De foto’s waarnaar wordt verwezen zijn aan de aanvulling op het arrest gehecht zijn hier niet opgenomen.
HR, 03-07-2018, nr. 16/04540
ECLI:NL:HR:2018:1079
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-07-2018
- Zaaknummer
16/04540
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:1079, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑07‑2018; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:471
ECLI:NL:PHR:2018:471, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑05‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1079
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑07‑2018
Inhoudsindicatie
Verkrachting (art. 242 Sr) en poging zware mishandeling door ex-vriendin o.m. klappen tegen het hoofd en lichaam te geven en haar keel dicht te knijpen (art. 302 jo. 45 Sr). 1. Schending unus testis-regel (art. 342.2 Sv) t.a.v. verkrachting? 2. Bewijsklacht voorwaardelijk opzet op toebrengen zwaar lichamelijk letsel. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
3 juli 2018
Strafkamer
nr. S 16/04540
SK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 augustus 2016, nummer 20/002130-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van drie jaren.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze twee jaren en acht maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2018.
Conclusie 22‑05‑2018
Nr. 16/04540 Zitting: 22 mei 2018 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft de verdachte bij arrest van 9 augustus 2016 wegens het onder 1 bewezenverklaarde “verkrachting” en onder 2 primair bewezenverklaarde “poging tot zware mishandeling”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel
3.1.
Het middel klaagt dat het hof de bewezenverklaring van het onder 1 bewezenverklaarde feit gelet op art. 342 lid 2 Sv (unus testis nullus testis) onvoldoende met redenen heeft omkleed.
3.2.
Ten laste van verdachte is, voor zover van belang voor de beoordeling van het eerste middel, bewezenverklaard dat:
“1.
hij op 17 augustus 2013 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina en anus van [slachtoffer] geduwd en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal
- [slachtoffer] heeft geslagen en gestompt en geschopt en bij de keel heeft vastgepakt en de keel heeft dichtgeknepen gehouden en
- [slachtoffer] , terwijl deze op de grond lag, bij de benen heeft vastgepakt en vervolgens over de grond heeft getrokken en
- aan [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd de woorden van de strekking: "Begin maar met bellen, want ik ga je vermoorden." en "Je gaat het huis niet uitkomen, ik ga je vermoorden." en
- onverhoeds met kracht de broek en de onderbroek van [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken;”
3.3.
De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen1.:
I. Het proces-verbaal van bevindingen van 17 augustus 2013, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , dossierpagina’s 9 en 10, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als volgt:
Op zaterdag 17 augustus 2013 omstreeks 08:00 uur kregen wij, verbalisanten, de opdracht van de dienstdoende centralist om te gaan naar de [a-straat] 350 te Sittard. Er had een hevig huilende vrouw gebeld. Het enige wat deze vrouw zei was dat ze zich bevond in perceel [a-straat] 350. Hierna werd de verbinding verbroken. In het aanrijden naar genoemd perceel kregen wij een tweede melding. De bewoner van [a-straat] 351 had gebeld en vertelde dat er een vrouw via het balkon van perceel 350 op zijn balkon was geklommen. Wij, verbalisanten, zijn direct naar perceel 351 gegaan. Perceel [a-straat] 350 en 351 zijn naast elkaar gelegen en bevinden zich op de 9e etage in een hoogbouwflat van in totaal 12 etages. Wij zijn direct naar perceel 351 gegaan en werden binnen gelaten door de bewoner [betrokkene 1] . Wij zijn naar het balkon van zijn woning gelopen aan de voorzijde. Wij zagen daar een vrouw zitten in foetushouding. Wij zagen en hoorden dat deze vrouw hevig huilde en erg angstig was. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , sprak deze vrouw aan en herkende haar als de mij ambtshalve bekende [slachtoffer] . Zij huilde hevig, was zeer emotioneel en was niet in staat om op mijn vragen te antwoorden. Ik heb getracht [slachtoffer] rustiger te krijgen en haar verzocht om op te staan hetgeen niet lukte. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , voegde mij bij verbalisant [verbalisant 1] en na lange tijd gaf [slachtoffer] antwoord op onze vragen. Zij vertelde dat ze net mishandeld en verkracht was in perceel [a-straat] 350 door [verdachte] , de bewoner van deze woning. Uiteindelijk lukte het ons om [slachtoffer] op te laten staan en haar plaats te laten nemen op de bank in de woonkamer van de melder. Zij bleef huilen, was zeer emotioneel en was nauwelijks in staat om op onze vragen te antwoorden. Zij vertelde dat ze pijn in haar hoofd had en dat [verdachte] haar daar geslagen had. Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zagen dat [slachtoffer] slechts gekleed was in een spijkerbroek en een kort zwart topje. Zij droeg geen schoenen en had geen spullen bij zich. Wij zagen dat zij krassen op haar linker bovenarm had. [slachtoffer] bleef in elkaar gedoken op de bank zitten.
Toen [slachtoffer] plaatsnam in ons dienstvoertuig zag ik dat zij ook flinke krassen in haar halsstreek had en dat haar linkeroog blauw begon te worden. Zij klaagde nog altijd over pijn in haar hoofd en gaf aan dat ze misselijk was. In het ziekenhuis viel het mij, [verbalisant 1] , op dat het linkeroog van [slachtoffer] steeds blauwer en dikker werd, dit was nog niet het geval toen wij [slachtoffer] voor het eerst zagen.
II. Het proces-verbaal informatief gesprek zeden van 17 augustus 2013, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , dossierpagina’s 12 tot en met 14, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als volgt:
Tijdens het intakegesprek is aangeefster ( [slachtoffer] ) op de Spoed Eisende Hulp van het Orbis ziekenhuis te Sittard. Aangeefster ligt in bed, slaapt als wij haar kamer op komen en maakt tijdens het gesprek een versufte indruk. Zij geeft aan dat zij ons goed verstaat maar dat zij moeite heeft met praten en erg veel pijn in haar hoofd heeft.
Wat is er globaal gebeurd:
Free recall:
“Ik heb een relatie gehad met [verdachte] , maar die is enkele weken of maanden geleden verbroken omdat wij veel ruzie hadden. Ik heb nadien op zijn huis gepast omdat hij naar Curaçao ging. Hij vroeg of ik een relatie had gehad in de tijd dat hij naar Curaçao was geweest en of ik zwanger was geworden. Ik heb ja gezegd omdat ik niet wilde liegen. Ik merkte dat hij geïrriteerd werd. Ik wilde toen niet meer met hem praten. Ik heb mijn spullen gepakt en ben op de logeerkamer gaan liggen slapen.
