RvdW 2024/126:Herziening. Poging tot zware mishandeling door politieagente met barkruk op haar hoofd te slaan, art. 302 lid 1 Sr. Aangevoerd wordt dat sprake is van gegeven a.b.i. art. 457 lid 1 sub c Sv, omdat zaak niet zou hebben geleid tot veroordeling als Rb bekend zou zijn geweest met bij aanvraag gevoegde verklaringen van 7 getuigen, die zijn afgelegd bij voorlopige getuigenverhoren in civiele procedure tussen aanvrager en politieagente, waarin ‘cruciale getuigen 180 graden zijn gedraaid’. Wat betreft overgelegde verklaringen van 2 getuigen geldt dat omstandigheid dat deze getuigen zich volgens de bij aanvraag overgelegde verklaringen nu niets kunnen herinneren van slaan door aanvrager met barkruk op hoofd van politieagente, niet ernstig vermoeden wekt a.b.i. art. 457 lid 1 sub c Sv. Met de bij aanvraag overlegde verklaringen van 5 andere getuigen beoogt aanvrager het voor Rb geschetste alternatieve scenario nader te onderbouwen. Overgelegde verklaringen van 4 van deze getuigen hebben in hoofdlijnen dezelfde strekking als eerder bij politie afgelegde getuigenverklaringen, zodat inhoud van overgelegde verklaringen niet ernstig vermoeden a.b.i. art. 457 lid 1 sub c Sv kunnen wekken. Overgelegde verklaring van vijfde getuige houdt niet in dat zijn eerder bij politie afgelegde verklaring onjuist is, zodat ook die verklaring niet ernstig vermoeden wekt a.b.i. art. 457 lid 1 sub c Sv. Afwijzing aanvraag.