Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/1150
Art. 81 lid 1 RO. Wet Bopz. Vervolg op HR 6 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:390. Voorlopige machtiging.
HR 30-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1709
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 oktober 2020
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
20/02267
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1709, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑10‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:872, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑09‑2020
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. Wet Bopz. Vervolg op HR 6 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:390. Voorlopige machtiging.
Partij(en)
[betrokkene], verzoekster tot cassatie, adv.: mr. G.E.M. Later,
tegen
De officier van Justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, verweerder in cassatie, hierna: de officier van justitie, niet verschenen.
Conclusie
Conclusie A-G mr. M.L.C.C. Lückers:
Nadat in cassatie de beschikking van de rechtbank waarbij een voorlopige machtiging op grond van de wet Bopz is verleend, is vernietigd en teruggewezen1., verleent de rechtbank wederom deze machtiging. De rechtbank beoordeelt het verzoek ex tunc. Betrokkene klaagt in cassatie dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.