Vanmorgen heb ik seks met hem gehad. Ik wilde niet echt, maar ik wilde het goed met hem maken. Hij werd agressief en dat wilde ik niet. Ik ben opgestaan en naar de andere kamer gegaan om mijn tas te halen. Hij schold mij uit voor vieze goedkope hoer en sloeg met een vuist tegen mijn hoofd. Ik struikelde en viel op de grond. Ik heb mij afgeweerd. Hij bleef staan; dat is hij steeds blijven doen. Hij heeft mij toen bij de keel gepakt en ik kreeg geen lucht meer.
Noot verbalisanten: aangeefster begint te huilen.
Hij bleef mij slaan en mijn keel dichtknijpen. Ik moest overgeven van de klappen. Ik ben in een hoek gekropen, hij heeft mij aan mijn benen weggetrokken en begon mij weer te slaan en te schoppen. Toen ging hij op bed liggen en zei dat ik hem moest neuken.
Ik zat voor de bank op zijn slaapkamer en wilde mij aan de bank omhoog trekken; ik kon niet opstaan. Hij heeft toen mijn broek uitgetrokken en toen heeft hij dat gedaan.
Noot verbalisanten: aangeefster begint opnieuw te huilen en verbergt haar gezicht in de deken en blijft huilen.
Eerst in mij en toen van achteren.
Waar ging hij in?
Moet ik dat echt zeggen?
Ja.
Eerst in mijn vagina een paar seconden en daarna in mijn kont.
Waarmee?
Met zijn penis.
Waardoor stopt hij?
Omdat hij klaar kwam. Er is geen condoom gebruikt.
Waar?
In mijn kont. Hij is toen naar de badkamer gegaan, naar de douche. Ik ben naar de woonkamer gegaan en heb 112 gebeld. Ze verstonden mij niet. Ik ben toen op de bank gaan zitten en hij is van de badkamer naar de slaapkamer gegaan. Ik wist dat hij de voordeur 3 keer had afgesloten en de sleutel hij zich had. Ik ben toen naar het balkon gegaan. Daar stond een stoel en ik ben via deze stoel naar het balkon van de buurman geklommen. Ik heb daar op het raam geklopt en hij heeft mij open gedaan.
Ik lag op de rug op de grond en probeerde met mijn voeten hem (het hof begrijpt: verdachte) weg te duwen. Ik ben toen in een hoek gekropen, hij heeft mij toen aan mijn benen naar zich toe gesleurd. Ik heb mij aan de verwarmingsbuizen proberen vast te houden.
Hoe vaak heb jij seks gehad?
Eerst wilde hij seks en dat heb ik toegestaan omdat ik geen ruzie wilde. Dat was het begin van vrijen maar toen is hij niet in mij geweest. De tweede keer heb ik gezegd dat ik geen seks wilde omdat hij agressief was.
De laatste 7 dagen heb ik geen seks met iemand gehad. Ik mag geen seks hebben omdat ik 2 à 3 weken geleden abortus heb laten doen, omdat ik in verwachting was van mijn nieuwe vriend. Ik heb nu pijn in mijn hoofd.
III. Het proces-verbaal verhoor aangeefster van 11 september 2013, dossierpagina’s 16 tot en met 37, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
De eerste dagen na het intakegesprek heb ik plat op de bank gelegen. Ik kon de eerste dagen niet goed lopen. Overal spierpijn en zo.
(pagina 25)
Nu 2 of 3 maanden geleden heb ik nog op het huis van [verdachte] gepast terwijl hij op Curaçao was.
(pagina 26 e.v.)
Een dag of twee voordat het gebeurde kwam ik weer in contact met [verdachte] . De dag voordat ik naar Sittard ging, hebben we geappt over herinneringen. Het ging op een gegeven moment over gevoelens tussen ons. Ik heb hem toen gezegd dat ik naar Sittard zou gaan voor die verjaardag. Dat was bij [betrokkene 2] (fon). Ik ben naar de verjaardag gegaan. Rond 11 uur ’s avonds ging de bel. [betrokkene 2] had niet verwacht dat [verdachte] aan de deur zou staan. [verdachte] kwam binnen en was al enigszins geïrriteerd. Hij vond het niet leuk dat ik tussen twee mannen in zat. Die tweede man in de woning was “ [betrokkene 3] ”. Zijn echte naam is [betrokkene 3] . En die is meegegaan naar de stad.
(pagina 28 e.v.)
We hadden die nacht een gesprek. Ik heb, nadat ik bij [verdachte] was weggegaan, iemand leren kennen. Ik ben met die jongen naar bed geweest en ik ben daar in verwachting van geraakt. Omdat ik hem net kende, hebben we besloten om het kindje niet te houden. [verdachte] begon opeens hierover te praten. Hij vroeg of het waar was dat ik zwanger geraakt was van iemand. Ik vertelde dat ik inderdaad iemand had leren kennen en dat ik van die man zwanger was geraakt. Ik zei hem ook dat ik het had laten weghalen. Ik heb ongeveer een maand voor die 16e augustus abortus laten plegen. [verdachte] was duidelijk boos.
We zijn naar de flat van [verdachte] teruggelopen. We zijn met z’n drieën naar boven gegaan. [betrokkene 3] en [verdachte] gingen aan de tafel in de woonkamer zitten praten. Ze gingen ook drinken. Ik wilde niet aan de tafel bij hun gaan zitten. Ik ben toen naar de logeerkamer gegaan. Ik ging daar wachten tot [betrokkene 3] zo ver was dat hij ook zou vertrekken. Op de logeerkamer ben ik op het bed in slaap gevallen.
