuld duiklogboek dat:
- 1°
is voorzien van een pasfoto; en
- 2°
de duiken vermeldt die zijn verricht.
- 2.
In het geval van een aanvraag tot certificatie in subcategorie B0:
- a.
voldoet de kandidaat blijkens het resultaat van een afgenomen praktijkexamen ten minste aan beoordelingseisen zoals die gelden voor het verkrijgen van het persoonscertificaat duikarbeid in subcategorie A1, hetgeen de kandidaat kan aantonen door het overleggen van het betreffende persoonscertificaat dat door een certificerende instelling is afgegeven; of
- b.
heeft de kandidaat een volledig en positief beoordeelde opleidingsportfolio van een erkende opleidingsinstelling.
- 3.
In het geval van een aanvraag tot certificatie in subcategorie B1:
- a.
voldoet de kandidaat blijkens het resultaat van een afgenomen praktijkexamen ten minste aan beoordelingseisen zoals die gelden voor het verkrijgen van het persoonscertificaat duikarbeid in subcategorie A2, hetgeen de kandidaat kan aantonen door het overleggen van het betreffende persoonscertificaat dat door een certificerende instelling is afgegeven; of
- b.
heeft de kandidaat een volledig en positief beoordeelde opleidingsportfolio van een erkende opleidingsinstelling.
- 4.
In het geval van een aanvraag tot certificatie in subcategorie B2, B3 of B4:
- a.
voldoet de kandidaat blijkens het resultaat van een door een onafhankelijke en competente organisatie afgenomen praktijkexamen ten minste aan beoordelingseisen zoals die gelden voor het verkrijgen van het persoonscertificaat duikarbeid in subcategorie A3, hetgeen de kandidaat kan aantonen door het overleggen van het betreffende persoonscertificaat dat door een certificerende instelling is afgegeven; of
- b.
heeft de kandidaat een volledig en positief beoordeelde opleidingsportfolio van een erkende opleidingsinstelling.
§ 8.3. C. Gesloten duikklok
De kandidaat wordt toegelaten tot het certificatieprocedure ter verkrijging van het wettelijk vereiste persoonscertificaat duikarbeid met aantekening van categorie C, indien hij voldoet aan de volgende entreecriteria:
- a.
de kandidaat heeft de leeftijd van minimaal 18 jaren bereikt;
- b.
de kandidaat beschikt over een geldig duikmedisch attest conform de eisen opgenomen in artikel 6.14a van het besluit;
- c.
de kandidaat heeft ten minste 50 uren duikarbeid met SSE gemaakt;
- d.
de kandidaat voldoet blijkens het resultaat van een door een onafhankelijke en competente organisatie afgenomen praktijkexamen ten minste aan beoordelingseisen zoals die gelden voor het verkrijgen van het persoonscertificaat duikarbeid in subcategorie B4, hetgeen de kandidaat kan aantonen door het overleggen van het betreffende persoonscertificaat dat door een certificerende instelling is afgegeven;
- e.
de kandidaat kan een volledig en positief beoordeeld opleidingsportfolio overleggen van een opleiding in het verrichten van duikwerkzaamheden in de categorie waarvoor het certificaat aangevraagd wordt en die opleiding voldoet aan de volgende eisen:
- 1°
de betrokken opleidingsinstelling is voor het geven van de betreffende opleiding blijkens een door de beheerstichting openbaar gemaakte lijst door de certificerende instelling erkend op grond van vooraf kenbaar gemaakte kwalificatie-eisen;
- 2°
de door de kandidaat gevolgde opleiding voldoet blijkens een door de opleidingsinstelling afgegeven opleidingsportfolio en het duiklogboek van de kandidaat aantoonbaar aan de eisen die dit certificatieschema stelt aan het betreffende opleidingscurriculum; en
- f.
de kandidaat is in het bezit van een geheel ingevuld duiklogboek dat:
- 1°
is voorzien van een pasfoto;
- 2°
de duiken vermeldt die zijn verricht.
§ 8.4. Eisen aan het opleidingscurriculum
§ 8.4.1. Opleidingscurriculum A1 SCUBA (geconditioneerde omstandigheden)
Bij de duikopleiding die toegang geeft tot de certificatie in subcategorie A1 worden in elk geval de volgende leerdoelstellingen onderscheiden en onderwezen:
1. Duikvaardigheid
De kandidaat doet ervaring op met het gebruik van duikapparatuur van het type SCUBA bij het verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg, waarbij door de kandidaat minimaal 600 duikminuten worden gemaakt tot een maximale duikdiepte van 9 meter, waarvan;
- a.
minimaal 200 duikminuten tot en met een diepte van 3,5 meter in een zwembad onder geconditioneerde omstandigheden met een maximaal bereikbare diepte van 3,5 meter in plaats van 9 meter; en
- b.
minimaal 200 duikminuten in een duiktoren of bassin onder geconditioneerde omstandigheden tot een maximaal bereikte diepte van 9 meter, waarbij ten minste 6 duiken op een diepte van 9 meter diepte worden gemaakt.
2. Duikoefeningen
Voornoemde duikoefeningen worden uitgevoerd in het verband van een duikploeg. De kandidaat heeft hierbij zowel aan de oppervlakte als onder water op een zelfstandige wijze werkzaamheden uitgevoerd. Hierdoor heeft hij kennis en ervaring opgedaan met:
- a.
de werking en het gebruiksonderhoud van diverse duikapparatuur van het type SCUBA afgestemd op het gebruik in geconditioneerde omstandigheden tot en met een diepte van 9 meter;
- b.
het uitvoeren van noodprocedures, waaronder ten minste het opbrengen van een duiker in nood en het uitvoeren van een gecontroleerde opstijging;
- c.
het uitvoeren van een volledige pre-dive check;
- d.
het uitvoeren van een volledige post-dive check;
- e.
het uitvoeren van relevante werkmethoden;
- f.
het uitvoeren van eenvoudig schiemanswerk; en
- g.
het verzorgen van een rapportage.
3. Theoretische kennis
Voor het veilig kunnen verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg heeft de kandidaat theoretische kennis opgedaan ten aanzien van:
- a.
elementaire natuurkunde, fysiologie en kennis van duikerziekten en de daaraan verbonden EHBO-procedures conform de opleiding EHBO Duikarbeid;
- b.
de decompressierichtlijnen;
- c.
onderwatertechniek en -veiligheid waaronder teamverantwoordelijkheid, duikprocedures en noodprocedures;
- d.
communicatie, waaronder lijnsignalen en visuele seinen;
- e.
eenvoudig schiemanswerk;
- f.
relevante wet- en regelgeving; en
- g.
de algemeen erkende stand van de wetenschap en professionele dienstverlening in de sector werken onder overdruk.
§ 8.4.2. Opleidingscurriculum A2 SCUBA (tot en met een diepte van 15 meter)
Bij de duikopleiding die toegang geeft tot de certificatie in subcategorie A2 worden in aanvulling op de leerdoelstellingen voor subcategorie A1 in elk geval de volgende leerdoelstellingen onderscheiden en onderwezen:
1. Duikvaardigheid
De kandidaat doet ervaring op met het gebruik van duikapparatuur van het type SCUBA bij het verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg, waarbij door de kandidaat ten minste 300 duikminuten worden gemaakt en wordt voldaan aan de volgende specificaties:
- a.
maximaal 100 duikminuten onder geconditioneerde omstandigheden met een maximaal bereikbare diepte van 15 meter in plaats van 9 meter voor het oefenen van werkzaamheden onder water; en
- b.
minimaal 200 duikminuten in buitenwater, waarbij ten minste 6 duiken worden gemaakt op een diepte van 9 tot 15 meter.
2. Duikoefeningen
Voornoemde duikoefeningen worden uitgevoerd in het verband van een duikploeg. De kandidaat heeft hierbij zowel aan de oppervlakte als onder water op een zelfstandige wijze werkzaamheden uitgevoerd. Hierdoor heeft hij kennis en ervaring opgedaan met:
- a.
de werking en het gebruiksonderhoud van diverse duikapparatuur van het type SCUBA;
- b.
inwaterdecompressie behorend bij duiken tot en met een diepte van 15 meter;
- c.
werkzaamheden met niet-aangedreven handgereedschappen,
- d.
inspecties, zoek- en werkmethoden; en
- e.
het verzorgen van een rapportage.
3. Theoretische kennis
Voor het veilig kunnen verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg heeft de kandidaat theoretische kennis opgedaan ten aanzien van:
- a.
de decompressierichtlijn en -methode tot en met een diepte van 15 meter;
- b.
elementaire meteorologie en elementaire nautische theorie;
- c.
onderwatercommunicatie en -navigatie;
- d.
relevante wet- en regelgeving; en
- e.
de algemeen erkende stand van de wetenschap en professionele dienstverlening in de sector werken onder overdruk.
