Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/120
In zaken die vóór 1 januari 2020 aanhangig zijn gemaakt, maar waarin niet voor die datum onherroepelijk uitspraak is gedaan, blijven art. 579-584 (oud) Sv (rechtsgeding tot herkenning van veroordeelden of andere gevonniste personen) ook na die datum van toepassing.
HR 09-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:4
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 januari 2024
- Magistraten
Mrs. M.J. Borgers, A.L.J. van Strien, M. Kuijer
- Zaaknummer
21/03081
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:4, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑01‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:949, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 31‑10‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑01‑2023
- Wetingang
Art. 579 t/m 584, 580 lid 1 (oud) Sv
Essentie
Met het oog op de belangen van een goede rechtspleging en de eisen van rechtszekerheid moet worden aangenomen dat in zaken die voor 1 januari 2020 aanhangig zijn gemaakt wat betreft het instellen van een rechtsmiddel de oude regeling van toepassing blijft. De art. 579-584 (oud) Sv zijn dus ook na 1 januari 2020 van toepassing gebleven op de behandeling van zaken waarin de inleidende vordering als bedoeld in art. 580 lid 1 (oud) Sv vóór 1 januari 2020 aanhangig is gemaakt en ook voor die datum niet onherroepelijk uitspraak is gedaan op deze vordering. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.