Het volgende wat ik mij kan herinneren is dat ik wakker schrik. [verdachte] staat naast het bed. [verdachte] heeft zijn penis uit zijn broek. Hij stond daar met zijn penis. Ik schrok wakker en ik zag hem. Hij probeerde zijn penis in mijn mond te doen. Ik kreeg toen het gevoel van, ja dan doe ik dat maar. Ik heb toen mijn mond opengedaan en zijn penis in mijn mond gedaan. Hij gaf mij weer een klap op mijn hoofd. Ik ging huilen en ik ben toen opgestaan en naar de woonkamer gelopen. Ik zei tegen hem dat ik dat allemaal niet wilde. Ik heb dat luid en duidelijk tegen hem gezegd. Ik draaide mij om en liep de gang op om mijn tas te pakken. Ik zag nergens mijn tas staan. Tijdens het rondkijken in de gang kreeg ik een duw in mijn rug. Ik stond in de richting van zijn slaapkamer. Ik kreeg een duw in mijn rug en struikelde de slaapkamer in. Hij heeft mij een duw gegeven. Hij heeft de slaapkamerdeur gesloten. Hij heeft gewoon de deur dicht gedaan. Hij draait zich om. Daar begonnen de klappen al. Eerst met de platte hand tegen mijn gezicht en ook aan de linkerzijde van mijn hoofd. Op mijn oor. Hij sloeg toen met zijn vuist tegen de linker achterzijde van mijn hoofd. Hij heeft mij ook geraakt op mijn linkerwang. Echter de meeste slagen kwam terecht op mijn rechterslaap. Ik viel achterover op de grond. Ik kreeg geen kans om op te staan, want ik kreeg meteen weer klappen met zijn vuisten op de linkerzijde en achterzijde van mijn hoofd. Ik heb een klap op mijn oog gekregen. Ook op mijn slaap. Hij zei dat ik hem moest gaan betalen. Verder zei hij dat hij mij alleen maar naar Sittard had gehaald om mij te laten betalen. Zijn letterlijke woorden: “Ik heb je naar Sittard gelokt wantje gaat me betalen vandaag. Begin maar met bellen want ik ga je vermoorden. Voor jou ga ik 8 jaar zitten.” Ik lag op mijn rug. Hij pakte mij met een hand vast aan mijn keel en duwde met zijn andere hand mijn hoofd achterover. Ik kon zijn handen niet los krijgen van mijn keel. Een keer heeft hij met twee handen mijn keel vastgepakt en de tweede keer duwt hij een hand op mijn keel en duwt met de andere hand mijn hoofd achterover. Ik kreeg geen lucht meer. Ik probeerde adem te halen maar het ging niet. Ik trappelde met mijn voeten om los te komen. Op het moment dat ik voelde dat ik ging stikken, liet hij los. Meteen daarna kreeg ik weer tegen mijn linkerzijde van mijn hoofd een klap met een vuist. Ik probeerde op mijn zij te draaien en probeerde zo om op te staan. Hij ging toen op bed liggen, op zijn rug. Hij zei dat ik moest komen om hem te neuken. Hij zei dat hij mij niet liet gaan en dat hij mij ging vermoorden. Hij stond op van het bed en kwam naar mij toe lopen. Toen heeft hij mij een schop in mijn zij gegeven. Hij schopte tegen mijn linkerzijde. Ik kreeg weer klappen en hij pakte me weer vast bij de keel. Ook duwde hij mijn hoofd weer achterover. Hij duwde zo hard op mijn keel dat ik het gevoel kreeg dat mijn ogen uit mijn hoofd zouden ploppen. Ik voelde mijn lichaam slap worden en op dat moment liet hij los. Ik probeerde weer hem weg te duwen met mijn voeten. Hij stond weer klaar om te slaan. Ik trok mijn benen weer op om hem af te weren. Hij pakte toen mijn benen vast en trok me verder over de grond. Ik kroop in de hoek. Hij pakte mij toen weer bij de keel. Hij heeft de keel zo lang dichtgeknepen tot het zwart werd voor mijn ogen. Ik voelde dat ik slap werd. Ik ging “out”. Ik ben weggezakt en toen werd ik weer wakker. Ik lag toen op mijn zij met mijn hoofd in de richting van het bed. Toen ik bijkwam schopte hij in mijn rug. Dat was in mijn linkerzijde en tegen mijn kont. Daarna stond hij ineens voor het bed aan het voeteneinde. Hij is weer op het bed gaan liggen. Hij zei: “je gaat het huis niet uitkomen. Ik ga je vermoorden’. Ik moest van hem gaan bellen. Ik heb gezegd dat ik zou gaan bellen om hem het geld te geven. Ik wilde gewoon iets doen om weg te komen anders zou ik niet meer naar buiten komen. Ik wist dat de voordeur op slot zat en ik ben op handen en voeten naar de bank gekropen. Ik wilde opstaan maar het ging gewoon niet. Ik ben naar de bank gekropen. Ik heb mijn handen op de zitting van de bank gelegd om mij omhoog te trekken. Ik was helemaal slap en had geen fut meer in mijn lichaam. Ik heb mijn handen op de zitting gelegd. Opeens, ik zat nog op mijn knieën, voelde ik een ruk aan mijn broek en mijn string tegelijk. Hij trok die alle twee tegelijk naar onderen toe. Ik schreeuwde “nee, niet doen. Alstublieft”. Hij duwde zijn penis eerst in mijn vagina. Hij bewoog heen en weer. Daarna heeft hij hem in mijn kont geramd.
(pagina 35)
Hij droeg geen voorbehoedsmiddel. Het deed pijn toen hij zijn penis in mijn anus duwde. Hij is klaargekomen, want toen ik mijn broek omhoog probeerde te doen, voelde ik dat mijn broek en mijn billen helemaal nat waren.
(pagina 33)
Ik heb geschreeuwd dat hij moest stoppen en het niet moest doen. Ik zat keihard te huilen en zei dat hij het niet moest doen. Hij trok hem toen eruit. Hij is naar de douche gegaan om te gaan douchen.
In de woonkamer zag ik de telefoon van [verdachte] aan de lader liggen. Ik heb die gsm gepakt en “112” gebeld. Door de pijn in de keel kon ik niet praten. De vrouw verstond mij hierdoor niet. Ik heb twee keer gefluisterd “ [a-straat] 350”. Omdat die vrouw mij niet verstond en ik bang was dat [verdachte] mij zou horen, heb ik de verbinding verbroken.