§ 8.4.3. Opleidingscurriculum A3 SCUBA (tot en met 30 meter)
Bij de duikopleiding die toegang geeft tot de certificatie in subcategorie A3 worden in aanvulling op de leerdoelstellingen voor subcategorie A1 en A2 in elk geval de volgende leerdoelstellingen onderscheiden en onderwezen:
1. Duikvaardigheid
De kandidaat doet ervaring op met het gebruik van duikapparatuur van het type SCUBA bij het verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg, waarbij door de kandidaat minimaal 200 duikminuten worden gemaakt waarvan:
- a.
ten minste 120 duikminuten in buitenwater op een diepte van 20 tot 30 meter met een totale tijd onder druk van 150 minuten, waarvan ten minste 30 duikminuten gekoppeld zijn aan inwater- en/of oppervlaktedecompressie; en
- b.
ten minste 1 duik op een diepte tussen 28 en 30 meter.
2. Duikoefeningen
Voornoemde duikoefeningen worden uitgevoerd in het verband van een duikploeg. De kandidaat heeft hierbij zowel aan de oppervlakte als onderwater op een zelfstandige wijze werkzaamheden uitgevoerd. Hierdoor heeft hij kennis en ervaring opgedaan met:
- a.
de werking en het gebruiksonderhoud van diverse duikapparatuur van het type SCUBA;
- b.
in-water en oppervlaktedecompressie als duiker;
- c.
uitvoeren van meer uitgebreid schiemanswerk en tuigage;
- d.
werkzaamheden met diverse gereedschappen en gebruik van takels en een hefballon (lifting);
- e.
inspecties, zoek- en werkmethoden; en
- f.
het verzorgen van een rapportage.
3. Theoretische kennis
Voor het veilig kunnen verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg heeft de kandidaat theoretische kennis opgedaan ten aanzien van:
- a.
de in-water en oppervlakte decompressierichtlijn en -methode;
- b.
relevante wet- en regelgeving; en
- c.
de algemeen erkende stand van de wetenschap en professionele dienstverlening in de sector werken onder overdruk.
§ 8.4.4. Opleidingscurriculum B0 SSE (geconditioneerde omstandigheden)
Bij de duikopleiding die toegang geeft tot de certificatie in subcategorie B0 worden in elk geval de volgende leerdoelstellingen onderscheiden en onderwezen:
1. Duikvaardigheid
De kandidaat doet ervaring op met het gebruik van duikapparatuur met ademluchtvoorziening van de oppervlakte (SSE) bij het verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg, waarbij door de kandidaat ten minste 100 duikminuten worden gemaakt en wordt voldaan aan de volgende specificaties:
- a.
minimaal 70 duikminuten in een geconditioneerde omstandigheden; en
- b.
minimaal 30 duikminuten in een duiktoren met een bereikbare diepte van 9 meter.
2. Duikoefeningen
Voornoemde duikoefeningen worden uitgevoerd in het verband van een duikploeg. De kandidaat heeft hierbij zowel aan de oppervlakte als onderwater op een zelfstandige wijze werkzaamheden uitgevoerd. Hierdoor heeft hij kennis en ervaring opgedaan met:
- a.
de werking en het gebruiksonderhoud van diverse duikapparatuur met ademgasvoorziening vanaf de oppervlakte (SSE);
- b.
het uitvoeren van noodprocedures, waaronder het opbrengen van een duiker in nood en het uitvoeren van noodopstijging;
- c.
het uitvoeren van een volledige pre-dive check;
- d.
het uitvoeren van een volledige post-dive check.
3. Theoretische kennis
Voor het veilig kunnen verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg heeft de kandidaat theoretische kennis opgedaan ten aanzien van:
- a.
relevante wet- en regelgeving;
- b.
de algemeen erkende stand van de wetenschap en professionele dienstverlening in de sector werken onder overdruk;
- c.
diverse duikuitrustingen;
- d.
duikprocedures;
- e.
noodprocedures; en
- f.
teamverantwoordelijkheid.
§ 8.4.5. Opleidingscurriculum B1 SSE (tot en met 15 meter)
Bij de duikopleiding die toegang geeft tot de certificatie in subcategorie B1 worden in aanvulling op de leerdoelstellingen voor B0 in elk geval de volgende leerdoelstellingen onderscheiden en onderwezen:
1. Duikvaardigheid
De kandidaat doet ervaring op met het gebruik van duikapparatuur met ademgasvoorziening van de oppervlakte (SSE) bij het verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg, waarbij door de kandidaat ten minste 300 duikminuten worden gemaakt en wordt voldaan aan de volgende specificaties:
- a.
minimaal 150 duikminuten in buitenwater op een diepte tot en met 10 meter; en
- b.
minimaal 150 duikminuten in buitenwater op een diepte tussen 10 en 15 meter.
2. Duikoefeningen
Voornoemde duikoefeningen worden uitgevoerd in het verband van een duikploeg. De kandidaat heeft hierbij zowel aan de oppervlakte als onderwater op een zelfstandige wijze werkzaamheden uitgevoerd. Hierdoor heeft hij kennis en ervaring opgedaan met:
- a.
het uitvoeren van zoek- en werkmethoden waaronder het uitvoeren van inspecties;
- b.
het uitvoeren van eenvoudig schiemanswerk en tuigage (hijsbanden en kabels); en
- c.
het verzorgen van een rapportage.
3. Theoretische kennis
Voor het veilig kunnen verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg heeft de kandidaat voor de in deze subcategorie aanvullende theoretische kennis opgedaan ten aanzien van:
- a.
relevante wet- en regelgeving;
- b.
de algemeen erkende stand van de wetenschap en professionele dienstverlening in de sector werken onder overdruk;
- c.
diverse duikuitrustingen;
- d.
duikprocedures;
- e.
noodprocedures;
- f.
teamverantwoordelijkheid;
- g.
decompresssiemethoden; en
- h.
eenvoudige schiemanswerk en tuigage (hijsbanden en kabels).
§ 8.4.6. Opleidingscurriculum B2 SSE (tot en met 30 meter)
Bij de duikopleiding die toegang geeft tot de certificatie in subcategorie B2 worden in aanvulling op de leerdoelstellingen voor subcategorie B0 en B1 in elk geval de volgende leerdoelstellingen onderscheiden en onderwezen:
1. Duikvaardigheid
De kandidaat doet ervaring op met het gebruik van duikapparatuur met ademgasvoorziening vanaf de oppervlakte (SSE) bij het verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg, waarbij door de kandidaat ten minste 500 duikminuten worden gemaakt en wordt voldaan aan de volgende specificaties:
- a.
minimaal 300 duikminuten voor werkzaamheden op een diepte tot en met 10 meter;
- b.
minimaal 150 duikminuten in buitenwater op een diepte tussen 10 en 20 meter gekoppeld aan inwaterdecompressie en oppervlaktedecompressie; en
- c.
minimaal 50 duikminuten in buitenwater op een diepte tussen 20 en 30 meter gekoppeld aan inwaterdecompressie en oppervlaktedecompressie.
2. Duikoefeningen
Voornoemde duikoefeningen worden uitgevoerd in het verband van een duikploeg. De kandidaat heeft hierbij zowel aan de oppervlakte als onderwater op een zelfstandige wijze werkzaamheden uitgevoerd. Hierdoor heeft hij kennis en ervaring opgedaan met:
- a.
uitvoeren van inwater-decompressie en oppervlaktedecompressie;
- b.
gebruik van:
- 1°
mechanisch gereedschap: ten minste de schiethamer of hogedrukspuit,
- 2°
pneumatisch en hydraulisch aangedreven gereedschap: de airlift of reactiespuit,
- 3°
elektrisch onderwatergereedschap: ten minste onderwaterbrand- en lasapparatuur;
- c.
het duiken in buitenwater met stroomsnelheid van maximaal een 0,5 meter per seconde;
- d.
ten minste 2 duiken met een heetwaterpak;
- e.
ten minste 2 duiken met een LARS;
- f.
inspectiemethoden ten aanzien van schepen en kunstwerken; en
- h.
meer uitgebreid schiemanswerk en tuigage.
