Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/365
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. IPR; toepasselijk recht inzake ongeoorloofde mededinging; art. 4 lid 1 WCOD (oud); HR ziet af van beantwoording.
HR 16-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:345
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 maart 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
18/00298
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:345, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑03‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:208, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑02‑2018
- Wetingang
Art. 392 lid 1, art. 393 lid 8 Rv; art. 4 WCOD (oud)
Essentie
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. IPR; toepasselijk recht inzake ongeoorloofde mededinging; art. 4 lid 1 WCOD (oud); HR ziet af van beantwoording.
De vragen van de rechtbank hebben betrekking op art. 4 lid 1 WCOD (oud), waarin is bepaald dat verbintenissen wegens ongeoorloofde mededinging worden beheerst door het recht van de staat op welks grondgebied de mededingingshandeling de concurrentieverhoudingen beïnvloedt. Nu nog niet onherroepelijk is beslist dat KLM c.s. in strijd met het Europese mededingingsrecht hebben gehandeld en evenmin op het grondgebied van welke staat of staten de verweten mededingingshandelingen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.