Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/8.2.2
8.2.2 Het belang van een toegankelijke procedure
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS373851:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 17 december 1982 (Van der Kroft/Lont), NJ 1984, 59 (WHH).
Zie o.m. HR 5 november 1993 (Boulisi/Koet), NJ 1994, 119 en HR 24juni 1994 (De Ontvanger/Boddaert q.q.), NJ 1994, 595.
Zie voor overige herstelmogelijkheden o.m. HR 25 april 1997 (Siedsma/Reek), NJ 1997, 528; HR 16 november 2001 (Ajax/Valk), NJ 2002, 401 (HJS); HR 5januari 1973 (Artois/Dullens), NJ 1973, 147 (DJV) en HR 4 april 1997 (Van Schaik/Verboom-Hekman), NJ 1998, 220.
HR 24 mei 1991, NJ 1991, 675 (MS).
Vgl. HR 17 december 1982 ( Van der Kroft/Lont), NJ 1984, 59 (WHH), waarin de Hoge Raad uitsprak dat de eis van inschrijving van de zaak ter rolle in wezen slechts een administratieve maatregel betreft.
466. Met een beroep op de eisen van een goede procesorde blijkt de Hoge Raad in diverse gevallen toe te staan dat een verzuim van vormen dat naar de letter van de wet tot niet-ontvankelijkverklaring van eiser of verzoeker zou leiden, kan worden hersteld. Het gaat daarbij om kwesties waarin de mogelijkheid van herstel geen afbreuk doet aan de belangen die de geschonden vorm beoogt te beschermen. Door de mogelijkheid van herstel aan bepaalde voorwaarden te verbinden, bijvoorbeeld aan een termijn, wordt gewaarborgd dat de wijze waarop het herstel plaats kan vinden, evenmin inbreuk maakt op andere gerechtvaardigde belangen van de wederpartij of op het publieke belang dat bij de rechtspleging is betrokken.
Zo brengen de eisen van een goede rechtspleging mee dat een verzuim om de zaak (tijdig) op de rol te doen inschrijven, kan worden hersteld door een nieuwe oproeping met een herstelexploot dat wordt uitgebracht binnen veertien dagen na de oorspronkelijk aangezegde dag1, en wordt ook de niet (op de voorgeschreven wijze) in het geding verschenen eiser gedurende ten hoogste veertien dagen gelegenheid geboden zijn verzuim te herstellen, alvorens de rechter verstek tegen hem uitspreekt.2 De termijn die de Hoge Raad in beide kwesties aan de mogelijkheid tot herstel heeft verbonden, dient tot bescherming van de wederpartij: zij mag niet onredelijk lang in onzekerheid worden gelaten over de vraag of eiser of verzoeker zijn zaak wel doorzet. Bovendien wordt ernstige vertraging van de procedure aldus voorkomen, hetgeen ook in het belang is van de rechtspleging als maatschappelijk verschijnsel.3
Zie voorts het arrest NOS/De Staat4, waarin de Hoge Raad overwoog dat het hof een bij pleidooi aangevoerd beroep op nietigheid van de appèldagvaarding, c.q. niet-onvankelijkheid van appellant terecht in strijd met een goede procesorde had geacht, nu het, gelet op het door de geïntimeerde bij memorie van antwoord ingenomen standpunt, in de rede lag dat het hof dit beroep had opgevat als een koerswijziging die de procedure ontregelde en enkel erop was gericht te voorkomen dat de appèlrechter zou treden in een materiële beoordeling van het geschil.
De geboden herstelmogelijkheden stroken met de gedachte dat het procesrecht een middel is tot verwezenlijking of handhaving van rechtsaanspraken. Zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat het procesrecht zelf in de weg staat aan de inhoudelijke berechting van een zaak, waar dit niet nodig is om essentiële belangen, zoals het belang van hoor en wederhoor en het belang van gelijke proceskansen voor partijen, te waarborgen.5 De procedure dient kortom toegankelijk te zijn, met behoud van de waarborgen die andere belangen van een goede procesorde beschermen.