3. Theoretische kennis
Voor het veilig kunnen verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg heeft de kandidaat theoretische kennis opgedaan ten aanzien van:
- a.
meer uitgebreide relevante wet- en regelgeving;
- b.
de algemeen erkende stand van de wetenschap en professionele dienstverlening in de sector werken onder overdruk in meer uitgebreide zin;
- c.
het gebruik van aangedreven gereedschappen;
- d.
meer uitgebreide decompressiemethoden inclusief de werking en bediening van de decompressietank;
- e.
inspectie van kunstwerken; en
- f.
meer uitgebreid schiemanswerk en tuigage;
- g.
het gebruik van een heetwaterpak;
- h.
het gebruik van een LARS; en
- i.
het duiken in vervuild water.
§ 8.4.7. Opleidingscurriculum B3 SSE (tot 50 meter)
Bij de duikopleiding die toegang geeft tot de certificatie in subcategorie B3 worden in aanvulling op de leerdoelstellingen voor subcategorie B0, B1 en B2 in elk geval de volgende leerdoelstellingen onderscheiden en onderwezen:
1. Duikvaardigheid
De kandidaat doet ervaring op met het gebruik van duikapparatuur met ademgasvoorziening van de oppervlakte (SSE) voor het verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg, waarbij door de kandidaat ten minste 160 duikminuten worden gemaakt en waarbij de kandidaat minimaal 200 minuten totaal onder druk is geweest en wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a.
minimaal 80 duikminuten op een diepte van 30 tot 40 meter met een totale tijd onder druk van ten minste 100 minuten en ten minste 6 duiken van minimaal 10 duikminuten;
- b.
minimaal 80 duikminuten op een diepte van 40 tot 50 meter met een totale tijd onder druk van ten minste 100 minuten, waarbij ten minste 2 duiken van minimaal 25 minuten; en
- c.
ervaring met zowel inwater- als oppervlaktedecompressie.
2. Duikoefeningen
Voornoemde duikoefeningen worden uitgevoerd in het verband van een duikploeg. De kandidaat heeft hierbij zowel aan de oppervlakte als onderwater op een zelfstandige wijze werkzaamheden uitgevoerd. Hierdoor heeft hij kennis en ervaring opgedaan met:
- a.
uitvoeren van een inwater- en een oppervlaktedecompressie;
- b.
gebruik van aangedreven gereedschappen:
- 1°
mechanisch gereedschap: ten minste de schiethamer of hogedrukspuit,
- 2°
lucht- en waterdruk aangedreven gereedschap: ten minste de airlift of reactiespuit; en
- 3°
hydraulisch en elektrisch onderwatergereedschap: ten minste onderwaterbrand- en lasapparatuur.
3. Theoretische kennis
Voor het veilig kunnen verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg heeft de kandidaat theoretische kennis opgedaan ten aanzien van:
- a.
theorie met betrekking tot dynamische positioneringssystemen; en
- b.
veiligheid op zee.
§ 8.4.8. Opleidingscurriculum B4 SSE (met open duikklok)
Bij de duikopleiding die toegang geeft tot de certificatie in subcategorie B4 worden in aanvulling op de leerdoelstellingen voor subcategorie B0, B1, B2 en B3 in elk geval de volgende leerdoelstellingen onderscheiden en onderwezen:
1. Duikvaardigheid
De kandidaat doet ervaring op met het gebruik van duikapparatuur met ademgasvoorziening vanaf de oppervlakte (SSE) voor het verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg, waarbij door de kandidaat ten minste 220 duikminuten worden gemaakt en de kandidaat ten minste 260 minuten totaal onder druk is geweest en wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a.
minimaal 90 duikminuten op een diepte tot 9 meter vanuit een open duikklok;
- b.
minimaal 60 duikminuten op een diepte van 9 tot 20 meter vanuit een open duikklok;
- c.
minimaal 30 duikminuten op een diepte van 30 tot 40 meter met een totale tijd onderdruk van 50 min, waarvan ten minste 2 duiken met een duiktijd van minimaal 10 minuten; en
- d.
minimaal 40 duikminuten op een diepte van 40 tot 50 meter met een totale tijd onder druk van 60 minuten, waarvan ten minste 1 duik met een minimale duiktijd van 25 minuten.
2. Duikoefeningen
Voornoemde duikenoefeningen worden uitgevoerd in het verband van een duikploeg. De kandidaat heeft hierbij zowel aan de oppervlakte als onderwater op een zelfstandige wijze werkzaamheden uitgevoerd. Hierdoor heeft hij kennis en ervaring opgedaan met:
- a.
optreden als zowel duiker als bell-man; en
- b.
uitvoeren van de bij de open duikklok behorende noodprocedures.
3. Theoretische kennis
Voor het veilig kunnen verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg heeft de kandidaat theoretische kennis opgedaan ten aanzien van:
- a.
functioneren en uitrusting van een open duikklok; en
- b.
procedures bij het gebruik van een open duikklok.
§ 8.4.9. Opleidingscurriculum C Gesloten duikklok (met ademgas)
Bij de duikopleiding die toegang geeft tot de certificatie in hoofdcategorie C worden in aanvulling op de leerdoelstellingen voor subcategorie B4 in elk geval de volgende leerdoelstellingen onderscheiden en onderwezen:
1. Duikvaardigheid
De kandidaat doet ervaring op met het gebruik van een gesloten duikklok bij het verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg door het uitvoeren van:
- a.
minimaal 1 bounceduik met de duikklok tot ten minste 100 meter met 3 lockouts:
- 1°
een lockout tussen de 50 en 60 meter;
- 2°
een lockout tussen 70 en 80 meter;
- 3°
een lockout op ten minste 100 meter inclusief de bijbehorende procedures en oefeningen; en
- b.
minimaal 1 saturatieduik inclusief de bijbehorende procedures en oefeningen.
2. Duikoefeningen
Voornoemde duikoefeningen worden uitgevoerd in het verband van een duikploeg. De kandidaat heeft hierbij zowel aan de oppervlakte, in de gesloten klok als onder water op een zelfstandige wijze werkzaamheden uitgevoerd. Hierdoor heeft hij kennis en ervaring opgedaan met:
- a.
het bedienen van een decompressietank en het uitvoeren van alle hiervoor noodzakelijke procedures;
- b.
het werken als lid van de oppervlakte- en de duikploeg bij zowel bounce- als saturatieduiken;
- c.
het uitvoeren als duiker en bell-man van procedures voor in- en uitsluizen (lock-out) en vervoer onder druk (transport under pressure) volgens het vereiste programma; en
- d.
het bedienen van de droge duikklok in de rol van duiker inclusief het uitvoeren van de noodzakelijke controles en noodprocedures.
3. Theoretische kennis
Voor het veilig kunnen verrichten van werkzaamheden in het verband van een duikploeg heeft de kandidaat theoretische kennis opgedaan ten aanzien van:
- a.
natuurkunde, fysiologie en kennis van duikerziekten met de daaraan verbonden EHBO-procedures voor duiken met ademgas;
- b.
decompressietanks, ten minste over gassystemen, gasbewaking, brandbestrijding, sanitaire systemen, communicatie en noodprocedures;
- c.
duikklokken, ten minste over gassystemen, scrubbers, verwarming, communicatie en het ballasten;
- d.
gasterugwinningssystemen en overlevingsapparatuur; en
- e.
relevante wet- en regelgeving.
§ 8.5. Algemene eisen duiklogboek
- 1.
De beoordeling of de duikervaring van de kandidaat voldoet aan de eisen die daarover gesteld zijn in de entreecriteria, bedoeld in hoofdstuk 8, en in de eindtermen, bedoeld in hoofdstuk 9, vindt mede plaats aan de hand van het duiklogboek.
- 2.
Iedere persoon die duikarbeid verricht houdt overeenkomstig artikel 6.16, vijfde lid, van het besluit een duiklogboek bij.
- 3.
Het duiklogboek maakt uitsluitend melding van uitgevoerde duikarbeid.
- 4.
Het duiklogboek maakt ten minste melding van:
- a.
aard van de duik;
- b.
gevolgde schema van de vermelde duik;
- c.
gevolgde decompressieverloop;
- d.
duikminuten;
- e.
datum van de duik;
- f.
aanvangstijdstip en eindtijd van de duik;
- g.
totale tijd onder druk;
- h.
aard van het gebruikte duikmaterieel;
- i.
aard van de verrichte werkzaamheden;
- j.
bijzondere sessies, zoals noodprocedures, veiligheidsmaatregelen en aanvullende competenties; en
- k.
maximaal bereikte diepte.
- 5.
In het duiklogboek wordt bij iedere duik:
- a.
een handtekening geplaatst door de duiker;
- b.
een aftekening inclusief duikploegleidernummer geplaatst door de duikploegleider.
- 6.
Het duikerlogboek heeft paginanummers en de pagina's zijn doorgenummerd.
