Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1060 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid
Artikel 20 Tijdelijke maatregelen voor het gebruik van de fondsen in reactive op uitzonderlijke of buitengewone omstandigheden
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1060)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1060)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Financiering
1.
Indien de Raad na 1 juli 2021 erkent dat zich een buitengewone gebeurtenis voordoet die buiten de macht van één of meer lidstaten valt en een aanzienlijke invloed heeft op de financiële positie van de overheid, dan wel een ernstige economische neergang van het eurogebied of de Unie als geheel zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, tiende alinea, artikel 6, lid 3, vierde alinea, artikel 9, lid 1, tiende alinea, en artikel 10, lid 3, vierde alinea, van Verordening (EG) nr. 1466/97 (1), of dat zich onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen zoals bedoeld in artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97, kan de Commissie bij uitvoeringsbesluit voor een periode van ten hoogste 18 maanden een of meer van de volgende maatregelen vaststellen, mits deze strikt noodzakelijk zijn om op die uitzonderlijke en buitengewone omstandigheden te reageren:
- a)
op verzoek van een of meer betrokken lidstaten de tussentijdse betalingen, in afwijking van artikel 112, leden 3 en 4, van deze verordening, alsook van artikel 40 van de EFMZVA-verordening, artikel 15 van de AMIF-verordening, artikel 12 van de ISF-verordening en artikel 12 van de BMVI-verordening, verhogen met 10 procentpunten boven het toepasselijke medefinancieringspercentage, met een maximum van 100 %;
- b)
de autoriteiten van een lidstaat toestaan concrete acties die fysiek zijn voltooid of volledig zijn uitgevoerd voordat de aanvraag voor de financiering in het kader van het programma bij de beheerautoriteit is ingediend, in afwijking van artikel 63, lid 6, te selecteren voor steun mits de concrete actie in reactie op de uitzonderlijke omstandigheden is genomen;
- c)
in afwijking van artikel 63, lid 7, bepalen dat de uitgaven voor concrete acties in reactie op dergelijke omstandigheden subsidiabel kunnen worden vanaf de datum waarop de Raad het bestaan van die omstandigheden heeft bevestigd;
- d)
de termijnen voor de indiening van documenten en van gegevens bij de Commissie verlengen tot maximaal drie maanden, in afwijking van artikel 41, lid 6, artikel 42, lid 1, artikel 44, lid 2, en artikel 49, lid 3, eerste alinea.
2.
De Commissie houdt het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van de tenuitvoerlegging van dit artikel. Indien een van de voorwaarden van lid 1 is vervuld, stelt de Commissie het Europees Parlement en de Raad onmiddellijk in kennis van haar beoordeling van de situatie en van haar geplande follow-up.
3.
Het Europees Parlement of de Raad kan de Commissie uitnodigen voor een gestructureerde dialoog over de toepassing van dit artikel. Bij het beoordelen van de situatie en het zich beraden op een follow-up houdt de Commissie terdege rekening met de via de gestructureerde dialoog ingenomen en kenbaar gemaakte standpunten.
4.
Indien de specifieke omstandigheden die tot de vaststelling van deze tijdelijke maatregelen hebben geleid, na de in lid 1 bedoelde periode van ten hoogste 18 maanden aanhouden, beoordeelt de Commissie de situatie opnieuw en dient zij in voorkomend geval een wetgevingsvoorstel in tot wijziging van deze verordening, waarbij in de nodige flexibiliteit wordt voorzien om deze omstandigheden aan te pakken.
5.
De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad onverwijld in kennis van het op grond van lid 1 vastgestelde uitvoeringsbesluit, en wel uiterlijk binnen twee werkdagen na de vaststelling ervan.
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1).