Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/1151
OM-cassatie. Handelen ‘in de uitoefening van een bedrijf’ in de zin van art. 9.1 WWM omvat handelen door zowel natuurlijke personen als rechtspersonen.
HR 27-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1693
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 oktober 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
19/01079
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Wapens en munitie
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1693, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑10‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:755, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑09‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑11‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑10‑2019
- Wetingang
Art. 9 lid 1 WWM; Wapenrichtlijn 91/447
Essentie
OM-cassatie. Grondslagverlating. Het in art. 9 lid 1 WWM bedoelde ‘in de uitoefening van een bedrijf’ omvat activiteiten die zowel door natuurlijke personen als door rechtspersonen kunnen worden verricht.
Samenvatting
OM-cassatie. Betekenis begrip ‘in de uitoefening van een bedrijf’ als bedoeld in art. 9 lid 1 WWM.
De tenlastelegging van feit 2 is toegesneden op art. 9 lid 1 WWM. Daarom moet worden aangenomen dat het in die tenlastelegging voorkomende begrip ‘in de uitoefening van een bedrijf’ is gebruikt in de betekenis die dat begrip heeft in die bepaling. Aan de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.