§ 8.6. Beoordeling van de entreecriteria
De certificerende instelling beoordeelt door controle van het portfolio of voldaan wordt aan de entreecriteria, bedoeld in hoofdstuk 8. Het portfolio bestaat voor de respectievelijke categorieën ten minste uit:
- A.SCUBA
- 1.
kopie van een geldig identiteitsbewijs;
- 2.
kopie van het duiklogboek;
- 3.
een volledig en positief beoordeeld opleidingsportfolio van een opleiding in het verrichten van duikwerkzaamheden in de categorie waarvoor het certificaat is aangevraagd, afgegeven door een door de certificerende instelling erkende opleidingsinstelling;
- 4.
attest dat de duiker duikmedisch is goedgekeurd door een duikerarts overeenkomstig artikel 6.14a van het besluit.
- B.SSE
- 1.
kopie van een geldig identiteitsbewijs;
- 2.
kopie van het duiklogboek;
- 3.
persoonscertificaat duikarbeid in categorie A2 respectievelijk A3 of een volledig en positief beoordeeld opleidingsportfolio van de subcategorie A2 respectievelijk A3;
- 4.
een volledig en positief beoordeeld opleidingsportfolio van een opleiding tot het verrichten van duikwerkzaamheden in de categorie waarvoor het certificaat aangevraagd wordt, afgegeven door een door de certificerende instelling erkende opleidingsinstelling;
- 5.
attest dat de duiker duikmedisch is goedgekeurd door een duikerarts overeenkomstig artikel 6.14a van het besluit.
- C.Gesloten duikklok
- 1.
kopie van een geldig identiteitsbewijs;
- 2.
kopie van het duiklogboek;
- 3.
persoonscertificaat duikarbeid in categorie B4 of een volledig en positief beoordeeld opleidingsportfolio van de subcategorie B4;
- 4.
een volledig en positief beoordeeld opleidingsportfolio van een opleiding in het verrichten van duikwerkzaamheden in de categorie waarvoor het certificaat aangevraagd wordt, afgegeven door een door de certificerende instelling erkende opleidingsinstelling;
- 5.
attest dat de duiker duikmedisch is goedgekeurd door een duikerarts overeenkomstig artikel 6.14a van het besluit.
Hoofdstuk 9. Eindtermen
§ 9.1. A. SCUBA
- 1.
De kandidaat is in staat duikarbeid te verrichten in categorie A1, indien hij voldoet aan de volgende eindtermen:
- T1.
de kandidaat heeft kennis op het gebied van natuurkunde, fysiologie en duikerziekten;
- T2.
de kandidaat is in staat individueel en in teamverband voorbereidend en afrondend werk te verrichten in een duikploeg;
- T3.
de kandidaat is in staat op te treden als reserveduiker;
- T4.
de kandidaat is in staat andere duikers te ondersteunen bij het verrichten van duikarbeid;
- T5.
de kandidaat is in staat noodprocedures uit te voeren en assistentie te verlenen bij noodgevallen;
- T6.
de kandidaat heeft kennis van de gevaren van duikarbeid tot en met een diepte van 9 meter en is in staat de relevante veiligheidsmaatregelen uit te voeren; en
- T7.
de kandidaat is in staat om binnen geconditioneerde omstandigheden onder water werkzaamheden te verrichten met niet aangedreven gereedschap.
- 2.
De kandidaat is vakbekwaam in het verrichten van de duikarbeid in categorie A2, indien de kandidaat voldoet aan de hiervoor genoemde eindtermen T1 tot en met T5 en tevens voldoet aan de volgende eindtermen:
- T6A2.
de kandidaat heeft kennis van de gevaren van duikarbeid in buitenwater tot en met een diepte van 15 meter binnen de limieten van No Deco duiktijden en is in staat de relevante veiligheidsmaatregelen uit te voeren; en
- T7A2.
de kandidaat is in staat uiteenlopende werkzaamheden te verrichten met diverse niet aangedreven handgereedschappen in buitenwater tot en met een diepte van 15 meter met behulp van SCUBA.
- 3.
De kandidaat is vakbekwaam in het verrichten van de duikarbeid in categorie A3, indien de kandidaat voldoet aan de hiervoor genoemde eindtermen T1 tot en met T5 en tevens voldoet aan de volgende eindtermen:
- T6A3.
de kandidaat heeft kennis van de gevaren van duikarbeid in buitenwater tot met een diepte van 30 meter en is in staat de relevante veiligheidsmaatregelen uit te voeren; en
- T7A3.
de kandidaat is in staat uiteenlopende werkzaamheden in buitenwater tot en met een diepte van 30 meter met behulp van SCUBA uit te voeren en hierbij gereedschappen en hulpmiddelen te gebruiken, zoals takels en een hefballon.
§ 9.2. B. SSE
- 1.
De kandidaat is vakbekwaam in het verrichten van duikarbeid in categorie B0, indien de kandidaat in aanvulling op de eindtermen van categorie A2 voldoet aan de volgende eindtermen:
- T8.
de kandidaat is in staat duikmaterieel voor ademgasvoorziening vanaf de oppervlakte te bedienen en als gebruiker te onderhouden;
- T9B0.
de kandidaat is in staat deel te nemen in het functioneren van de duikploeg waarin met SSE wordt gedoken in geconditioneerde omstandigheden tot en met een diepte van 9 meter;
- T10B0.
de kandidaat heeft kennis van de gevaren van de duikarbeid met ademgasvoorziening van de oppervlakte tot en met een diepte van 9 meter en is in staat de relevante veiligheidsmaatregelen en noodprocedures uit te voeren; en
- T11B0.
de kandidaat is in staat om onder geconditioneerde omstandigheden onder water werkzaamheden te verrichten met niet aangedreven handgereedschap.
- 2.
De kandidaat is vakbekwaam in het verrichten van duikarbeid in categorie B1, indien hij in aanvulling op de eindterm van T8 van de categorie B0 voldoet aan de volgende eindtermen:
- T9B1.
de kandidaat is in staat deel te nemen in het functioneren van de duikploeg waarin met SSE wordt gedoken in buitenwater tot en met een diepte van 15 meter; en
- T10B1.
de kandidaat heeft kennis van de gevaren van de duikarbeid met ademgasvoorziening van de oppervlakte tot en met een diepte van 15 meter binnen de limieten van No Deco duiktijden en is in staat de relevante veiligheidsmaatregelen en noodprocedures uit te voeren.
- 3.
De kandidaat is vakbekwaam in het verrichten van duikarbeid in categorie B2, indien de kandidaat in aanvulling op de eindtermen van categorie A3 voldoet aan de volgende eindtermen:
- T8B2.
de kandidaat is in staat duikmaterieel voor ademgasvoorziening van de oppervlakte dat gebruikt wordt bij werkzaamheden tot en met een diepte van 30 meter te gebruiken en als gebruiker te onderhouden;
- T9B2.
de kandidaat is in staat te functioneren in een duikploeg waarin met SSE wordt gedoken in buitenwater met een droogpak dan wel heetwaterpak tot en met een diepte van 30 meter inclusief duiken in verontreinigd water;
- T10B2.
de kandidaat heeft kennis van de gevaren van de duikarbeid met ademgasvoorziening van de oppervlakte tot en met een diepte van 30 meter en is in staat de relevante veiligheidsmaatregelen en noodprocedures uit te voeren; en
- T11B2.
de kandidaat is in staat uiteenlopende werkzaamheden onder water te verrichten, waarbij gebruik gemaakt wordt van een LARS en van aangedreven gereedschappen.
- 4.
De kandidaat is vakbekwaam in het verrichten van duikarbeid in categorie B3, indien de kandidaat in aanvulling op de eindtermen van categorie A3 voldoet aan de eindterm T11B2 en voldoet aan de volgende eindtermen:
- T8B3.
de kandidaat is in staat duikmaterieel voor ademgasvoorziening van de oppervlakte dat gebruikt wordt bij werkzaamheden tot en met 50 meter te gebruiken en als gebruiker te onderhouden;
- T9B3.
de kandidaat is in staat deel te nemen in het functioneren van de duikploeg waarin met SSE wordt gedoken in buitenwater met een droogpak dan wel heetwaterpak tot en met een diepte van 50 meter; en
- T10B3.
de kandidaat heeft kennis van de gevaren van de duikarbeid met ademgasvoorziening van de oppervlakte tot en met een diepte van 50 meter en is in staat de relevante veiligheidsmaatregelen en noodprocedures uit te voeren.
- 5.
