Einde inhoudsopgave
Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland
Geldend
Geldend vanaf 25-03-2023
- Redactionele toelichting
In bijlage 3 worden andere noten dan die welke zijn opgenomen in bijlage 3, onder titel 1 en 2, zoals vastgesteld door het Gemengd Comité, ingevoegd, op voorwaarde dat in die noten wordt gespecificeerd op welke wijze de in deel 1 en 2 van bijlage 3 vermelde handelingen van de Unie op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland van toepassing zijn. Dergelijke noten waarborgen dat er geen negatieve gevolgen zijn voor de interne markt van de Unie in de vorm van risico’s van belastingfraude of in de vorm van potentiële verstoring van de mededinging.
- Bronpublicatie:
24-03-2023, PbEU 2023, L 102 (uitgifte: 17-03-2023, regelingnummer: 1/2023)
- Inwerkingtreding
25-03-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-03-2023, PbEU 2023, L 102 (uitgifte: 17-03-2023, regelingnummer: 1/2023)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
De Unie en het Verenigd Koninkrijk,
GELET op de historische banden en het duurzame karakter van de bilaterale betrekkingen tussen Ierland en het Verenigd Koninkrijk,
ERAAN HERINNEREND dat de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie een belangrijke en unieke uitdaging voor het eiland Ierland inhoudt en andermaal bevestigend dat de resultaten, voordelen en afspraken in het kader van het vredesproces van het grootste belang zullen blijven voor de vrede, stabiliteit en verzoening aldaar,
ERKENNEND dat het nodig is om voor de unieke omstandigheden op het eiland Ierland een unieke oplossing te vinden, teneinde voor een ordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie te zorgen,
BEVESTIGEND dat alle onderdelen dienen te worden beschermd van het Goedevrijdag- of Belfastakkoord van 10 april 1998 tussen de regering van het Verenigd Koninkrijk, de regering van Ierland en de andere deelnemers aan de multilaterale onderhandelingen (hierna het ‘Akkoord van 1998’ genoemd), dat aan het Brits-Ierse Akkoord van diezelfde datum is gehecht (hierna het ‘Brits-Ierse Akkoord’ genoemd), met inbegrip van de daarop aansluitende uitvoeringsovereenkomsten en -regelingen,
ERKENNEND dat samenwerking tussen Noord-Ierland en Ierland een centraal onderdeel van het Akkoord van 1998 vormt en cruciaal is voor het bereiken van verzoening en de normalisering van de betrekkingen op het eiland Ierland en herinnerend aan de rol, functies en waarborgen van de Noord-Ierse Executive, de Noord-Ierse Assemblee en de Noord-Zuid-ministerraad (met inbegrip van de gemeenschapsoverschrijdende bepalingen), zoals vermeld in het Akkoord van 1998,
EROP WIJZEND dat het recht van de Unie een ondersteunend kader heeft geboden voor de bepalingen inzake rechten, waarborgen en gelijke kansen van het Akkoord van 1998,
ERKENNEND dat Ierse burgers in Noord-Ierland, krachtens hun burgerschap van de Unie, rechten, kansen en voordelen zullen blijven genieten en uitoefenen, dat zij blijvend toegang zullen hebben tot die rechten, kansen en voordelen en dat dit protocol de rechten, kansen en identiteit dient te eerbiedigen en onverlet dient te laten waarmee het burgerschap van de Unie gepaard gaat voor de bevolking van Noord-Ierland die ervoor kiest zijn recht op het Iers burgerschap uit te oefenen, als gedefinieerd in bijlage 2 bij het Brits-Ierse akkoord met het opschrift ‘Declaration on the Provisions of Paragraph (vi) of Article 1 in Relation to Citizenship’,
BENADRUKKEND dat er, om de democratische legitimiteit te waarborgen, een proces moet zijn om de democratische instemming van Noord-Ierland met de toepassing van het recht van de Unie in het kader van dit protocol te waarborgen,
HERINNEREND AAN de toezegging van het Verenigd Koninkrijk om de Noord-Zuid-samenwerking te beschermen en aan zijn verzekering een harde grens, met inbegrip van enige fysieke infrastructuur of daarmee samenhangende verificaties en controles, te zullen voorkomen,
