Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/107
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. Huurrecht. Woonruimte. Uitspraak voorzitter huurcommissie; verzet of beroep op kantonrechter (art. 7:262 BW)?; termijn; samenloop verzet en beroep op kantonrechter.
HR 19-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:53
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 januari 2024
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink
- Zaaknummer
23/02504
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Huurbeleid
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Huurrecht / Huur van woonruimte
Huurrecht / Huurprijzen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:53, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑01‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:983, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 03‑11‑2023
- Wetingang
Art. 7:262 BW; art. 20 lid 6 en 8 Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte
Essentie
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. Huurrecht. Woonruimte. Uitspraak voorzitter huurcommissie; verzet of beroep op kantonrechter (art. 7:262 BW)?; termijn; samenloop verzet en beroep op kantonrechter.
Samenvatting
Op grond van art. 7:249 BW kan de huurder van woonruimte binnen de in dat artikel genoemde termijnen de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van de overeengekomen huurprijs. Ook ingevolge enige andere bepalingen kan de huurcommissie worden verzocht uitspraak te doen. Aan de huurcommissie voorgelegde verzoeken kunnen ook bij voorzittersuitspraak worden afgedaan (art. 6 lid 1 in verbinding met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.