Einde inhoudsopgave
Arbeidsomstandighedenbesluit
Artikel 1.5g De weigering, schorsing, wijziging of intrekking van een certificaat
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2013
- Redactionele toelichting
Deze wijziging treedt in werking voor het werkveld arbodiensten, bedoeld in art. 2.14, lid 1 en 2, van dit besluit.
- Bronpublicatie:
07-09-2009, Stb. 2009, 395 (uitgifte: 01-10-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-11-2012, Stb. 2012, 563 (uitgifte: 16-11-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Algemene Zaken
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Ministerie van Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
1.
De afgifte van een certificaat wordt geweigerd indien:
- a.
de verzoeker niet heeft voldaan aan de bij of krachtens dit besluit met betrekking tot het certificaat gestelde eisen; of
- b.
ten hoogste twaalf maanden voorafgaand aan de datum van het verzoek tot afgifte van het certificaat, sprake was van een weigering tot het afgeven van eenzelfde certificaat dan wel van een intrekking van eenzelfde certificaat en de weigering of intrekking is geschied op grond van aan de verzoeker toe te rekenen feiten of omstandigheden.
2.
Het verzoek wordt in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder b, eerst in behandeling genomen nadat twaalf maanden, te rekenen vanaf de dag na de datum van de weigering respectievelijk van de intrekking, zijn verstreken.
3.
Een certificaat kan worden geschorst, ten nadele van de certificaathouder worden gewijzigd of ingetrokken:
- a.
op grond van feiten of omstandigheden waarvan Onze Minister of, indien Onze Minister een certificerende instelling heeft aangewezen, deze instelling, bij de afgifte van het certificaat redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan hij respectievelijk zij het certificaat niet of alleen met beperkingen of voorschriften, bedoeld in artikel 20, vierde lid, van de wet, zou hebben gegeven;
- b.
op grond van door de certificaathouder verstrekte onjuiste inlichtingen over feiten en omstandigheden, mits de onjuistheid daarvan aan de certificaathouder bekend was of kon zijn;
- c.
indien de certificaathouder niet meer voldoet aan de bij of krachtens dit besluit met betrekking tot het certificaat gestelde eisen of zijn wettelijke verplichtingen niet meer naar behoren nakomt; of
- d.
indien de certificaathouder met zijn werkzaamheden, voor zover die door het certificaat worden gereguleerd, of door de wijze waarop hij de werkzaamheden verricht, ernstig gevaar veroorzaakt of kan veroorzaken voor personen.