EROP WIJZEND dat niets in dit Protocol het Verenigd Koninkrijk belet onbelemmerde markttoegang te garanderen voor goederen die van Noord-Ierland worden vervoerd naar de rest van de interne markt van het Verenigd Koninkrijk,
MET NADRUK op het gemeenschappelijk doel van de Unie en het Verenigd Koninkrijk om controles in de havens en op de luchthavens van Noord-Ierland te voorkomen, voor zover mogelijk in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving en rekening houdend met hun respectieve regelgevingen alsook met de tenuitvoerlegging daarvan,
HERINNEREND AAN de toezeggingen van de Unie en het Verenigd Koninkrijk die zijn opgenomen in het gezamenlijk verslag van 8 december 2017 van de onderhandelaars van de Europese Unie en de regering van het Verenigd Koninkrijk over de vooruitgang tijdens fase 1 van de onderhandelingen op grond van artikel 50 VEU inzake de ordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie,
ERAAN HERINNEREND dat de Unie en het Verenigd Koninkrijk een inventarisatie hebben uitgevoerd, waaruit blijkt dat Noord-Zuid-samenwerking in belangrijke mate afhankelijk is van een gemeenschappelijk juridisch en beleidskader van de Unie,
EROP WIJZEND dat de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie derhalve aanzienlijke uitdagingen met zich zal brengen voor de instandhouding en ontwikkeling van de Noord-Zuid-samenwerking,
ERAAN HERINNEREND dat het Verenigd Koninkrijk zich blijft inzetten voor de bescherming en ondersteuning van de verdere Noord-Zuid- en Oost-West-samenwerking binnen elke mogelijke context en elk mogelijk samenwerkingskader op het gebied van politiek, economie, veiligheid, maatschappij en landbouw, met inbegrip van de voortzetting van het functioneren van de Noord-Zuid-uitvoeringsorganen,
ONDERKENNEND dat het noodzakelijk is dit protocol zo uit te voeren dat de noodzakelijke voorwaarden voor de verdere Noord-Zuid-samenwerking in stand blijven, met inbegrip van eventuele nieuwe regelingen in overeenstemming met het Akkoord van 1998,
HERINNEREND aan de toezeggingen van de Unie en het Verenigd Koninkrijk aan de Noord-Zuid-financieringsprogramma's Peace en Interreg in het kader van het huidig meerjarig financieel kader en inzake de handhaving van de huidige financieringsomvang voor het toekomstig programma,
BEVESTIGEND dat het Verenigd Koninkrijk heeft toegezegd de doeltreffende en tijdige doorvoer over zijn grondgebied te faciliteren van goederen die worden vervoerd van Ierland naar een andere lidstaat of naar een derde land, en vice versa,
VASTBESLOTEN dat de toepassing van dit protocol zo min mogelijk gevolgen dient te hebben voor het dagelijks leven van de gemeenschappen in zowel Ierland als Noord-Ierland,
MET NADRUK op hun vaste voornemen dat er geen verificaties of controles op het gebied van douane en regelgeving alsmede daarmee samenhangende fysieke infrastructuur aan de grens tussen Ierland en Noord-Ierland plaatsvinden,
ERAAN HERINNEREND dat Noord-Ierland deel uitmaakt van het douanegebied van het Verenigd Koninkrijk en zal genieten van deelname aan het onafhankelijke handelsbeleid van het Verenigd Koninkrijk,
GEZIEN het belang van het behoud van de integrerende plaats van Noord-Ierland in de interne markt van het Verenigd Koninkrijk,
IN HET BEWUSTZIJN dat de rechten en plichten van Ierland uit hoofde van de regels inzake de interne markt van de Unie en de douane-unie volledig moeten worden geëerbiedigd,
HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT over de volgende bepalingen, die zullen worden gehecht aan het terugtrekkingsakkoord:
Artikel 1. Doelstellingen
1
Dit protocol doet geen afbreuk aan de bepalingen van het Akkoord van 1998 met betrekking tot de constitutionele status van Noord-Ierland en het beginsel van instemming, dat bepaalt dat iedere wijziging in die status alleen kan plaatsvinden met instemming van de meerderheid van zijn bevolking.
