Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/401
EEX-Verordening. Rechterlijke bevoegdheid; bijzondere bevoegdheidsregeling in verzekeringszaken;is beroepsbeoefenaar in verzekeringssector aan wie rechtstreekse vordering tegen de verzekeraar is gecedeerd aan te merken als ‘getroffene’ in de zin van art. 13 lid 2?
HvJ EU 31-01-2018, ECLI:EU:C:2018:50 (Hofsoe)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
31 januari 2018
- Magistraten
J. Malenovský, D. Šváby, M. Vilaras
- Zaaknummer
C-106/17
- Conclusie
A-G M. Bobek
- Roepnaam
Hofsoe
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2018:50, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 31‑01‑2018
- Wetingang
Art. 13 Brussel I-bis
Essentie
PawelHofsoe tegen LVM LandwirtschäftlicherVersicherungsverein Münster AG.
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267, ingediend door SądOkręgowy w Szczecinie (rechter in tweede aanleg Szczenin, Polen) bij beslissing van 30 januari 2017.
EEX-Verordening. Rechterlijke bevoegdheid; bijzondere bevoegdheidsregeling in verzekeringszaken;is beroepsbeoefenaar in verzekeringssector aan wie rechtstreekse vordering tegen de verzekeraar is gecedeerd aan te merken als ‘getroffene’ in de zin van art. 13 lid 2?
Art. 13 lid 2 EEX-Verordening II, gelezen in samenhang met art. 11 lid 1 onder b) van die verordening, moet aldus worden uitgelegd dat het niet kan worden aangevoerd door een natuurlijke persoon ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.