De kandidaat is vakbekwaam in het verrichten van duikarbeid in categorie B4, indien de kandidaat in aanvulling op de eindtermen van categorie A3 en B3 voldoet aan de volgende eindtermen:
- T8B4.
de kandidaat is in staat duikmaterieel voor ademgasvoorziening vanaf de oppervlakte, waaronder de open duikklok, te gebruiken en als gebruiker te onderhouden;
- T9B4.
de kandidaat is in staat te functioneren in de duikploeg waarin met SSE wordt gedoken vanuit een open duikklok in buitenwater;
- T10B4.
de kandidaat heeft kennis van de gevaren van de duikarbeid met ademgasvoorziening vanaf de oppervlakte in en rond een open duikklok en is in staat de relevante veiligheidsmaatregelen en noodprocedures uit te voeren; en
- T11B4.
de kandidaat is in staat uiteenlopende werkzaamheden onder water uit te voeren vanuit een open duikklok.
§ 9.3. C. Gesloten duikklok
De kandidaat is vakbekwaam in het verrichten van duikarbeid in categorie C, indien de kandidaat in aanvulling op de eindtermen van categorie A3 en B4 voldoet aan de volgende eindtermen:
- T12C.
de kandidaat heeft uitgebreide kennis op het gebied van natuurkunde, fysiologie en acute en chronische duikerziekten in relatie tot duikarbeid waarbij in het lichaam van de duiker saturatie optreedt;
- T13C.
de kandidaat is in staat voor zichzelf en anderen het materiaal te bedienen dat wordt gebruikt bij duiken met een gesloten duikklok en saturatieduiken;
- T14C.
de kandidaat heeft kennis van de gevaren van het gebruik van de gesloten duikklok en is in staat de relevante veiligheidsmaatregelen en noodprocedures uit te voeren; en
- T15C.
de kandidaat is in staat de procedures voor het in- en uitsluizen (lock-out) en het vervoer onder druk uit te voeren.
Hoofdstuk 10. Toetsmethodiek bij initiële certificatie
§ 10.1. Toetscriteria
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
elementaire kennis: het onthouden, begrijpen en kunnen toepassen van de begrippen en belangrijkste gedachtegangen binnen het genoemde vakgebied;
uitgebreide kennis: het onthouden, begrijpen, kunnen toepassen, analyseren en evalueren van de kennis binnen het genoemde vakgebied en het creëren van nieuwe oplossingen binnen het genoemde vakgebied.
§ 10.1.1. A. SCUBA
De vakbekwaamheid van de kandidaat wordt door de certificerende instelling voor de verkrijging van het persoonscertificaat duikarbeid in categorie A1, A2 en A3 getoetst aan de volgende toetscriteria:
T1 De kandidaat beschikt over elementaire kennis op het gebied van natuurkunde, fysiologie en duikerziekten | |
T1.1 | Elementaire kennis van natuurkunde, waaronder ten minste hyperbare fysica, de gaswetten en de natuurkundige effecten van overdruk. |
T1.2 | Elementaire kennis van duikmedische fysiologie, duikerziekten en de lange termijneffecten van het duiken. |
T2 De kandidaat verricht individueel en in teamverband voorbereidend en afrondend werk in een duikploeg | |
T2.1 | Uitgebreide kennis en vaardigheden ten aanzien van het gereed zetten en opruimen van eenvoudig gereedschap voor gebruik onder water en verschillende types van SCUBA inclusief het gebruiksonderhoud hiervan, dit alles afgestemd op het gebruik tot en met de maximale diepte behorende bij de categorie van het aangevraagde certificaat. |
T2.2 | Voor A1: Vaardigheden en elementaire kennis ten aanzien van schiemanswerk bestaande uit omgang met touwwerk, het opschieten van lijnen en het leggen van elementaire knopen, met name de platte knoop, mastworp met halve steken en paalsteek. Voor A2: Vaardigheden en elementaire kennis ten aanzien van schiemanswerk en tuigage bestaande uit de herkenning van verschillende soorten touwwerk, hijsbanden en kabels en de omgang hiermee en het leggen van verschillende knopen en steken. Voor A3: Vaardigheden en uitgebreide kennis en vaardigheden ten aanzien van schiemanswerk en tuigage bestaande uit de herkenning van verschillende soorten touwwerk en kabels en de omgang hiermee, het leggen van verschillende knopen en steken. |
T2.3 | Voor A1, A2, : Vaardigheden en elementaire kennis ten aanzien van het bijhouden van het duiklogboek. Voor A3: Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van het bijhouden van het duiklogboek en elementaire kennis en vaardigheden ten aanzien van het rapporteren over verrichte werkzaamheden onder water. |
T3 De kandidaat treedt op als reserveduiker | |
T3.1 | Vaardigheden en uitgebreide kennis van deelname als reserveduiker aan de duikploeg, dit alles afgestemd op het duiken tot en met de maximale diepte behorende bij de categorie van het aangevraagde certificaat. |
T4 De kandidaat ondersteunt andere duikers bij het verrichten van duikarbeid | |
T4.1 | Voor A1: Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van communicatie met duikers onder water en met de omgeving, waaronder het gebruik van lijnsignalen en visuele seinen. Voor A2 en A3: Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van communicatie met duikers onder water en met de omgeving, waaronder het gebruik van lijnsignalen en visuele seinen alsmede elektronische communicatie-apparatuur. |
T5 De kandidaat voert noodprocedures uit en verleent assistentie bij noodgevallen | |
T5.1 | Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van de voorgeschreven handelswijze in het geval van een ongeval of incident. |
T5.2 | Voor A1: Uitvoeren van veiligheids- en noodprocedures:
Voor A2: Als voor A1 met de toevoeging dat de casus wordt uitgevoerd bij (gesimuleerde) werkzaamheden met niet aangedreven handgereedschappen. Voor A3: Als voor A1 met de toevoeging dat de casus wordt uitgevoerd bij (gesimuleerde) werkzaamheden met takels of een hefballon. |
T6 De kandidaat onderkent de gevaren van de duikarbeid en voert de relevante veiligheidsmaatregelen uit | |
T6.1 | Uitgebreide kennis van de relevante wet- en regelgeving. |
T6.2 | Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van de operationele duikprocedures, veiligheid en verschillende communicatiemiddelen. |
T6.3 | Elementaire kennis van de toepassing van decompressierichtlijnen en de decompressiemethodes. |
T6.4 | Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van de controle en gebruikersonderhoud van SCUBA, dit alles afgestemd op het duiken tot de diepte behorend bij de categorie van het aangevraagde certificaat. |
T6.5 | Elementaire kennis van de risico-inventarisatie en -evaluatie en beheersmaatregelen van specifieke gevaren die verbonden zijn aan de omgeving waarin wordt gewerkt. |
T6.6 | Voor A2 en A3: Elementaire kennis van de specifieke gevaren en beheersmaatregelen die verbonden zijn aan de omgeving waarin wordt gewerkt, bijvoorbeeld het werken in omgevingen met scheepvaartverkeer, slecht zicht of stroming. |
T6.7 | Voor A2 en A3: Elementaire kennis ten aanzien van zeemanschap, waaronder ten minste nautische theorie, navigatie, elementaire meteorologie en het gebruik van getijde-atlassen en stroomkaarten. |
T7 De kandidaat verricht uiteenlopende werkzaamheden onder water met behulp van SCUBA | |
T7.1 | Duikervaring met SCUBA zoals volgens de categorieën in deze bijlage is voorgeschreven. |
T7.2 | Voor A1 en A2: Uitvoeren van een afdaling naar 9 meter diepte en hierbij op de juiste wijze trimmen. Voor A3: Uitvoeren van een afdaling naar 20 meter diepte en hierbij op de juiste wijze trimmen gevolgd door een opstijging met inwater-decompressie. |
T7.3 | Uitgebreide kennis en vaardigheden ten aanzien van het gebruik van verschillende typen SCUBA, afgestemd op het gebruik tot de diepte behorende bij de categorie van het aangevraagde certificaat. |
T7.4 | Uitgebreide kennis en vaardigheden ten aanzien van het gebruik van trimmethodes, afgestemd op het gebruik tot de diepte behorende bij de categorie van het aangevraagde certificaat. |
T7.5 | Voor A3: Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van inspectiemethoden aan schepen, bouwkundige kunstwerken. |
T7.6 | Voor A3: Vaardigheden en uitgebreide kennis en aanzien van het gebruik van de hefballon. |
T7.7 | Voor A1: Elementaire kennis van het droogpak en ten minste 1 duik met droogpak. Voor A2 en A3: Vaardigheden en uitgebreide kennis van het droogpak. |
§ 10.1.2. B. SSE
De vakbekwaamheid van de kandidaat wordt voor de beoordeling ter verkrijging van het persoonscertificaat duikarbeid:
- a.
in categorie B0 of B1 getoetst aan de toetscriteria voor het persoonscertificaat duikarbeid in categorie A2; en
- b.