2
Dit protocol eerbiedigt de essentiële staatsfuncties en de territoriale integriteit van het Verenigd Koninkrijk.
3
Dit protocol bevat regelingen die noodzakelijk zijn om de unieke omstandigheden op het eiland Ierland recht te doen, om de noodzakelijke voorwaarden voor voortzetting van de Noord-Zuid-samenwerking te handhaven, om een harde grens te vermijden en om het Akkoord van 1998 in al zijn dimensies te beschermen.
Artikel 2. Rechten van natuurlijke personen
1
Het Verenigd Koninkrijk zorgt ervoor dat zijn terugtrekking uit de Unie niet leidt tot verslechtering van rechten, waarborgen of gelijke kansen als vermeld in het deel van het Akkoord van 1998 met het opschrift ‘Rights, Safeguards and Equality of Opportunity results’, ook niet op het gebied van de bescherming tegen discriminatie als neergelegd in de in bijlage 1 bij dit protocol vermelde bepalingen van het recht van de Unie, en geeft door middel van specifieke mechanismen uitvoering aan dit lid.
2
Het Verenigd Koninkrijk blijft de desbetreffende werkzaamheden op het gebied van de eerbiediging van mensenrechten en normen inzake gelijkheid bevorderen van de uit hoofde van het Akkoord van 1998 opgerichte instellingen en instanties, met inbegrip van de Northern Ireland Human Rights Commission, de Equality Commission for Northern Ireland en het Joint Committee of representatives of the Human Rights Commissions of Northern Ireland and Ireland.
Artikel 3. Gemeenschappelijk reisgebied
1
Het Verenigd Koninkrijk en Ierland kunnen onderling regelingen blijven sluiten inzake het verkeer van personen tussen hun grondgebieden (het ‘gemeenschappelijk reisgebied’), met volledige eerbiediging van de door het recht van de Unie verleende rechten van natuurlijke personen.
2
Het Verenigd Koninkrijk waarborgt dat het gemeenschappelijk reisgebied en de daarmee samenhangende rechten en privileges van toepassing kunnen blijven zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen van Ierland uit hoofde van het recht van de Unie, met name ten aanzien van het vrij verkeer naar, vanuit en binnen Ierland, van burgers van de Unie en hun familieleden, ongeacht hun nationaliteit.
Artikel 4. Douanegebied van het Verenigd Koninkrijk
Noord-Ierland maakt deel uit van het douanegebied van het Verenigd Koninkrijk.
Dienovereenkomstig weerhoudt niets in dit protocol het Verenigd Koninkrijk ervan Noord-Ierland op te nemen in de territoriale werkingssfeer van welke overeenkomst dan ook die het Verenigd Koninkrijk sluit met derde landen, op voorwaarde dat dergelijke overeenkomsten geen afbreuk doen aan de toepassing van dit protocol.
In het bijzonder weerhoudt niets in dit protocol het Verenigd Koninkrijk ervan met een derde land overeenkomsten te sluiten die in Noord-Ierland geproduceerde goederen preferentiële toegang verlenen tot de markt van dat land onder dezelfde voorwaarden als in andere delen van het Verenigd Koninkrijk geproduceerde goederen.
Niets in dit protocol weerhoudt het Verenigd Koninkrijk ervan Noord-Ierland op te nemen in de territoriale werkingssfeer van zijn aan de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel van 1994 gehechte lijsten van concessies.