Ik ben op een gegeven moment opgestaan en naar de balkondeur gelopen. Ik heb de deur vanuit de woonkamer naar het balkon voorzichtig geopend. Ik hoopte dat ik iemand zou zien die de politie kon bellen. Ik zag toen een krukje op het balkon staan. Ik dacht toen “Als ik hier levend weg wil, is het nu of nooit”. Ik heb het krukje tegen de tussenschutting en de tralies van het balkon gezet. Ik heb eerst mijn rechtervoet op het krukje gezet om te kijken of ik nog kracht had om mezelf omhoog te duwen. Ik merkte dat ik te weinig kracht had om mij met mijn armen op te trekken. Toen ik op het krukje stond, was mijn kont op dezelfde hoogte als de bovenkant van de tralies. Ik heb toen mijn linkerbeen over de tralies gedaan. Ik zat toen met mijn gezicht in de richting van het tussenschot. Vervolgens heb ik mijn linkerbeen over de balustrade gezwaaid. Bij de buurman hingen plantenbakken aan de reling. Een van die plantenbakken viel op de grond van het balkon. Ik schoof een stukje verder richting het balkon van de buurman tot ik mijn rechterbeen over de schutting kon doen, zonder van 9 hoog omlaag te vallen. Op het balkon van de buurman stond ik eerst. Ik ben daar toen door mijn knieën gezakt. Ik ben toen op mijn knieën op het balkon naar het raam gekropen. Ik heb toen voorzichtig op het raam van de woonkamer van de buurman geklopt. Hij sliep op de bank in de woonkamer. Hij heeft toen de deur opengemaakt en vroeg aan mij wat er was gebeurd. Ik kon hem dat niet vertellen en zei alleen maar “politie, politie. Mijn hoofd, mijn hoofd. Bel 112”.
IV. Het proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken van de rechtbank Limburg van 11 maart 2014, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] :
Ik heb [slachtoffer] voor het laatst gezien de avond voordat zij met [verdachte] op stap ging en dat er iets gebeurd is tussen haar en [verdachte] . Die avond is zij bij mij thuis geweest. Toen kwam [verdachte] . Toen hij binnenkwam vroeg hij meteen wat wij daar met zijn vriendin deden.
V. Het proces-verbaal van verhoor getuige van 4 september 2013, dossierpagina’s 77 tot en met 79, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [betrokkene 1] :
Die vrouw [slachtoffer] lag op mijn balkon. Het bleek dat zij vanaf de kant van [verdachte] is gekomen. Er is een glazen tussenschot. Op de balustrade voor mijn woning staat een plantenbak. Zij is daar kennelijk op gaan staan doch daarvan braken de bevestigingsbeugels af waarna zij kwam te vallen. Zij viel vervolgens eigenlijk in de richting van de pui van mijn woning. Ik zag aan de buitenzijde van mijn woning, te weten bij mijn woonkamer, die vrouw tegen de ruit van die balkondeur slaan. Ik vertrouwde het niet en opende de deur niet. Er was geen zinnig woord met die [slachtoffer] te wisselen omdat zij voortdurend snikte.
VI. Het proces-verbaal sporenonderzoek van 13 september 2013, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , dossierpagina 81, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op zaterdag 17 augustus 2013 omstreeks 11.30 uur kregen wij van de regionale meldkamer het verzoek ons te begeven naar de [a-straat] 350 te Sittard.
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door ons het navolgende bevonden en waargenomen. Voor de zwarte bank, op de slaapkamer aan de achterzijde, op de vloer zagen wij een witte vlek. Deze vlek is door ons bemonsterd [AAFU8070NL en AAFU8071NL] [foto’s 25 en 26],
Op de zwarte bank zagen wij een witte vlek. Deze vlek is door ons bemonsterd [AAFU8072NL] [foto’s 27 en 28],
Wij zagen op de vloer van de logeerkamer onderdelen van sieraden liggen. Deze zijn door ons veiliggesteld [AAFU8073NL] [foto’s 29 t/in 35).
Vil. Fotomap behorende bij het proces-verbaal sporenonderzoek van 13 september 2013, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , dossierpagina’s 122 tot en met 125, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Foto’s 29 tot en met 35.
[Deze foto’s worden als bijlage aan deze aanvulling bewijsmiddelen gehecht.]
VIII. Het rapport “Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Sittard op 17 augustus 2013” van 1 april 2016, opgemaakt door dr. P.A. Maaskant-van Wijk, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN Beschrijving DNA-profiel/ Matchkans DNA-profiel celmateriaal kan afkomstig zijn van
AAFU8070NL#01 DNA-profiel van een vrouw kleiner dan 1 op 1 miljard (op de vloer voor bank) [slachtoffer]
AAFU8071NL#01 DNA -profiel van een vrouw kleiner dan 1 op 1 miljard (op de vloer voor bank) [slachtoffer]
AAFU8072NL#01 DNA-profiel van een vrouw kleiner dan 1 op 1 miljard (op de zitting van de bank) [slachtoffer]
AAFU8073NL#01 DNA-profiel van een vrouw kleiner dan 1 op 1 miljard (delen van) sieraden [slachtoffer]
AAFU8073NL#04 DNA-profiel van een vrouw kleiner dan 1 op 1 miljard (delen van) sieraden [slachtoffer]
IX. Het proces-verbaal van bevindingen van 17 augustus 2013, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , dossierpagina 57, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als volgt: Op zaterdag 17 augustus 2013 omstreeks 11:30 uur werd door J. Notermans, forensisch arts GGD Limburg, in het Orbis ziekenhuis te Sittard een Medisch Forensisch Onderzoek ingesteld bij aangeefster:
[Slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1982.
Hierbij werd de zogenaamde zedenkit afgenomen.
Tevens werden door genoemde arts, in het bijzijn van mij, verbalisant, de verwondingen van [slachtoffer] bekeken. Ik, verbalisant, zag dat [slachtoffer] verschillende verwondingen had, te weten:
— rood/blauwe verkleuringen boven en onder haar linker oog;
— grillige donkerrode verkleuringen op haar linker wang en linker slaap;
— enkele rode strepen aan de linkerkant in haar hals;
— een rode streep nabij haar linker sleutelbeen;
— een ronde rood/blauwe verkleuring op haar voorhoofd;
— een rode streep in haar linker wenkbrauw;
— bovenlip aan de linker bovenkant kapot;
— mondhoek links kapot;
— aan de linker onderkant van haar kin 2 grillige rode verkleuringen;
— aan de rechteronderkant van haar kin 2 grote blauwe plekken en een grillige rode vlek;
— een rode verkleuring op haar achterhoofd aan de linkerkant;
— een rode streep op haar rug;
— een bloeduitstorting, rode puntjes in twee halve cirkels aan de rechterkant op haar rug;
— een rood/blauwe verkleuring en de opperhuid beschadigd op haar rechter elleboog;
— een rood/blauwe verkleuring op haar linker elleboog;
— een rood/blauwe verkleuring aan de bovenkant van haar linker bil;
— een rood/blauwe verkleuring aan de linkerzijde van haar bovenbeen;
— 3 rode strepen op haar linker bovenarm;
— twee kleine rode verkleuringen boven haar rechter borst;
— een kleine rode verkleuring boven de linker borst.
