Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/8.2.5
8.2.5 Het belang van een doelmatige en voortvarende rechtspleging
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS378684:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 27 februari 1998 (Europeesche/Ohra), NJ 1998, 764 (MMM).
HR 22 juni 1973 (Erven Davids/Oelschlager), NJ 1973, 465 (DJV).
HR 26 april 1991, NJ 1992, 407 (JBMV).
HR 4 mei 1984, NJ 1985, 3 (WHH).
Kamerstukken II 1999/00, 26 855, nr. 3 (MvT), p. 109-110. Nader hierover supra, par. 2.2.2.
Vgl. HR 19 oktober 2001 (Rijpkema/KBS), NJ 2001, 653.
HR 16 november 2001, NJ 2002, 401 (HJS).
Zie o.m. HR 11 april 1986 (Ennia en HVS/Bodde), NJ 1987, 433 (WHH); HR 13 september 1996 (Nationale Nederlanden/P. BV), NJ 1997, 637 (MMM onder NJ 1997, 639); HR 16 november 1990, NJ 1992, 84 (HJS); HR 6 april 1979 (Reuvers/Gem. Zwolle), NJ 1980, 34 (CJHB) en HR 4 november 1994, NJ 1995, 98.
Zie o.m. HR 26 april 1991, NJ 1992, 407 (JBMV).
HR 27 oktober 2000 (Van Nunen/Moerenburg), NJ 2003, 328.
HR 18 september 1992 (Van Eijck/Van Berensteyn en Teugeman), NJ 1993, 48 (HER) en HR 5 september 2003 (Bosch/Janssen en Janzen), NJ 2004, 489.
HR 13 september 1996 (Van der Woudeffledlloyd), NJ 1996, 731 en HR 2 mei 1997 (Caransa/Ldske), NJ 1998, 237 (HJS).
470. Het beroep op de eisen van een goede procesorde blijkt regelmatig ook te dienen ter bescherming van het belang van een doelmatige en voortvarende rechtspleging. Een ondoelmatige rechtspleging en onredelijke vertraging van de procedure dienen te worden voorkomen, indien dit mogelijk is zonder afbreuk te doen aan andere belangen van een goede procesorde.
Zo hangt het antwoord op de vraag of het instellen van een vordering die louter strekt tot het verkrijgen van een of meer verklaringen voor recht in het licht van de eisen van een goede procesorde toelaatbaar is, onder meer af van de vraag of de splitsing van deze vordering en de vordering tot veroordeling een proceseconomisch voordeel oplevert, bijvoorbeeld doordat een rechtsvraag die anders in tal van afzonderlijke procedures tussen dezelfde partijen telkens opnieuw beantwoord zou moeten worden, met een uitspraak die zich beperkt tot een verklaring voor recht voor al die zaken kan worden beantwoord.1 Een goede procesorde eist voorts niet dat reeds voordat een procedure tot herroeping van een vonnis op grond van de valsheid van stukken waarop het vonnis berust aanhangig wordt gemaakt, de valsheid van die stukken erkend of vastgesteld moet zijn. Integendeel, een goede procesorde is er juist bij gebaat dat die erkenning of vaststelling ook hangende de herroepingsprocedure, eventueel door de rechter die over het verzoek om herroeping dient te oordelen, kan worden gericht.2 Voorts kan worden gewezen op de uitzondering die de Hoge Raad in alimentatiezaken heeft aanvaard - onder verwijzing naar de goede procesorde - op de eveneens op de goede procesorde gebaseerde - regel dat de appèlrechter geen acht mag slaan op grieven die voor het eerst, zonder ondubbelzinnige toestemming van de wederpartij, bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep worden voorgedragen.3 Nu in dergelijke geschillen de rechterlijke uitspraak waarbij de uitkering wordt vastgesteld in beginsel vatbaar is voor wijziging, zelfs met terugwerkende kracht, zou verplichting voor de rechter om grieven die bij de mondelinge behandeling werden aangevoerd uit te sluiten, niet in het belang van een doelmatige rechtspleging zijn. Men bedenke echter dat de rechter dergelijke grieven wel mag uitsluiten, waartoe bijvoorbeeld aanleiding kan zijn indien hij vermoedt dat een partij opzettelijk en zonder rechtens te respecteren belang heeft gewacht met het aanvoeren van die grief. Aldus wordt voorkomen dat de mogelijkheid dat een uitzondering op voormelde regel wordt aanvaard, partijen tot een ondoelmatige procesvoering verleidt.