Artikel 5. Douane, verkeer van goederen
1
Er worden geen douanerechten betaald voor goederen die in Noord-Ierland worden binnengebracht uit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk via rechtstreeks vervoer, onverminderd lid 3, tenzij het risico bestaat dat die goederen vervolgens naar de Unie worden gebracht, hetzij op zichzelf, hetzij als onderdeel van andere goederen na bewerking.
De douanerechten ten aanzien van goederen die via rechtstreeks vervoer naar Noord-Ierland worden gebracht, behalve uit de Unie of uit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk, zijn de in het Verenigd Koninkrijk toepasselijke rechten, onverminderd lid 3, tenzij het risico bestaat dat die goederen vervolgens naar de Unie worden gebracht, hetzij op zichzelf, hetzij als onderdeel van andere goederen na bewerking.
Voor persoonlijke goederen, als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder c), van Verordening (EG) 1186/2009 van de Raad (1), die ingezetenen van het Verenigd Koninkrijk naar Noord-Ierland of een ander deel van het Verenigd Koninkrijk brengen, betalen zij geen rechten, aangezien zij daarvan zijn vrijgesteld.
2
Voor de toepassing van lid 1, eerste en tweede alinea, wordt ervan uitgegaan dat voor goederen die van buiten de Unie naar Noord-Ierland worden gebracht het risico bestaat dat deze vervolgens naar de Unie worden gebracht, tenzij wordt vastgesteld dat deze goederen:
- a)
in Noord-Ierland niet aan commerciële bewerking worden onderworpen; en
- b)
voldoen aan de door het Gemengd Comité overeenkomstig de vierde alinea van dit lid vastgestelde criteria.
Voor de toepassing van dit lid betekent ‘bewerken’ wijziging van goederen, omzetting van goederen op welke wijze dan ook, of het onderwerpen van goederen aan andere acties dan die welke dienen voor het behouden van de goede staat ervan of voor het toevoegen of aanbrengen van markeringen, etiketten, zegels of andere documentatie teneinde de naleving van specifieke vereisten te waarborgen.
Voor het einde van de overgangsperiode stelt het Gemengd Comité bij besluit vast onder welke voorwaarden bewerking wordt geacht niet onder punt a) van de eerste alinea te vallen, in het bijzonder rekening houdend met de aard, de omvang en het resultaat van de bewerking.
Voor het einde van de overgangsperiode stelt het Gemengd Comité bij besluit de criteria vast op basis waarvan ervan wordt uitgegaan dat er voor goederen die van buiten de Unie naar Noord-Ierland worden gebracht geen risico bestaat dat deze vervolgens naar de Unie worden gebracht. Het Gemengd Comité houdt daarbij onder meer rekening met:
- (a)
de eindbestemming en het gebruik van de goederen;
- (b)
de aard en de waarde van de goederen;
- (c)
de aard van het verkeer van de goederen; en
- (d)
de prikkel voor niet-opgegeven verdergaand verkeer naar de Unie, met name prikkels die het resultaat zijn van overeenkomstig lid 1 te betalen rechten.
Het Gemengd Comité kan zijn overeenkomstig dit lid vastgestelde besluiten te allen tijde wijzigen.
Bij elk besluit dat het Gemengd Comité overeenkomstig dit lid vaststelt, houdt het rekening met de specifieke omstandigheden in Noord-Ierland.
3
De wetgeving als gedefinieerd in artikel 5, punt 2), van Verordening (EU) nr. 952/2013 is van toepassing op en in het Verenigd met betrekking tot Noord-Ierland (exclusief de territoriale wateren van het Verenigd Koninkrijk). Het Gemengd Comité stelt echter, onder meer in kwantitatieve termen, de voorwaarden vast waaronder bepaalde visserij- en aquacultuurproducten, als vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EU) 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2), die het douanegebied van de Unie als gedefinieerd in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 952/2013 zijn binnengebracht door vaartuigen die onder de vlag van het Verenigd Koninkrijk varen en in een haven van Noord-Ierland zijn geregistreerd, van invoerrechten zijn vrijgesteld.