X. Het letselrapport van 23 januari 2014, opgemaakt door J.V.H. Notermans, forensisch arts GGD Zuid-Limburg, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Letselbeschrijving
Betreft: [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] -1982.
Op 17 augustus 2013 onderzocht ik [slachtoffer] op de afdeling Spoedeisende Hulp van het Orbis Medisch Centrum in Sittard-Geleen.
De waargenomen letsels werden in het verslagboek behorende bij de zedenset van de politie genoteerd op de pagina’s 8, 9 en 12.
De waargenomen letsels kregen in dit boek de opeenvolgende nummers 1 tot en met 18. De letsels 1, 2, 5 en 6 passen bij stomp inwerkend, botsend of stotend geweld. De letsels rond het oog worden in het algemeen in de volksmond beschreven als ‘blauw oog’. Aparte vermelding verdient nog dat de huid ter plaatse van de linker wenkbrauw gescheurd was, hetgeen te verklaren valt doordat de uitwendig inwerkende kracht ertoe geleid heeft dat de huid op de onderliggende botrand van de oogkas plaatselijk stuk gegaan is.
Bij de linker mondhoek zijn twee kleinere niet genummerde letsels ingetekend waarbij de huid eveneens gescheurd was. Dit is te verklaren doordat de weefsels tussen de externe krachtbron en de tanden geplet zijn.
De streepvormige letsels met de nummers 3 en 4 links in de hals zijn eveneens het gevolg van stomp inwerkende krachten en zouden kunnen passen bij het druk uitoefenen met de vingers van een hand.
De letsels 7 en 8 onder de kin zijn ook het gevolg van stomp inwerkende krachten en zouden kunnen passen bij zogenaamd ‘fingertip bruising’, letsels ontstaan doordat met de vingertoppen grotere kracht op weke delen wordt uitgeoefend.
Ook de letsels 9 tot en met 11 en 13 tot en met 18 zijn het gevolg van stomp inwerkende krachten.
Het letsel met het nummer 12 op de rechter elleboog is een zogenaamde schaafwond en kan zijn ontstaan door frictie van de huid over een oppervlak.
XI. De “Rapportage aanvullende vragen letsel [slachtoffer] ” van Symbiant van 9 april 2014, opgemaakt door drs. F.R.W. van de Goot en drs. P.M.I. van Driessche, beiden arts en (forensisch) patholoog, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
(vraag) Kunt u vanuit uw deskundigheid iets zeggen over de soort en de aard van het bij [slachtoffer] aangetroffen letsel?
(antwoord) Aan het lichaam werden (voor zover beoordeelbaar in de fotografische documentatie) onderhuidse bloeduitstortingen, schaafletsels en een enkel krasletsel waargenomen. Het krasletsel hoog aan de rug, tussen de beide schouderbladen, kan opgelopen worden door schuren of krassen met een puntig (deel van een) voorwerp tegen het lichaamsoppervlak of door schuren van het lichaam tegen een (tenminste deels) puntig oppervlak. Dit kan onder meer voorkomen bij een val, een schermutseling, etc.
De overige letsels (onderhuidse bloeduitstortingen en schaafletsels) hadden hoofdzakelijk een aspecifiek aspect en kunnen passen bij vallen, geslagen of getrapt worden, met het lichaam tegen een hard voorwerp slaan, etc. Deels toonden de overige letsels twee verschillende patronen:
- Er was een ovaal tot afgerond patroon aan de onderzijde van de kaak en kin, aan de rechterelleboog en mogelijk aan de linkerheup welke kunnen passen bij samendrukkend of stomp botsend geweld ten gevolge van vingers, zoals door stevig beetnemen, stevig prikken/porren met de vingertoppen, etc. Andere voorwerpen met vergelijkbare vormkenmerken (als vingers) komen echter ook in aanmerking.
- Er was links aan de hals en aan de linkerbovenarm een regelmatig en bandvormig patroon met een evenwijdig verlopend aspect, zoals kan worden opgelopen door stomp botsend of samendrukkend geweld met een deels schavende component, zoals door geslagen worden met een stevig voorwerp met twee evenwijdig verlopende randen, zoals door samendrukkend/omsnoerend geweld aan de hand van een bandvormig voorwerp (zoals bijvoorbeeld een riem of andere voorwerpen) of zoals door samendrukkend geweld ter plaatse van bandvormige voorwerpen aan het lichaamsoppervlak (zoals bijvoorbeeld samendrukkend geweld aan de hals ter plaatse van een boord van een hemd of ander kledingstuk).
XII. Het rapport “Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Sittard op 17 augustus 2013” van 22 oktober 2013, opgemaakt door dr. P.A. Maaskant-van Wijk, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Onderzoek naar biologische sporen
Bemonsteringen uit de onderzoeksset zedendelicten ZAAC2477NL van het slachtoffer [slachtoffer] zijn onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof) en bloed. De resultaten van het onderzoek naar biologische sporen staan vermeld in tabel 1.
Tabel 1 Overzicht resultaten onderzoek naar biologische sporen onderzoeksset zedendelicten ZAAC2477NL
Buitenste schaamlippen: Aanwijzing voor spermavloeistof: ja. Bloed: ja
Binnenste schaamlippen: Aanwijzing voor spermavloeistof: ja.
Diep vaginaal: Aanwijzing voor spermavloeistof: ja.
Om de anus: Microscopisch spermacellen: ja. Bloed: ja In de anus: Microscopisch spermacellen: ja. Bloed: ja
XIII.
De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 september 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
In de nacht van 16 op 17 augustus 2013, na 03.00 uur, waren [slachtoffer] en ik in mijn flat. Ik pakte [slachtoffer] bij de keel en heb haar geslagen.”
3.4.
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring onder het kopje “nadere overwegingen omtrent het bewijs” het volgende overwogen:
“De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
a.
