Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1060 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid
Artikel 36 Technische bijstand op initiatief van de lidstaten
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-07-2026.
- Bronpublicatie:
14-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1351 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1351)
- Inwerkingtreding
11-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1351 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1351)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Financiering
1.
Op initiatief van een lidstaat kunnen de fondsen acties ondersteunen die betrekking kunnen hebben op eerdere en volgende programmeringsperiodes en die nodig zijn voor het effectieve bestuur en gebruik van die fondsen, waaronder de capaciteitsopbouw van de in artikel 8, lid 1, bedoelde partners, alsook voor het verstrekken van financiering voor de uitvoering van, onder andere, functies zoals voorbereiding, opleiding, beheer, monitoring, evaluatie, zichtbaarheid en communicatie.
De bedragen voor technische bijstand krachtens dit artikel en artikel 37 worden niet in aanmerking genomen voor het doel van thematische concentratie overeenkomstig de fondsspecifieke regels.
2.
Elk fonds kan technische-bijstandsacties steunen die ook subsidiabel zijn uit een ander fonds.
3.
De bijdrage van de Unie voor technische bijstand in een lidstaat wordt verleend op grond van artikel 51, punt b) of e).
De lidstaat kiest in de partnerschapsovereenkomst overeenkomstig bijlage II de vorm die de Uniebijdrage voor technische bijstand moet aannemen. Die keuze geldt voor alle programma's in de betrokken lidstaat en voor de gehele programmeringsperiode, en kan later niet worden gewijzigd.
Voor uit het AMIF, het ISF en het BMVI gesteunde programma's en voor Interreg-programma's verstrekt de Unie slechts een bijdrage voor technische bijstand op grond van artikel 51, punt e).
3 bis.
4.
Indien de bijdrage van de Unie voor technische bijstand in een lidstaat wordt vergoed overeenkomstig artikel 51, punt b), is het volgende van toepassing:
- a)
de technische bijstand krijgt de vorm van een prioriteit die verband houdt met één fonds in één of meer programma's, of van een specifiek programma, dan wel een combinatie van beide;
- b)
het bedrag uit de fondsen dat aan technische bijstand wordt toegewezen, is als volgt beperkt:
- i)
voor steun uit het EFRO in het kader van de doelstelling ‘investeren in werkgelegenheid en groei’: 3,5 %;
- ii)
voor steun uit het Cohesiefonds: 2,5 %;
- iii)
voor ESF+-steun: 4 %; en voor programma's in het kader van artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening: 5 %;
- iv)
voor JTF-steun: 4 %;
- v)
voor het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds, indien het totale bedrag dat aan een lidstaat in het kader van de doelstelling ‘investeren in werkgelegenheid en groei’ is toegewezen, niet meer dan 1 miljard EUR bedraagt: 6 %;
- vi)
voor EFMZVA-steun: 6 %;
- vii)
voor programma's in het kader van de doelstelling ‘investeren in werkgelegenheid en groei’ die alleen betrekking hebben op de ultraperifere regio's wordt het percentage met 1 procentpunt verhoogd;
5.
Indien de bijdrage van de Unie voor technische bijstand wordt vergoed overeenkomstig artikel 51, punt e), is het volgende van toepassing:
- a)
het bedrag van de uit de fondsen toegewezen middelen voor technische bijstand wordt vastgesteld als onderdeel van de financiële toewijzingen voor elke prioriteit van het programma, overeenkomstig artikel 22, lid 3, punt g), ii), en voor het EFMZVA, elke specifieke doelstelling overeenkomstig punt g), iii), van dat lid; het krijgt niet de vorm van een afzonderlijke prioriteit of van een specifiek programma, behalve voor uit het AMIF, het ISF of het BMVI gesteunde programma's, waarvoor het bedrag de vorm van een specifieke doelstelling krijgt;
- b)
de vergoeding geschiedt door de in de punten i) tot en met vii) genoemde percentages toe te passen op de subsidiabele uitgaven die zijn opgenomen in elke betalingsaanvraag overeenkomstig artikel 91, lid 3, punt a) of c), — naargelang het geval en uit hetzelfde fonds waaraan de subsidiabele uitgaven worden vergoed — aan één of meer instanties die overeenkomstig artikel 22, lid 3, punt k), betalingen van de Commissie ontvangen;
- i)
voor steun uit het EFRO in het kader van de doelstelling ‘investeren in werkgelegenheid en groei’: 3,5 %;
- ii)
voor steun uit het Cohesiefonds: 2,5 %;
- iii)
voor ESF+-steun: 4 %; en voor programma's in het kader van artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening: 5 %;
- iv)
voor JTF-steun: 4 %;
- v)
voor het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds, indien het totale bedrag dat aan een lidstaat in het kader van de doelstelling ‘investeren in werkgelegenheid en groei’ wordt toegewezen niet meer dan 1 miljard EUR beloopt, bedraagt het percentage voor vergoeding voor technische bijstand: 6 %;
- vi)
voor EFMZVA-, AMIF-, ISF- en BMVI-steun: 6 %;
- vii)
voor programma's in het kader van de doelstelling ‘investeren in werkgelegenheid en groei’ die alleen betrekking hebben op de ultraperifere regio's wordt het percentage met 1 procentpunt verhoogd;
- c)
de in het programma toegewezen middelen voor technische bijstand stemmen voor elke prioriteit en voor elk fonds overeen met de in punt b, i) tot en met vi), bepaalde percentages.
6.
In de Interreg-verordening worden specifieke regels voor technische bijstand voor Interreg-programma's vastgelegd.