4
De in bijlage 2 bij dit protocol vermelde bepalingen van het recht van de Unie zijn, onder de in die bijlage vermelde voorwaarden, ook van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.
5
De artikelen 30 en 110 VWEU zijn op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing met betrekking tot Noord-Ierland. Tussen de Unie en Noord-Ierland zijn kwantitatieve beperkingen op uit- en invoer verboden.
6
Door het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig lid 3 geheven douanerechten worden niet aan de Unie overgemaakt.
Onverminderd artikel 10 kan het Verenigd Koninkrijk in het bijzonder:
- (a)
overeenkomstig het recht van de Unie geheven rechten in toepassing van lid 3 ten aanzien van naar Noord-Ierland gebrachte goederen terugbetalen;
- (b)
voorzien in omstandigheden waarin vrijstelling voor een ontstane douaneschuld wordt verleend ten aanzien van naar Noord-Ierland gebracht goederen;
- (c)
voorzien in omstandigheden waarin douanerechten moeten worden terugbetaald ten aanzien van goederen waarvan kan worden aangetoond dat deze niet de Unie zijn binnengekomen; en
- (d)
ondernemingen compenseren om de gevolgen van de toepassing van lid 3 op te vangen.
Bij het vaststellen van besluiten overeenkomstig artikel 10 houdt de Europese Commissie in voorkomend geval rekening met de omstandigheden in Noord-Ierland.
7
Er hoeven geen rechten te worden betaald voor zendingen met een te verwaarlozen waarde, voor zendingen van het ene individu naar het andere of voor goederen in de persoonlijke bagage van reizigers, onder de omstandigheden die zijn vastgesteld in de in lid 3 genoemde wetgeving.
Artikel 6. Bescherming van de interne markt van het Verenigd Koninkrijk
1
Niets in dit protocol belet het Verenigd Koninkrijk de onbelemmerde markttoegang te waarborgen voor goederen die van Noord-Ierland worden vervoerd naar andere delen van de interne markt van het Verenigd Koninkrijk. Bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dit protocol van toepassing zijn geworden en die de uitvoer van goederen verbieden of beperken, worden op de handel tussen Noord-Ierland en andere delen van het Verenigd Koninkrijk alleen toegepast voor zover dat door een internationale verplichting van de Unie strikt wordt vereist. Het Verenigd Koninkrijk waarborgt dat internationale voorschriften en verplichtingen die relevant zijn voor de verboden en beperkingen inzake de uitvoer van goederen van de Unie naar derde landen, als vermeld in het recht van de Unie, volledig in acht worden genomen.
2
Gelet op het feit dat Noord-Ierland integrerend deel uitmaakt van de interne markt van het Verenigd Koninkrijk, stellen de Unie en het Verenigd Koninkrijk alles in het werk om de handel tussen Noord-Ierland en andere delen van het Verenigd Koninkrijk te faciliteren, in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving en met inachtneming van hun respectieve regelgeving alsook de uitvoering daarvan. Dit omvat specifieke regelingen voor het verkeer van goederen binnen de interne markt van het Verenigd Koninkrijk, in overeenstemming met de positie van Noord-Ierland als deel van het douanegebied van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig dit protocol, indien de goederen bestemd zijn voor eindverbruik of eindgebruik in Noord-Ierland en indien de nodige waarborgen voorhanden zijn om de integriteit van de interne markt en de douane-unie van de Unie te beschermen. Het Gemengd Comité houdt voortdurend toezicht op de toepassing van dit lid en stelt passende aanbevelingen vast teneinde controles in de havens en op de luchthavens van Noord-Ierland voor zover mogelijk te vermijden.
3
Niets in dit protocol belet dat een product van oorsprong uit Noord-Ierland wordt aangeboden als van oorsprong uit het Verenigd Koninkrijk wanneer het in Groot-Brittannië in de handel wordt gebracht.