Door de verdediging is betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het onder 1 als het onder 2 primair ten laste gelegde nu het wettig en overtuigend bewijs te kort schiet. In de kern komt het betoog van de raadsman erop neer dat sprake is van tegenover elkaar staande verklaringen waarbij de verklaring van aangeefster [slachtoffer] niet betrouwbaar is.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Het hof acht de tot het bewijs gebezigde verklaring van aangeefster [slachtoffer] betrouwbaar.
Zo heeft zij zowel bij de politie als ten overstaan van de rechter-commissaris als ten overstaan van het hof, gehoord als getuige ter terechtzitting in hoger beroep, in de kern consistente en gedetailleerde verklaringen afgelegd, te weten - kort gezegd - dat verdachte aangeefster heeft verkracht en mishandeld.
Aangeefster heeft verklaard:
- dat zij een relatie heeft gehad met verdachte die ten tijde van het ten laste gelegde was beëindigd
- dat zij in de zomer terwijl verdachte op Curaçao was nog op zijn huis heeft gepast dat zij zwanger was geraakt van een vriend met wie ze na verdachte een relatie had maar dat zij abortus had laten plegen
- dat zij kort voor 17 augustus 2013 weer contact kreeg met verdachte en elkaar berichten stuurden
- dat zij op bezoek ging op vrijdagavond 16 augustus bij [betrokkene 2] in Sittard; dat [betrokkene 3] daar ook aanwezig was
- dat verdachte arriveerde en gelijk opmerkte tegen de mannen wat zij met zijn vriendin deden
- dat verdachte, [betrokkene 3] en aangeefster naar de stad zijn gegaan
- dat het gesprek kwam op de zwangerschap van een andere man en dat verdachte boos werd
- dat ze toen teruggelopen zijn naar de flat van verdachte
- dat verdachte en [betrokkene 3] nog zaten te drinken in de woning van verdachte
- dat zij op de logeerkamer is gaan liggen en in slaap is gevallen
- dat zij wakker schrok en verdachte zijn penis uit zijn broek had gehaald en probeerde die in haar mond te doen
- dat zij gezegd heeft dat ze niet wilde en haar tas is gaan zoeken dat zij de slaapkamer van verdachte in werd geduwd
- dat zij klappen kreeg, tegen haar gezicht, linkerzijde hoofd, slaap, oog en oor; dat verdachte riep ‘begin maar te bellen want ik ga je vermoorden’
- dat hij haar bij de keel pakte
- dat hij haar schopte tegen haar zij
- dat hij haar over de grond trok aan haar benen
- dat hij haar weer bij de keel pakte en die dichtkneep
- dat zij naar de bank in de slaapkamer is gekropen
- dat zij haar handen op de zitting had gelegd om zich omhoog te trekken
- dat zij voelde dat verdachte haar broek en string naar beneden trok
- dat hij zijn penis in haar vagina duwde en daarna in haar anus
- dat hij zich ging douchen
- dat zij 112 heeft gebeld en het adres heeft gefluisterd
- dat zij de deur naar het balkon heeft geopend en een krukje bij de tussenschutting heeft gezet
- dat zij op negen verdiepingen hoogte haar been over de balustrade heeft gezwaaid en naar het balkon van de buurman is geklommen en op het balkon van de buurman door haar knieën is gezakt.
De aangifte vindt steun in de overige bewijsmiddelen. Het hof wijst met name op:
- de verklaring van de getuige [betrokkene 1] (verhoor bij de rechter-commissaris) die bevestigt dat verdachte toen hij binnenkwam meteen vroeg wat zij met zijn vriendin deden
- het proces-verbaal van bevindingen (pag. 9) waaruit blijkt dat een vrouw naar de politie had gebeld en dat het enige wat zij had gezegd het adres was waar zij zich bevond
- de verklaring van getuige [betrokkene 1] (dossierpagina’s 77 - 79), met name over de emotionele staat waarin aangeefster zich bevond nadat hij haar kort na het gebeurde op zijn balkon had aangetroffen
- de bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (dossierpagina’s 9-10), met name over de emotionele staat waarin aangeefster zich bevond nadat zij ter plaatse waren gegaan en de wijze waarop zij gekleed was, alsook de bevindingen met betrekking tot het bij aangeefster geconstateerde letsel
- het sporenbeeld in het appartement van verdachte, met name de vondst van onderdelen van sieraden op de vloer (dossierpagina’s 81, 122 - 125) en de vondst van DNA van aangeefster op en bij de bank (dossierpagina 81, NFI-rapport van dr. P.A. Maaskant-van Wijk van 1 april 2016). Aangeefster heeft immers verklaard dat de verkrachting bij de bank heeft plaatsgevonden (terwijl verdachte heeft verklaard dat er seksuele gemeenschap plaatsvond op zijn bed)
- Het aangetroffen letsel bij aangeefster (dossierpagina 57) en de rapporten daarover van de forensisch arts Notermans en arts en forensisch patholoog drs. F.R.W. van de Goot en drs. P.M.I. van Driessche.
Tegenover het consistente en gedetailleerde verklaringen door aangeefster staan de wisselende verklaringen van verdachte. Aanvankelijk in zijn eerste verhoor op 17 augustus 2013 verklaart verdachte zich niette herinneren dat hij seksuele gemeenschap met aangeefster heeft gehad (dossierpagina 188). In zijn tweede verhoor op 18 augustus 2013 verklaart hij echter dat aangeefster op hem kwam zitten toen hij op zijn bed lag, maar dat hij aangeefster met geen vinger heeft aangeraakt (dossierpagina 199, 200). In het verhoor op 17 oktober 2013 (proces-verbaal verhoor verdachte van 17 oktober 2013, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 8] , proces-verbaalnummer PL2400-2013088917-38) verklaart hij vervolgens evenwel dat hij aangeefster een klap in haar gezicht heeft gegeven.
Het hof overweegt voorts dat het sporenbeeld geen contra-indicaties oplevert die maken dat aan de verklaring van aangeefster [slachtoffer] dient te worden getwijfeld. Dat er geen letsel aan aangeefsters vagina of anus is geconstateerd, maakt het vorenstaande niet anders, temeer nu wel bloed is aangetroffen in/bij de vagina en anus van aangeefster.
Het hof acht de verklaring van aangeefster [slachtoffer] dan ook betrouwbaar en bezigt deze tot het bewijs. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
(…)”
3.5.
Vooropgesteld zij dat art. 342 lid 2 Sv – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – bepaalt dat het bewijs dat een verdachte het hem tenlastegelegde feit heeft begaan, niet enkel op de verklaring van één getuige kan worden aangenomen. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan dit bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Bij de in cassatie aan te leggen toets kan de nadere motivering van de feitenrechter dat aan het bewijsminimum is voldaan, van belang zijn.2.
