RvdW 2020/1171:Rijden onder invloed van amfetamine, art. 8 lid 5 WVW 1994. Van ‘een onderzoek’ a.b.i. art. 8 lid 5 WVW 1994 is slechts sprake indien waarborgen zijn nageleefd waarmee wetgever dat onderzoek met het oog op betrouwbaarheid van resultaten daarvan heeft omringd (vgl. HR 16 februari 1982, NJ 1982/385). Tot die waarborgen behoren o.m. voorschrift van art. 13 lid 1 onder d Besluit, dat ertoe strekt dat na bloedafname buisje of buisjes met bloed zo spoedig mogelijk naar een voor bloedonderzoek geaccrediteerd laboratorium a.b.i. art. 14 lid 2 Besluit wordt of worden gezonden, en voorschriften die betrekking hebben op bewaren en vervoeren van afgenomen bloedmonster i.v.m. uitvoeren van bloedonderzoek. Hof heeft vastgesteld dat op 20-6-2018 bij verdachte afgenomen bloedmonsters op diezelfde datum door opsporingsambtenaar zijn verzonden naar NFI, dat bloedmonsters door NFI tot aan moment van overdracht op 29-6-2018 aan koerier zijn bewaard in vriezer bij -20 °C en dat bloedmonsters op 29-6-2018 op droogijs zijn vervoerd naar laboratorium in Mönchengladbach (Duitsland) voor uitvoeren van bloedonderzoek. Het daarop gebaseerde oordeel dat bloedmonsters z.s.m. door opsporingsambtenaar aan geaccrediteerd laboratorium, te weten NFI, zijn verzonden en dat ook anderszins geen sprake is van schending van enige in Besluit opgenomen waarborg, is niet onjuist.