4
Niets in dit protocol doet afbreuk aan het recht van het Verenigd Koninkrijk dat het in de handel brengen in andere delen van het Verenigd Koninkrijk regelt van goederen uit Noord-Ierland die voldoen aan of profijt hebben van technische voorschriften, beoordelingen, registraties, certificaten, goedkeuringen of vergunningen waarop de in bijlage 5 bij dit protocol bedoelde bepalingen van het recht van de Unie van toepassing zijn.
Artikel 7. Technische voorschriften, beoordelingen, registraties, certificaten, goedkeuringen en vergunningen
1
Onverminderd de bepalingen van het recht van de Unie waarnaar in bijlage 2 bij dit protocol wordt verwezen, wordt de rechtmatigheid van het in de handel brengen van goederen op de markt in Noord-Ierland beheerst door het recht van het Verenigd Koninkrijk, alsook, waar het uit de Unie ingevoerde goederen betreft, door de artikelen 34 en 36 VWEU.
2
Wanneer bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dit protocol van toepassing zijn geworden, voorzien in de vermelding, onder meer in afgekorte vorm, van een lidstaat op een merkteken, etiket, label of anderszins, zal het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland worden aangeduid als ‘UK(NI)’ of ‘United Kingdom (Northern Ireland)’. Wanneer bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dit protocol van toepassing zijn geworden, voorzien in een vermelding in de vorm van een numerieke code, wordt het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland aangeduid met een te onderscheiden numerieke code.
3
In afwijking van artikel 13, lid 1, van dit protocol en van artikel 7 van het terugtrekkingsakkoord worden met betrekking tot de erkenning in een lidstaat van door de autoriteiten van een andere lidstaat of door een in een andere lidstaat gevestigde instantie afgegeven of uitgevoerde technische voorschriften, beoordelingen, registraties, certificaten, goedkeuringen en vergunningen, verwijzingen naar lidstaten in bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dit protocol van toepassing zijn geworden niet zodanig gelezen dat ten aanzien van door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk of door een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde instantie afgegeven of uitgevoerde technische voorschriften, beoordelingen, registraties, certificaten, goedkeuringen en vergunningen, het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland daaronder valt.
De eerste alinea is niet van toepassing op registraties, certificaten, goedkeuringen en vergunningen inzake sites, installaties of terreinen in Noord-Ierland die zijn afgegeven of uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, wanneer de registratie, het certificaat, de goedkeuring of de vergunning een inspectie van de sites, installaties of terreinen kan vereisen.
De eerste alinea is niet van toepassing op veterinaire certificaten of officiële etiketten voor teeltmateriaal die op grond van de krachtens dit protocol toepasselijke bepalingen van het recht van de Unie zijn vereist.
De eerste alinea doet geen afbreuk aan de geldigheid in Noord-Ierland van beoordelingen, registraties, certificaten, goedkeuringen en vergunningen die op grond van de bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dit protocol toepasselijk zijn geworden, zijn afgegeven of uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk of door in het Verenigd Koninkrijk gevestigde instanties. Alle conformiteitsmarkeringen en logo's of soortgelijke identificaties die op grond van de bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dit protocol van toepassing zijn geworden, zijn vereist en door marktdeelnemers zijn aangebracht op basis van een door bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk of door in het Verenigd Koninkrijk gevestigde instanties afgegeven beoordeling, registratie, certificaat, goedkeuring of vergunning, gaan vergezeld van de vermelding ‘UK(NI)’.
Het Verenigd Koninkrijk mag met betrekking tot Noord-Ierland geen bezwaar-, vrijwarings- of arbitrageprocedure inleiden waarin bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dit protocol van toepassing zijn geworden, voorzien, voor zover die procedures betrekking hebben op de technische voorschriften, normen, beoordelingen, registraties, certificaten, goedkeuringen en vergunningen die zijn afgegeven of uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of in lidstaten gevestigde instanties.