3.6.
De rechtspraak met betrekking tot deze bewijsminimumregel is casuïstisch van aard en ontwikkelt zich aan de hand van uiteenlopende zaken.3.Het gaat in het kader van die concrete zaak, met inachtneming van het daarin geformuleerde cassatiemiddel en de eventuele nadere motivering van het hof, om het passeren van de grens van het bewijsminimum zoals bedoeld in art. 342 lid 2 Sv, teneinde de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen en niet om de betrouwbaarheid van het bewijs, al kunnen die twee enigszins met elkaar verweven zijn.4.
3.7.
In de onderhavige zaak heeft de bewijsoverweging van het hof bij de steller kennelijk de indruk gewekt dat het hof de bewezenverklaring enkel heeft doen steunen op het oordeel dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar worden geacht. In de hiervoor onder 3.4 weergegeven bewijsoverweging is het hof – naar aanleiding van het in hoger beroep gevoerde bewijsverweer dat namens de verdachte is gevoerd en hoofdzakelijk in de sleutel van de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster is geplaatst – uitvoerig ingegaan op de betrouwbaarheid van de door de aangeefster afgelegde verklaringen. Het hof refereert aan dit verweer als zijnde een betoog dat erop neerkomt dat sprake is van tegenover elkaar staande verklaringen waarbij de verklaring van de aangeefster niet betrouwbaar is. Behalve de puntsgewijze opsomming van de onderdelen in het overige bewijsmateriaal waarin volgens het hof steun te vinden is voor de aangifte, wijdt het hof vervolgens geen expliciete motivering aan de basis van zijn kennelijke oordeel dat aan het bewijsminimum is voldaan.5.Echter, mijns inziens illustreert de bewijsoverweging van het hof de in de vooropstelling onder 3.6 genoemde verwevenheid van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing en de betrouwbaarheid van het bewijs waarvan in dit soort zaken sprake kan zijn. In ieder geval kan de door het hof gegeven opsomming van aan de bewijsmiddelen ontleende omstandigheden, die steun bieden aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster, zonder daarvoor extra moeite te doen ook als aanduiding gelden van omstandigheden die maken dat de verklaring van deze aangeefster in de zin van art. 342 lid 2 Sv voldoende steun vindt in de bewijsmiddelen.
3.8.
De vraag in deze zaak is dan ook of dat oordeel zonder nadere (expliciete) motivering begrijpelijk is.
3.9.
De verklaring van de aangeefster dient dus voldoende steun te vinden in het overige bewijsmateriaal. Op basis van de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden gesteld dat afdoende is dat de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in het overige bewijsmateriaal en dat niet vereist is dat het misbruik zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, mits die bevestiging voortkomt uit een andere bron dan degene die de belastende verklaring afgelegd heeft en er tussen de belastende verklaring en het overige bewijsmateriaal geen te ver verwijderd verband bestaat.6.Voor zover het middel blijkens de toelichting heeft willen klagen dat het hof steunbewijsmateriaal gebruikt heeft dat niet raakt aan de kern van het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt, miskent het dat het recht een dergelijke eis niet stelt.7.
3.10.
In deze zaak bevestigen de door het hof puntsgewijs opgesomde overige bewijsmiddelen de verklaring van de aangeefster op specifieke punten. De bij de aangeefster waargenomen emoties, waarover door [betrokkene 1] (de buurman) en de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] is verklaard, kunnen als een eerste aanwijzing worden opgevat dat in de flat iets zeer ernstigs moet zijn gebeurd. De vraag of dat reeds voldoende is8.kan hier buiten beschouwing blijven aangezien er nog meer onderdelen in de bewijsmiddelen zijn aan te wijzen, zoals het letsel dat door verschillende bronnen objectief is vastgesteld wat maakt dat niet kan worden gesteld dat de verklaring van de aangeefster op zichzelf staat, maar dat deze als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.9.Ook de verklaring van [betrokkene 1] , het proces-verbaal van bevindingen over de 112-melding door een vrouw van enkel het adres waar zij zich bevond, de kleding van de aangeefster alsmede de vondst van onderdelen van sieraden en DNA-sporen van aangeefster op en bij de bank in het appartement van verdachte, dragen bij aan de bevestiging van deze context. Voor zover blijkens de toelichting in het middel geklaagd wordt dat de door de aangeefster gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan, faalt het middel.
3.11.
Tot slot wordt blijkens de toelichting geklaagd dat het bewijsoordeel onbegrijpelijk zou zijn, omdat het gebezigde steunbewijs evenveel steun zou kunnen bieden aan het scenario10.dat namens de verdachte naar voren is gebracht en dat het beeld dat uit dit materiaal naar voren komt ook zou kunnen samenhangen en/of een gevolg kunnen zijn van het onder feit 2 bewezenverklaarde. Mijns inziens heeft het hof deze mogelijkheden echter op niet onbegrijpelijke wijze uitgesloten, door te verwijzen naar het aangetroffen bloed in/bij de vagina en anus van de aangeefster.
3.12.
Het middel faalt.
4. Het tweede middel
4.1.
Het middel klaagt dat ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte met het geven van klappen tegen het hoofd en het lichaam van de aangeefster en het dichtknijpen van haar keel (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van lichamelijk letsel heeft gehad.
4.2.
Ten laste van verdachte is, voor zover van belang voor de beoordeling van het tweede middel, bewezenverklaard dat:
“2.hij op 17 augustus 2013 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- met kracht met zijn, verdachtes, vuisten op een slaap en een oog en een oor heeft geslagen en gestompt en
- in de zij en in de rug heeft geschopt en
- met kracht de keel van [slachtoffer] heeft dichtgedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.”
4.3.
Voor de bewijsmiddelen die het hof daaraan ten grondslag heeft gelegd zij verwezen naar hetgeen in het voorgaande onder 3.3 is opgenomen.
4.4.
