Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1060 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid
Artikel 24 Wijziging van programma's
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2023
- Bronpublicatie:
27-02-2023, PbEU 2023, L 63 (uitgifte: 28-02-2023, regelingnummer: 2023/435)
- Inwerkingtreding
01-03-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-02-2023, PbEU 2023, L 63 (uitgifte: 28-02-2023, regelingnummer: 2023/435)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Financiering
1.
De lidstaat kan een redenen omkleed verzoek tot wijziging van een programma indienen, samen met het gewijzigde programma, waarin wordt vermeld wat het verwachte effect van die wijziging is op het verwezenlijken van de doelstellingen.
2.
De Commissie beoordeelt de wijziging en de mate waarin die deze verordening en de fondsspecifieke verordeningen in acht neemt, met inbegrip van verplichtingen op nationaal niveau, en kan binnen twee maanden na de datum van indiening van het gewijzigde programma opmerkingen formuleren.
3.
De lidstaat beziet het gewijzigde programma opnieuw, rekening houdend met de opmerkingen van de Commissie.
4.
De Commissie neemt uiterlijk vier maanden na de indiening van een wijziging van een programma door de lidstaat, een besluit tot goedkeuring ervan.
5.
Voor programma's met ondersteuning van het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het JTF, kan de lidstaat tijdens de programmeringsperiode een bedrag van maximaal 8 % van de initiële toewijzing van een prioriteit en maximaal 4 % van de programmabegroting overdragen naar een andere prioriteit van hetzelfde fonds van hetzelfde programma. Voor door het EFRO, het ESF+ en het JTF ondersteunde programma's mag de overdracht enkel toewijzingen voor dezelfde regiocategorie betreffen.
Voor programma's met ondersteuning van het EFMZVA kan de lidstaat tijdens de programmeringsperiode een bedrag van maximaal 8 % van de initiële toewijzing van een specifieke doelstelling overdragen naar een andere specifieke doelstelling, daaronder begrepen technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 4.
Voor programma's met ondersteuning van het AMIF, het ISF of het BMVI kan de lidstaat tijdens de programmeringsperiode toewijzingen van één type acties overdragen naar een ander type acties binnen dezelfde prioriteit, en tevens een bedrag van maximaal 15 % van de initiële toewijzing van een prioriteit overdragen naar een andere prioriteit van hetzelfde fonds.
Dergelijke overdrachten hebben geen gevolgen voor de voorgaande jaren. De overdrachten en gerelateerde wijzigingen worden beschouwd als niet-ingrijpend en vergen geen besluit van de Commissie tot goedkeuring van de wijziging van het programma. Ze moeten echter wel voldoen aan alle regelgeving en worden van tevoren door het monitoringcomité goedgekeurd overeenkomstig artikel 40, lid 2, punt d). De lidstaat dient bij de Commissie de in artikel 22, lid 3, punt g), ii), iii) of iv), bedoelde gewijzigde tabel in, samen met alle daaraan gerelateerde wijzigingen in het programma, waar van toepassing.
6.
Voor correcties van redactionele of tikfouten die geen gevolgen hebben voor de uitvoering van het programma, is geen goedkeuring van de Commissie vereist. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van dergelijke correcties.
7.
Voor door het EFMZVA ondersteunde programma's is voor programmawijzigingen met betrekking tot de invoering van indicatoren geen goedkeuring van de Commissie vereist.
8.
Voor door het EFRO, het ESF+ of het Cohesiefonds ondersteunde programma's kan de lidstaat overeenkomstig dit artikel een programmawijziging indienen met het verzoek om maatregelen die bijdragen aan de in artikel 21 quater, lid 3, van Verordening (EU) 2021/241 opgenomen doelstellingen, in een programma op te nemen, indien die steun bijdraagt aan de specifieke doelstellingen van het betrokken fonds zoals vastgelegd in de fondsspecifieke verordeningen. De voor die maatregelen gevraagde bedragen worden overeenkomstig de fondsspecifieke verordeningen onder een specifieke doelstelling geprogrammeerd en onder een prioriteit opgenomen. Die bedragen mogen in totaal niet meer dan 7,5 % van de initiële nationale toewijzing voor elk fonds bedragen.