in categorie B2, B3 of B4 getoetst aan de toetscriteria voor het persoonscertificaat duikarbeid in categorie A3;
die elk worden aangevuld met de volgende relevante toetscriteria:
T8 De kandidaat gebruikt en onderhoudt materieel op het niveau van de gebruiker voor ademgasvoorziening vanaf de oppervlakte | |
T8.1 | Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van schiemanswerk en tuigage ten aanzien van materieel met ademgasvoorziening vanaf de oppervlakte, dit alles afgestemd op het gebruik bij de categorie van het aangevraagde certificaat:
|
T8.2 | Uitgebreide kennis van de theorie over de werking van ademgasvoorziening vanaf de oppervlakte en samenstelling van het ademgas. |
T9 De kandidaat is in staat te functioneren in de duikploeg waarin met SSE wordt gedoken | |
T9.1 | Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van communicatie met duikers in uiteenlopende situaties tijdens de duikoperatie, dit alles afgestemd op het gebruik tot de diepte behorende bij de categorie van het aangevraagde certificaat. |
T9.2 | Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van de ondersteuning van duikers bij de verrichting van hun werkzaamheden, dit alles afgestemd op het gebruik tot de diepte behorende bij de categorie van het aangevraagde certificaat. |
T9.3 | Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van noodprocedures en deelname als reserveduiker aan de duikploeg, dit alles afgestemd op het gebruik tot de diepte behorende bij de categorie van het aangevraagde certificaat. |
T10 De kandidaat onderkent de gevaren van de duikarbeid met ademgasvoorziening vanaf de oppervlakte en voert de relevante veiligheidsmaatregelen en noodprocedures uit | |
T10.1 | Uitgebreide kennis van de gedragingen van ademgassen onder overdruk bij het gebruik van SSE. |
T10.2 | Uitgebreide kennis van de relevante wet- en regelgeving. |
T10.3 | Voor B0: Uitvoeren van veiligheids- en noodprocedures in een casus waarbij (gesimuleerd) werkzaamheden worden uitgevoerd met niet aangedreven gereedschap:
Voor B1: Uitvoeren van veiligheids- en noodprocedures in een casus waarbij (gesimuleerd) wordt gewerkt met handgereedschap:
Voor B2 en B3: Uitvoeren van veiligheids- en noodprocedures in een casus waarbij (gesimuleerd) wordt gewerkt op een diepte tussen 9 en 15 meter met aangedreven gereedschap en/of gewerkt wordt met LARS-systeem.
Voor B4: Uitvoeren van veiligheids- en noodprocedures in een casus waarbij vanuit een open duikklok (gesimuleerd) wordt gewerkt met aangedreven gereedschap:
|
T10.4 | Voor B1: Vaardigheden en uitgebreide kennis van decompressierichtlijnen en decompressiemethoden bij duiken tot en met een diepte van 15 meter. Voor B2, B3 en B4: Vaardigheden en uitgebreide kennis van decompressierichtlijnen en decompressiemethoden inclusief de werking en de bediening van de decompressietank. |
T10.5 | Voor B4: Vaardigheden en uitgebreide kennis met betrekking tot de open duikklok, inclusief noodprocedures. |
T10.6 | Voor B2, B3 en B4 Uitgebreide kennis van duiken in verontreinigd water. |
T11 De kandidaat verricht uiteenlopende werkzaamheden onder water en bedient zich van meer typen materieel met ademgasvoorziening vanaf de oppervlakte, hulpmaterieel en verschillende gereedschappen | |
T11.1 | Duikervaring met SSE de categorieën B0, B1, B2, B3 of B4 zoals volgens de categorieën in deze bijlage is voorgeschreven. |
T11.2 | Voor B0 en B1: Uitvoeren van een afdaling naar 9 meter diepte gevolgd door een opstijging. Voor B2 en B3: Uitvoeren van een afdaling naar 20 meter diepte gevolgd door een opstijging met inwater-decompressie. Voor B4: Uitvoeren van een afdaling en opstijging met behulp van een open duikklok in open water gekoppeld aan inwaterdecompressie. |
T11.3 | Voor B2, B3 en B4 Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van het gebruik van een onderwatercamera. |
T11.4 | Voor B2, B3 en B4: Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van aangedreven gereedschap, waarbij deze vaardigheden ten dele worden gecombineerd met het gebruik van een LARS. |
T11.5 | Voor B2, B3 en B4: Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van heetwaterpak. |
T11.6 | Voor B3 en B4: Elementaire kennis van de theorie met betrekking tot dynamische positioneringssystemen. |
§ 10.1.3. C. Gesloten duikklok
De vakbekwaamheid van de kandidaat wordt ter verkrijging van het persoonscertificaat duikarbeid in categorie C getoetst aan de volgende aanvullende toetscriteria:
T12 De kandidaat beschikt over uitgebreide kennis op het gebied van natuurkunde, fysiologie en acute en chronische duikerziekten in relatie tot duikarbeid waarbij in het lichaam van de duiker saturatie optreedt | |
T12.1 | Uitgebreide kennis van de fysische theorie over het gebruik van ademgas en de gevolgen hiervoor voor de anatomie. |
T12.2 | Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van het functioneren van de duikploeg bij het gebruik van ademgas en saturatie. |
T13 De kandidaat bedient in zijn rol als duiker voor zichzelf en anderen het materiaal dat wordt gebruikt bij duiken met een gesloten duikklok en bij saturatieduiken | |
T13.1 | Uitgebreide theoretische kennis met betrekking tot het saturatiesysteem, waaronder gassystemen, gasbewaking, brandbestrijding, sanitaire systemen, communicatie en noodprocedures. |
T13.2 | Vaardigheden en elementaire kennis ten aanzien van het als duiker omgaan met saturatiesysteem en het uitvoeren van alle hiervoor noodzakelijke procedures. |
T13.3 | Vaardigheden en uitgebreide theoretische kennis ten aanzien van de gesloten duikklok, waaronder gassystemen, scrubbers, verwarming, communicatie en het ballasten. |
T13.4 | Vaardigheden en uitgebreide kennis ten aanzien van de bediening van de gesloten duikklok inclusief het uitvoeren van de noodzakelijk controles. |
T14 De kandidaat onderkent de gevaren van het gebruik van de gesloten duikklok en voert de relevante veiligheidsmaatregelen en noodprocedures uit | |
T14.1 | Uitgebreide theoretische kennis en één duik waarbij overlevingsapparatuur gebruikt wordt dan wel gesimuleerd wordt. |
T14.2 | Uitgebreide kennis van de relevante wet- en regelgeving. |
T15 De kandidaat is vaardig in de uitvoering van de procedures voor het in- en uitsluizen (lock-out) en het vervoer onder druk | |
T15.1 | Ervaring als lid van de oppervlakte- en duikploeg bij zowel bounce- als saturatieduiken. |
T15.2 | Duikervaring met een open duikklok zoals voor paragraaf 8.3, categorie C vereist is in het opleidingscurriculum |
§ 10.2. Beoordeling eindtermen
- 1.
De certificerende instelling beoordeelt of aan de eindtermen wordt voldaan door middel van:
- a.
de beoordeling van het opleidingsportfolio;
- b.
het afnemen van een theorie examen; en
- c.
het afnemen van een praktijkexamen.
- 2.
De cesuur is opgenomen in het examenreglement.
§ 10.2.1. Beoordeling opleidingsportfolio
- 1.
De ervaring, duikervaring en vaardigheden omschreven in de toetscriteria, bedoeld in hoofdstuk 10, worden door middel van een documentenonderzoek van het opleidingsportfolio beoordeeld tegen de relevante eindtermen T1 tot en met T15.
- 2.
Het volledig en positief beoordeelde opleidingsportfolio van de afgeronde opleiding van de kandidaat alsmede zijn duiklogboek tonen aan dat de kandidaat minimaal voldoet aan de eindtermen die in deze bijlage zijn gesteld aan de betreffende categorie duikarbeid.
- 3.
De kandidaat kan, wanneer de opleidingsinstelling een leerlingvolgsysteem of toetskaart ter beschikking stelt, daarmee aan de certificerende instelling inzicht verschaffen in:
- a.
iedere verrichting die in het kader van de opleiding is gedaan;
- b.
aanwezigheid van de kandidaat tijdens alle theoretische en praktische onderdelen van de opleiding;
- c.
bijzonderheden;
- d.
een beoordeling;
- e.
een indicatie van de leerprogressie; en
- f.
tussentijdse evaluaties die zijn afgetekend door de instructeur.
- 4.