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring van dit feit het volgende overwogen
“b.
voorwaardelijk opzet (2 primair)
Het hof stelt voorop dat de onder 2 primair bewezen verklaarde handelingen, te weten het met kracht met de vuisten op een slaap, een oog en een oor slaan en stompen, het in de zij en in de rug schoppen en het met kracht de keel dichtgedrukt houden, in het bijzonder wanneer deze handelingen in onderlinge samenhang worden bezien, naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in zich bergen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Een verwonding aan de kwetsbare delen van het lichaam die door die handelingen aan geweld worden blootgesteld, kan gemakkelijk tot zwaar lichamelijk letsel leiden. Dat verdachte zich daarvan niet bewust zou zijn geweest is niet aannemelijk geworden. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte, zoals die naar voren komen uit de gebezigde bewijsmiddelen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dergelijk zwaar lichamelijk letsel aanvaard.
Mitsdien acht het hof opzet in voorwaardelijke zin aan de zijde van verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster aanwezig, zoals bewezen verklaard.
Het hof verwerpt dan ook het andersluidende verweer van de verdediging dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.”
4.5.
Het middel klaagt dat ’s hofs oordeel dat uit algemene ervaringsregels volgt dat er een aanmerkelijke kans was dat door de handelingen zwaar lichamelijk letsel zou worden teweeggebracht, zonder nadere toelichting niet begrijpelijk is. De uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte zou niet te conclusie rechtvaardigen dat hij door te handelen zoals hij deed, opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangeefster.
4.6.
Vooropgesteld zij dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals in dit geval het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – kan worden gesproken ingeval indien sprake is van het bewust aanvaarden door de verdachte van een aanmerkelijke kans.11.Bepalend bij de beoordeling van de kans op het gevolg is of deze naar aanleiding van algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten is.12.Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van die kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.13.Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.14.
4.7.
Of het (met kracht) uitoefenen van geweld op het hoofd, een vitaal onderdeel van het lichaam, naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in het leven roept dat dit tot zwaar lichamelijk letsel zal leiden, hangt van de omstandigheden van het geval af.15.De omstandigheden die het hof ten aanzien van het op aangeefsters hoofd gerichte geweld heeft overwogen, te weten de gebruikte kracht en de gerichtheid op de slaap, het oog en een oor van de aangeefster, zijn omstandigheden die mijns inziens de conclusie kunnen dragen dat sprake is van gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Dit geldt temeer nu daarnaast vast is komen te staan dat de verdachte de keel van de aangeefster heeft dichtgedrukt, terwijl algemeen bekend is dat zich daar kwetsbare en vitale delen van de hals bevinden en zij hierdoor bovendien niet meer kon ademen.16.Tot slot behoeft het kennelijke oordeel van het hof dat ook de geschopte zij en rug van de aangeefster, hebben te gelden als kwetsbare delen van het lichaam waaraan door die geweldshandelingen gemakkelijk zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan, geen nadere motivering. Zodoende is de bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet niet onbegrijpelijk.
4.8.
Het middel faalt.
5. Het derde middel
5.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM in cassatie is overschreden.
5.2.
De verdachte heeft op 22 augustus 2016 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 2 november 2017 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, zodat de inzendingstermijn van acht maanden, met ruim zes maanden, is overschreden. deze overschrijding kan niet meer worden gecompenseerd door een voortvarende behandeling in cassatie, nu meer dan zestien maanden zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep.
5.3.
Het middel is terecht voorgesteld.
6. Het eerste en het tweede middel falen en kunnen met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan. Het derde middel slaagt en dient te leiden tot strafvermindering.
7. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad kan de hoogte daarvan verminderen naar de gebruikelijke maatstaf. Voor het overige strekt deze conclusie tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑05‑2018
HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, NJ 2015/515.
Vgl. mijn eerdere conclusies onder punt 3.6 voorafgaand aan HR 13 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:189 en HR 19 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1247.
HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1493, NJ 2010/514, rov. 2.5. Vgl. de conclusie van mijn ambtgenoot Knigge voorafgaand aan HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1890, onder punt 6.6 en mijn eerdere conclusies onder punt 3.6 voorafgaand aan HR 13 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:189 en HR 19 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1247.
Vgl. de conclusie van mijn ambtgenoot Knigge voorafgaand aan HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1890, onder punt 6.9.
HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094; zie ook mijn eerdere conclusies onder punt 3.6 voorafgaand aan HR 13 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:189.
Vgl. mijn eerdere conclusie onder punt 3.10 voorafgaand aan HR 13 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:189.
In die richting tendeert HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:957, alhoewel in dat geval niet alleen het huilen van het slachtoffer werd waargenomen maar ook het verkrampt en met de handen voor haar buik bij de buren voor de deur staan, wat tevens een verband met de bewezenverklaarde mishandeling kon opleveren. Vgl. ook Corstens/Borgers, Het Nederlands strafprocesrecht, 8e druk, p. 803 die de waargenomen emoties zonder meer niet mee laten tellen als steunbewijs.
Vgl. de conclusie van mijn ambtgenoot Knigge voorafgaand aan HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1890, onder punt 6.10.
Ik begrijp dat hiermee wordt gedoeld op verdachtes lezing van de gebeurtenissen zoals beschreven op p. 6 van de pleitnota in hoger beroep, welke neerkomt op de gemeenschap die de verdachte en de aangeefster in de betreffende nacht op vrijwillige basis hebben gehad. Hij zou haar de volgende ochtend stevig hebben vastgepakt onder haar kin en een klap in het gezicht hebben gegeven, omdat zij het goed wilde maken terwijl ze zich had laten bezwangeren door iemand anders.
J. de Hullu, Materieel strafrecht. Over algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid naar Nederlands recht, Deventer: Kluwer 2015, p. 236.
HR 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049, NJ 2003/552, rov. 3.6; HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI4736, NJ 2010/117; HR 18 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY5326, NJ 2013/55, rov. 2.3.
HR 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049, NJ 2003/552, rov. 3.6; HR 5 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1668, NJ 2006/663, rov. 3.3.
HR 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049, NJ 2003/552, rov. 3.6; HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI4736, NJ 2010/117; HR 30 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:973, NJ 2017/250, rov. 3.4.
Vgl. de conclusie van mijn ambtgenoot Vegter voorafgaand aan HR 6 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:433, onder 12; Vgl. de conclusie van mijn voormalige ambtgenoot Jörg, voorafgaand aan HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO3231, onder punt 14; HR 14 september 2009, ECLI:NL:HR:2004:AP2145, rov. 3.3. Vgl ook de conclusie van mijn ambtgenoot Spronken voorafgaand aan HR 27 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:453, onder 3.7.
Vgl. HR 14 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ3216, rov. 2.3.