De eerste alinea vormt geen beletsel voor het testen en vrijgeven door een gekwalificeerd persoon in Noord-Ierland van een fabricagepartij van een geneesmiddel dat in Noord-Ierland is ingevoerd of vervaardigd.
Artikel 8. Btw en accijnzen
De in bijlage 3 van dit protocol vermelde bepalingen van het recht van de Unie betreffende goederen zijn op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing met betrekking tot Noord-Ierland.
Ten aanzien van Noord-Ierland zijn de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk voor de toepassing en de uitvoering van de bepalingen van bijlage 3 bij dit protocol, met inbegrip van de inning van de btw en accijnsrechten. Onder de in die bepalingen vastgestelde voorwaarden worden ontvangsten uit in Noord-Ierland belastbare transacties niet aan de Unie overgemaakt.
In afwijking van de eerste alinea kan het Verenigd Koninkrijk op in Noord-Ierland belastbare leveringen van goederen btw-vrijstellingen en verlaagde tarieven toepassen die in Ierland van toepassing zijn in overeenstemming met de bepalingen van bijlage 3 bij dit protocol.
Het Gemengd Comité bespreekt regelmatig de uitvoering van dit artikel, onder meer met betrekking tot de verlagingen en vrijstellingen die zijn opgenomen in de in de eerste alinea bedoelde bepalingen en neemt, in voorkomend geval en naargelang de noodzaak ervan, maatregelen voor de juiste toepassing ervan.
Het Gemengd Comité kan de toepassing van dit artikel evalueren, rekening houdend met de integrerende plaats van Noord-Ierland in de interne markt van het Verenigd Koninkrijk, en in voorkomend gevallen passende maatregelen vaststellen.
Artikel 9. Interne markt voor elektriciteit
De in bijlage 4 bij dit protocol vermelde bepalingen van het recht van de Unie die van toepassing zijn op de groothandelsmarkten voor elektriciteit, zijn onder de in die bijlage vermelde voorwaarden, van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.
Artikel 10. Staatssteun
1
De in bijlage 5 bij dit protocol vermelde bepalingen van het recht van de Unie zijn op het Verenigd Koninkrijk van toepassing, onder meer waar het gaat om maatregelen ter ondersteuning van de productie van en handel in landbouwproducten in Noord-Ierland, ten aanzien van maatregelen die van invloed zijn op de handel tussen Noord-Ierland en de Unie waarop dit protocol van toepassing is.
2
In afwijking van lid 1 zijn de in dat lid bedoelde bepalingen van het recht van de Unie niet van toepassing op door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk genomen maatregelen ter ondersteuning van de productie van en handel in landbouwproducten in Noord-Ierland tot aan een bepaald maximaal totaal jaarlijks niveau van steun, mits een bepaald minimumpercentage van die vrijgestelde steun voldoet aan de bepalingen van bijlage 2 bij de landbouwovereenkomst van de WTO. Op de vaststelling van het maximaal totaal jaarlijks niveau van de vrijgestelde steun en van het minimumpercentage zijn de in bijlage 6 vermelde procedures van toepassing.
3
Wanneer de Europese Commissie informatie onderzoekt over een maatregel van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk die onrechtmatige steun kan vormen waarop lid 1 van toepassing is, zorgt zij ervoor dat het Verenigd Koninkrijk volledig en regelmatig op de hoogte wordt gehouden van de vooruitgang en de resultaten van het onderzoek van die maatregel.
Artikel 11. Andere gebieden van Noord-Zuid-samenwerking
1
Dit protocol wordt conform de in de artikelen 5 tot en met 10 vastgestelde regelingen en met volledige inachtneming van het recht van de Unie, zodanig uitgevoerd en toegepast dat de nodige voorwaarden worden gehandhaafd voor voortzetting van de Noord-Zuid-samenwerking, onder meer op het gebied van milieu, volksgezondheid, landbouw, vervoer, onderwijs en toerisme, alsook op het gebied van energie, telecommunicatie, omroep, binnenvisserij, justitie en veiligheid, hoger onderwijs en sport.