Indien de duikvaardigheid van de kandidaat in het kader van de entreecriteria voor het examen als onvoldoende wordt beoordeeld, wordt de certificatie geweigerd of wordt als maatregel voorgeschreven dat de kandidaat zijn duikvaardigheid aanvult door het volgen van een duikopleiding die aan de kwalificatie-eisen voldoet.
§ 10.2.2. Theorie-examen A. SCUBA
- 1.
Het theorie-examen voor duikarbeid in categorie A beslaat 6 thema's:
- a.
duikerziekten;
- b.
decompressie;
- c.
duiken algemeen;
- d.
veiligheid, wet- en regelgeving;
- e.
natuurkunde; en
- f.
zeemanschap.
- 2.
Het examen over deze zes thema's kan door de certificerende instelling worden afgenomen in één theorie-examen dan wel in maximaal zes deelexamens.
- 3.
Het theorie-examen wordt door de certificerende instelling afgestemd op de categorie van certificatie die door de kandidaat is aangevraagd.
- 4.
Indien onderdelen van de theorie niet voor de categorie van toepassing zijn, komen deze onderdelen te vervallen.
- 5.
In het theorie-examen toont de kandidaat zijn kennis ten aanzien van de relevante toetscriteria aan:
Thema | Toetscriteria |
---|---|
Duikerziekten | T1.2 |
Decompressie | T6.3 |
Duiken algemeen | T2.1; T2.2; T2.3; T3.1; T4.1; T5.1; T6.2; T6.4; T7.3; T7.4; T7.5; T7.6 |
Veiligheid, wet- en regelgeving | T6.1; T6.5 |
Natuurkunde | T1.1 |
Zeemanschap | T2.1; T6.6; T6.7 |
§ 10.2.3. Theorie-examen B. SSE
- 1.
Het theorie-examen voor duikarbeid in categorie B beslaat vier thema's:
- a.
decompressie;
- b.
duiken algemeen;
- c.
veiligheid, wet- en regelgeving; en
- d.
natuurkunde.
- 2.
Het examen over deze vier thema's kan door de certificerende instelling worden afgenomen in één examen dan wel in maximaal vier deelexamens.
- 3.
Het theorie-examen wordt door de certificerende instelling afgestemd op de categorie van certificatie die door de kandidaat is aangevraagd.
- 4.
Indien onderdelen van de theorie niet voor de categorie van toepassing zijn, komen deze onderdelen te vervallen.
- 5.
In het theorie-examen toont de kandidaat zijn kennis ten aanzien van de relevante toetscriteria aan:
Thema | Toetstcriteria |
---|---|
Decompressie | T10.4 |
Duiken algemeen | T8.1; T8.2;T9.1; T9.2; T9.3; T10.5; T10.6; T11.3; T11.4; T11.5; T11.6 |
Veiligheid, wet- en regelgeving en organisatie | T10.2; T10.5 |
Natuurkunde | T10.1 |
§ 10.2.4. Theorie-examen C. Gesloten duikklok (met ademgas)
- 1.
Het theorie-examen voor duikarbeid in categorie C bestaat uit vier thema's:
- a.
decompressie;
- b.
bediening gesloten duikklok;
- c.
veiligheid, wet- en regelgeving; en
- d.
natuurkunde.
- 2.
Deze vier thema's kunnen door de certificerende instelling worden geëxamineerd in één examen dan wel in maximaal vier deelexamens.
- 3.
In het theorie-examen toont de kandidaat zijn kennis ten aanzien van de relevante toetscriteria aan:
Thema | Toetscriteria |
---|---|
Decompressie | T12.2 |
Bediening gesloten duikklok | T13.1; T13.2; T13.3; T13.4; T15.1 |
Veiligheid, wet- en regelgeving en organisatie | T14.1; T14.2 |
Natuurkunde | T12.1 |
§ 10.2.5. Uitvoering van het theorie-examen
Het theorie-examen wordt uitgevoerd conform het examenreglement.
§ 10.2.6. Praktijkexamen
- 1.
De kandidaat wordt toegelaten tot het praktijkexamen wanneer het portfolio van de desbetreffende categorie volledig en positief is beoordeeld.
- 2.
De praktijkexamens worden door de certificerende instelling zodanig ingericht dat zij voldoen aan de volgende criteria:
Praktijkexamen A1
Toetscriteria | T5.2 en T7.2 |
---|---|
Locatie: | Geconditioneerde omstandigheden |
Onderdelen: | In een casus met (gesimuleerde) werkzaamheden in het verband van een duikploeg komen de volgende onderdelen aan de orde:
|
Praktijkexamen A2
Toetscriteria: | T5.2 en T7.2 |
---|---|
Locatie: | Geconditioneerde omstandigheden (onderdeel A) en buitenwater (onderdeel B) |
Onderdeel: A | In een casus met (gesimuleerde) werkzaamheden in het verband van een duikploeg komen de volgende onderdelen aan de orde:
|
Onderdeel: B | Het uitvoeren van een casus met (gesimuleerde) werkzaamheden met niet aangedreven handgereedschappen tot een diepte van maximaal 15 meter in het verband van een duikploeg. |
Praktijkexamen A3
Toetscriteria: | T5.2 en T7.2 |
---|---|
Locatie: | Geconditioneerde omstandigheden (onderdeel A) en buitenwater (onderdeel B) |
Onderdeel: A | In een casus met (gesimuleerde) werkzaamheden in het verband van een duikploeg komen de volgende onderdelen aan de orde:
|
Onderdeel: B |
|
Praktijkexamen B0
Toetscriteria: | T10.3 en T11.2 |
---|---|
Locatie: | Geconditioneerde omstandigheden |
Onderdelen: | In een casus met (gesimuleerde) werkzaamheden met niet aangedreven handgereedschappen in het verband van een duikploeg, waarbij de duiker onderwater geen zicht heeft komen de volgende onderdelen aan de orde:
|
Praktijkexamen B1
Toetscriteria: | T10.3 en T11.2 |
---|---|
Locatie: | Geconditioneerde omstandigheden |
Onderdelen: | In een casus met (gesimuleerde) werkzaamheden met niet aangedreven handgereedschappen in het verband van een duikploeg komen de volgende onderdelen aan de orde:
|
Praktijkexamens B2 en B3
Toetscriteria: | T10.3 en T11.2 |
---|---|
Locatie: | Geconditioneerde omstandigheden (onderdeel A) en buitenwater (onderdeel B) |
Onderdeel A: | In een casus met (gesimuleerde)werkzaamheden met niet aangedreven handgereedschappen in het verband van een duikploeg, waarbij de duiker onderwater geen zicht heeft komen de volgende onderdelen aan de orde:
|
Onderdeel B: | Ten minste een van de hieronder genoemde onderdelen:
|
Praktijkexamen B4
Een portfoliocontrole op categorie B3 en in aanvulling hierop ten minste een van de hieronder genoemde onderdelen A of B:
Toetscriteria: | T10.3 en T11.2 |
---|---|
Locatie: | Buitenwater |
Onderdeel A: |
|
Onderdeel B: |
|
Portfoliobeoordeling C
Voor categorie C voert de certificerende instelling een portfoliobeoordeling uit. Indien hieruit blijkt dat de kandidaat tijdens zijn opleiding getoetst is, is geen aanvullend praktijkexamen nodig.
Hoofdstuk 11. Hercertificatie
§ 11.1. Toetscriteria voor hercertificatie
Voor de vervolgafgifte van het persoonscertificaat duikarbeid gelden de volgende toetscriteria:
H 1 De kandidaat is als duiker werkzaam en verricht werkzaamheden onder water | |
H1.1 | Doorlopende beroepservaring van:
|
H 2 De kandidaat heeft kennis en inzicht met betrekking tot het uitvoeren van (nood)procedures binnen de scope van de subcategorie | |
H2.1 | Algemeen: Procedures bij het in veiligheid brengen van een duiker in nood. Voor A1, A2, B0 en B1: Omhoog brengen van een duiker in nood vanaf een maximale diepte van 9 meter. A3, B2, B3 en B4: Vigerende veiligheids- en (nood)procedures uitvoeren. Voor C: Vigerende veiligheids- en (nood)procedures uitvoeren. |
§ 11.2. Uitgangspunten toetsing
- 1.
De certificerende instelling beoordeelt aan de hand van het duiklogboek of voldaan wordt aan toetscriterium H1, en aan de hand van een proeve van bekwaamheid of voldaan wordt aan toetscriterium H2.
- 2.
Indien de certificaathouder certificaten heeft in meerdere categorieën kan worden volstaan met één hercertificatie voor de meest uitgebreide scope.
- 3.
Het voldoen aan de toetscriteria voor hercertificatie voor de desbetreffende scope wordt minimaal één keer in de vier jaar beoordeeld.
