De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/8.2.4:8.2.4 Het belang van de autonomie van partijen ten aanzien van de omvang van het geschil
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/8.2.4
8.2.4 Het belang van de autonomie van partijen ten aanzien van de omvang van het geschil
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS375022:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 4juni 1993, NJ 1993, 659 (DWFV).
Zie bijv. HR 21 december 2001 (Panama/Caribic/Stichting Town House Development), NJ 2004, 34 (DA); HR 12 september 1997, NJ 1997, 733 en HR 20januari 1984 (Laroo/Heymans), NJ 1984, 388.
Zie bijv. HR 2 maart 2001, NJ 2001, 584 (Wortmann); HR 2 februari 1997, NJ 1997, 733 en HR 20 januari 1984 (Laroo/Heymans), NJ 1984, 388.
HR 11 februari 2000, NJ 2000, 259.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
469. De eisen van een goede procesorde verzetten zich tegen inbreuken op het uitgangspunt (en het daardoor beschermde belang) dat partijen bepalen of er geprocedeerd wordt en waarover geprocedeerd wordt. Treedt de rechter buiten de grenzen van de rechtstrijd, zoals die door partijen zijn getrokken, dan staat zijn uitspraak in hogere instantie bloot aan vernietiging.
Zo oordeelde Hoge Raad in het arrest Vredo/Veenhuis1 dat het hof in hoger beroep in strijd had gehandeld met een beginsel van een goede procesorde door zelf feiten bij te brengen. Ook uitspraken waarin de Hoge Raad de uitspraak van een lagere rechter vernietigde, omdat daarin een beslissing was gegeven die (een van) partijen voor een niet met de eisen van een goede procesorde te verenigen verrassing stelde2, kunnen in verband worden gebracht met het belang dat de autonomie van partijen ten aanzien van de omvang van het geschil wordt gehandhaafd. De rechter mag geen beslissing geven op een vraag die geen onderwerp van debat tussen partijen heeft uitgemaakt, indien deze vraag, anders dan een zuivere rechtsvraag, een kwalificatie van feiten vergt. Overigens mag de rechter binnen de door de vordering of het verzoek getrokken grenzen de rechtstrijd wel uitbreiden door bijvoorbeeld ter gelegenheid van een comparitie van partijen vragen aan de orde te stellen die hij relevant acht voor een juiste berechting van die vordering of dat verzoek, maar die niet in het debat tussen partijen aan bod zijn gekomen.3
Het beginsel van partij-autonomie komt ten slotte ook tot uitdrukking in het oordeel van de Hoge Raad in het Afgunstige neven-arrest4, dat de eisen van een goede procesorde, anders dan het hof had aangenomen, niet kunnen meebrengen dat iemand wordt gebonden aan de beslissing in een geding waarin hij geen partij was. Een andere opvatting zou op gespannen voet staan met het uitgangspunt dat het aan partijen is om te bepalen of over een vordering of verzoek wordt geprocedeerd en, daarmee, of zij het laten aankomen op een rechterlijke beslissing die hen bindt.