Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/104
Verbintenissenrecht. Verjaring vordering tot schadevergoeding wegens rentederivaat (art. 3:310 lid 1 BW); daadwerkelijke bekendheid met schade en aansprakelijke persoon; betekenis afwezigheid geruststellende mededelingen bank. Verwerping beroep op dwaling (art. 6:228 BW); motivering.
HR 12-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:18
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 januari 2024
- Magistraten
Mrs. M.J. Kroeze, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons
- Zaaknummer
22/00999
- Conclusie
A-G mr. S.D. Lindenbergh
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:18, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑01‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:450, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 21‑04‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑03‑2022
- Wetingang
Art. 3:310 lid 1, art. 6:228 BW
Essentie
Verbintenissenrecht. Verjaring vordering tot schadevergoeding wegens rentederivaat (art. 3:310 lid 1 BW); daadwerkelijke bekendheid met schade en aansprakelijke persoon; betekenis afwezigheid geruststellende mededelingen bank. Verwerping beroep op dwaling (art. 6:228 BW); motivering.
Samenvatting
De verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW begint pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen. Daarvan zal sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid — die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn — heeft verkregen dat schade is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.