Ten slotte wordt hier gewezen op het arrest Van der Meer/Siller&Jamart4, waarin de Hoge Raad uitsprak dat, kort gezegd, de leer van de bindende eindbeslissing een 'uit het oogpunt van een goede procesorde positief te waarderen - op de beperking van het debat gerichte functie' heeft. Loslaten van de leer zou immers volgens de Hoge Raad tot een ongewenste vertraging van de procesgang kunnen leiden.
471. Het streven naar een doelmatige en voortvarende rechtspleging brengt ook lasten mee voor procespartijen. Reeds bij de bespreking van de verwijzing naar de eisen van een goede procesorde in art. 130 Rv bleek al, dat de eis dat een onredelijke vertraging wordt voorkomen een van de eisen is die achter de verwijzing schuilgaat.5 Meer in het algemeen kan worden opgemerkt dat partijen doelmatig dienen om te gaan met de middelen die het procesrecht hen aanreikt, in die zin dat zij die middelen weliswaar ten volle mogen benutten ter behartiging van het belang met het oog waarop die middelen zijn gegeven, ook indien dat leidt tot vertraging of verlenging van de procedure6, maar dat zij die middelen niet zo mogen gebruiken, dat daarmee de procedure wordt ontregeld of onredelijk wordt vertraagd. De grens tussen wat nog wel, en wat niet meer geoorloofd is, is moeilijk in algemene zin aan te geven. Voor het oordeel dat een bepaalde wijze van bevoegdheidsuitoefening ontoelaatbaar is, is echter niet vereist dat de partij die de bevoegdheid uitoefent, daarmee ook een laakbare bedoeling heeft.
In het arrest Ajax/Valk7, sprak de Hoge Raad bijvoorbeeld uit dat het stellen van de eis dat inschrijving van een zaak ter rolle slechts kan geschieden tegen overlegging van de originele en complete dagvaarding en het origineel van een eventueel herstelexploot, strookt met de eisen van een behoorlijke rechtspleging. Aldus wordt de rolrechter immers in staat gesteld, zo vervolgde de Hoge Raad, om vóór de rolzitting in verband met een eventueel te verlenen verstek te beoordelen of de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen. Dat komt, zo kan men tussen de regels in lezen, een doelmatige rechtspleging ten goede.
In veel uitspraken waarin de Hoge Raad een beroep deed op de eisen van een goede procesorde, bleek de tijdigheid van het moment waarop een partij nieuwe stellingen of stukken aanvoerde in het geding te zijn. Heeft de wederpartij bij een reguliere procesgang niet meer voldoende gelegenheid om nog op die stellingen of stukken te reageren, of biedt de procedure niet meer voldoende gelegenheid tot nader onderzoek, terwijl die nieuwe stellingen of stukken daartoe naar het oordeel van de rechter wel nopen, dan kan de rechter deze op grond van een goede procesorde terzijde stellen.8 Ook koerswijzigingen die zo laat worden aangevoerd dat zij de procedure ontregelen en waarmee enkel wordt beoogd te voorkomen dat de rechter in een materiële beoordeling van het geschil treedt, zijn in strijd met de goede procesorde en derhalve ontoelaatbaar.9 De eisen van een goede procesorde verzetten zich voorts in het algemeen ertegen dat de appèlrechter acht slaat op grieven die appellant pas na indiening van het beroepschrift of het nemen van de memorie van grieven aanvoert.10 In het geval dat een partij zich door het nemen van een conclusie van antwoord op exceptie verweert tegen een aan haar tegengeworpen exceptie, brengen de eisen van een goede procesorde mee, dat eventuele nadien daartegen aangevoerde weren buiten beschouwing worden gelaten.11 Ook bleek dat de eisen van een goede procesorde meebrachten dat een partij niet onnodig lang mocht talmen met het instellen van een desaveu-actie, gelet op de ingrijpende gevolgen bij het slagen daarvan. In het bijzonder mocht die partij daarmee in beginsel niet eerst wachten op de uitkomst van de procedure waarin de, door haar te ontkennen, erkenning was gedaan.12
Ten slotte zij gewezen op de uitspraken waarin de Hoge Raad uitsprak dat een partij in het algemeen de bevoegdheid toekomt om heropening van een getuigenverhoor te verzoeken, maar dat die bevoegdheid, mede gelet op het belang van een voortvarende procesvoering, haar begrenzing vindt in de eisen van een goede procesorde.13