- 4.
Indien uit de beoordeling van het duiklogboek blijkt dat de certificaathouder niet voldoet aan de eisen voor hercertificatie, dan legt de certificaathouder een praktijkexamen af zoals vereist voor initiële certificatie.
§ 11.2.1. Eindtermen doorlopende beroepservaring
- 1.
De eindtermen op basis waarvan de certificerende instelling beoordeelt of binnen de afgelopen 24 maanden sprake was van voldoende doorlopende beroepservaring luiden als volgt:
- a.
voor subcategorie A1: ten minste 30 duiken en een totaaltijd onder druk van minimaal 300 minuten;
- b.
voor subcategorie A2: ten minste 30 duiken en een totaaltijd onder druk van minimaal 300 minuten, waarvan ten minste 5 duiken met een minimale duikdiepte van 9 meter en een totaaltijd onder druk van 50 minuten;
- c.
voor subcategorie A3: ten minste 30 duiken en een totaaltijd onder druk van minimaal 300 minuten;
- d.
voor subcategorie B0: ten minste 30 duiken en een totaaltijd onder druk van minimaal 300 minuten, waarvan ten minste 20 duiken met een totaaltijd onder druk van minimaal 200 duikminuten met SSE;
- e.
voor subcategorie B1: ten minste 30 duiken en een totaaltijd onder druk van minimaal 300 minuten, waarvan:
- 1°
ten minste 20 duiken met een totaaltijd onder druk van minimaal 200 duikminuten met SSE; en
- 2°
ten minste 5 duiken met een minimale duikdiepte van 9 meter en een totaaltijd onder druk van 50 minuten;
- f.
voor subcategorie B2: ten minste 30 duiken en een totaal tijd onder druk van minimaal 300 minuten, waarvan ten minste 15 duiken met een totaaltijd onder druk van minimaal 150 duikminuten met SSE;
- g.
voor subcategorie B3: ten minste 30 duiken een totaaltijd onder druk van minimaal 300 minuten waarvan ten minste 15 duiken met een totale duiktijd van minimaal 150 duikminuten met SSE; en
- h.
voor subcategorie B4: ten minste 30 duiken met een totaal tijd onder druk van minimaal 300 minuten waarvan ten minste 15 duiken met een totale tijd onder druk van minimaal 150 minuten met SSE.
- 2.
Indien de certificaathouder B4 eveneens beschikt over certificaat in de categorie C geldt dat het aantal gemaakte bellruns een compensatie is van het dienovereenkomstig aantal te maken duiken in de subcategorie B4. De totale tijd onder druk van 300 minuten in de subcategorie B4 mag worden verminderd met de gelogde tijd onder druk als lockout duiker.
§ 11.3. Aanvraag hercertificatie
- 1.
De certificaathouder vermeldt in de aanvraag voor welke subcategorie hij hercertificatie wenst.
- 2.
Indien de doorlopende beroepservaring van de certificaathouder niet voldoet aan de hieraan gestelde eisen, wordt door de certificerende instelling op aanvraag van en voor rekening van de certificaathouder een inschalingstraject opgesteld.
- 3.
Indien de certificaathouder voldoet aan de eisen inzake beroepservaring van een lagere subcategorie en de certificaathouder afziet van een inschalingstraject, wordt de certificaathouder op zijn verzoek beoordeeld tegen de eindtermen van de hoogste subcategorie waarvoor wel aan de eisen inzake beroepservaring voldaan wordt.
- 4.
De certificerende instelling verstrekt de certificaathouder bij een positieve beoordeling in dat geval het daarbij behorende certificaat.
§ 11.4. Beoordeling bij hercertificatie
De hercertificatie wordt verleend, indien op basis van de met het duiklogboek aangetoonde praktijkervaring en de door de certificerende instelling beoordeelde proeve van bekwaamheid wordt aangetoond dat aan de toetscriteria H1 en H2 wordt voldaan.
§ 11.5. Ingangsdatum van hercertificatie
- 1.
De ingangsdatum van hercertificatie is de datum van de beslissing omtrent hercertificatie.
- 2.
De portfoliobeoordeling en het afleggen van een proeve van bekwaamheid vinden binnen twee maanden voorafgaand aan de beslissing over de hercertificatie plaats.
Hoofdstuk 12. Certificaat
- 1.
Op het certificaat worden ten minste de volgende gegevens vermeld:
- a.
naam van de certificaathouder;
- b.
uniek en eenduidig certificaatnummer;
- c.
naam, nummer inschrijving Kamer van Koophandel, en logo van de certificerende instelling die het certificaat heeft verstrekt;
- d.
naam en logo van de beheerstichting;
- e.
kenmerk aanwijzingsbeschikking van de Minister van SZW;
- f.
verwijzing naar onderhavig certificatieschema;
- g.
categorie en geldigheidscondities van de gecertificeerde vakbekwaamheid; en
- h.
ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop de geldigheid eindigt.
- 2.
Op het certificaat wordt de tekst opgenomen dat de certificerende instelling verklaart dat de betreffende persoon voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van duikarbeid die zijn opgenomen in deze bijlage.
- 3.
Het certificaat vermeldt tevens of het certificaat is afgeven op grond van een initiële certificatie of een hercertificatie.
- 4.
De ingangsdatum van het certificaat is de datum waarop de certificatiebeslissing is genomen.
- 5.
De gegevens, bedoeld in het eerste onderdeel, subonderdelen a, b, f, g en h, worden geregistreerd in het certificaatregister.
Hoofdstuk 13. Geldigheidscondities
- 1.
Gedurende de looptijd van het certificaat gelden de volgende condities voor de certificaathouder:
- a.
De certificaathouder stelt de certificerende instelling onverwijld op de hoogte van wijzigingen betreffende zijn adres;
- b.
De certificaathouder gebruikt het certificaat uitsluitend zolang dit geldig is;
- c.
De certificaathouder voldoet aan de eisen die in het kader van de doorlopende beroepservaring gelden overeenkomstig paragraaf 11.2.1;
- d.
De certificaathouder gebruikt het certificaat uitsluitend als bewijs van zijn vakbekwaamheid binnen de betrokken subcategorieën;
- e.
De certificaathouder verleent medewerking bij het uitvoeren van toezicht door de certificerende instelling en stemt in met het steekproefsgewijs onderzoeken van zijn portfolio bij de werk- of opdrachtgevers;
- f.
De certificaathouder stemt in met vermelding van zijn certificatie door de certificerende instelling in het certificaatregister;
- g.
De certificaathouder meldt klachten die tegen zijn vakbekwaamheid zijn ingebracht bij de certificerende instelling en verleent medewerking aan onderzoek door de certificerende instelling van dergelijke klachten;
- h.
De certificaathouder gaat misbruik van dit certificaat door derden zoveel mogelijk tegen en meldt vermissing van het certificaat binnen tien dagen aan de certificerende instelling.
- 2.
Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit tot consequentie hebben dat het certificaat wordt geschorst of ingetrokken of een waarschuwing worden gegeven.
Hoofdstuk 14. Overgangsbepalingen duikercertificaten
- 1.
Een brandweerduiker als bedoeld in artikel 6.6, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenregeling, zoals dat lid luidt op 30 september 2018, die beschikt over een persoonscertificaat duikarbeid verricht door de brandweer dat is afgegeven vóór 1 oktober 2018, wordt gedurende de looptijd van dat certificaat geacht te voldoen aan de eisen voor een duiker met een certificaat in de subcategorie A2 SCUBA, neergelegd in hoofdstuk 9 van deze bijlage. De certificaathouder werkt mee aan tussentijdse controles en zijn certificaat kan worden geschorst of ingetrokken indien de certificaathouder zich niet houdt aan de voor het gebruik van dat certificaat geldende voorschriften.
- 2.
Wanneer een in het eerste onderdeel bedoelde certificaathouder optreedt als examinator tellen de jaren ervaring die hij als brandweerduiker heeft opgedaan mee voor de in paragraaf 5.3, derde onderdeel, onder a, geformuleerde eis.
- 3.
Een duiker als bedoeld in artikel 6.5, derde lid, van de Arbeidsomstandighedenregeling die beschikt over een persoonscertificaat duikarbeid dat is afgegeven vóór 1 oktober 2018, wordt gedurende de looptijd van dat certificaat geacht te voldoen aan de eisen voor een duiker, neergelegd in hoofdstuk 9 van deze bijlage. De certificaathouder werkt mee aan tussentijdse controles en zijn certificaat kan worden geschorst of ingetrokken indien de certificaathouder zich niet houdt aan de voor het gebruik van dat certificaat geldende voorschriften.