Met volledige inachtneming van het recht van de Unie kunnen het Verenigd Koninkrijk en Ierland nieuwe regelingen blijven sluiten die voortbouwen op de bepalingen van het Akkoord van 1998 op andere gebieden van Noord-Zuid-samenwerking op het eiland Ierland.
2
Het Gemengd Comité houdt voortdurend toezicht op de mate waarin bij de uitvoering en de toepassing van dit protocol de nodige voorwaarden voor Noord-Zuid-samenwerking worden gehandhaafd. Het Gemengd Comité kan, onder meer op aanbeveling van het gespecialiseerd comité, aan de Unie en het Verenigd Koninkrijk op dit punt passende aanbevelingen doen.
Artikel 12. Uitvoering, toepassing, toezicht en handhaving
1
Onverminderd lid 4 zijn de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk voor de uitvoering en toepassing van de bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dit protocol op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland van toepassing zijn geworden.
2
Onverminderd lid 4 van dit artikel hebben vertegenwoordigers van de Unie het recht aanwezig te zijn tijdens alle activiteiten van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de uitvoering en toepassing van bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dit protocol van toepassing zijn geworden, alsmede tijdens activiteiten in verband met de uitvoering en toepassing van artikel 5, en verstrekt het Verenigd Koninkrijk, op verzoek, alle relevante informatie met betrekking tot dergelijke activiteiten. Het Verenigd Koninkrijk faciliteert dergelijke aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Unie en verstrekt hen de gevraagde informatie. Wanneer de vertegenwoordiger van de Unie de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, op naar behoren gemotiveerde gronden, verzoekt om in individuele gevallen controlemaatregelen uit te voeren, voeren de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk deze controlemaatregelen uit.
De Unie en het Verenigd Koninkrijk wisselen elke maand informatie uit over de toepassing van artikel 5, leden 1 en 2.
3
De praktische werkafspraken inzake de uitoefening van de in lid 2 bedoelde rechten van vertegenwoordigers van de Unie worden, op voorstel van het gespecialiseerd comité, vastgesteld door het Gemengd Comité.
4
Met betrekking tot lid 2, tweede alinea, van dit artikel, artikel 5 en de artikelen 7 tot en met 10 hebben de instellingen, organen en instanties van de Unie met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk en natuurlijke en rechtspersonen die op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk verblijven of gevestigd zijn, de bevoegdheden die hen door het recht van de Unie zijn verleend. In het bijzonder is het Hof van Justitie van de Europese Unie in dit opzicht bevoegd zoals voorzien in de Verdragen. Artikel 267, tweede en derde alinea, VWEU is in dit opzicht van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk.
5
In overeenstemming met lid 4 vastgestelde handelingen van de instellingen, organen en instanties van de Unie hebben ten aanzien van en in het Verenigd Koninkrijk dezelfde rechtsgevolgen als in de Unie en haar lidstaten.
6
Bij het vertegenwoordigen of bijstaan van een partij bij de administratieve procedures die voortvloeien uit de uitoefening van de bevoegdheden van de instellingen, organen en instanties van de Unie als bedoeld in lid 4, worden de advocaten die bevoegd zijn om op te treden voor de rechterlijke instanties van het Verenigd Koninkrijk in elk opzicht behandeld als advocaten die bevoegd zijn om op te treden voor de rechterlijke instanties van de lidstaten en een partij bij dergelijke administratieve procedures vertegenwoordigen of bijstaan.
7
In krachtens lid 4 bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig gemaakte zaken:
- a)
kan het Verenigd Koninkrijk op dezelfde wijze als een lidstaat deelnemen aan de procedures bij het Hof van Justitie van de Europese Unie;
- b)
kunnen advocaten die bevoegd zijn om op te treden voor de rechterlijke instanties van het Verenigd Koninkrijk een partij bij het Hof van Justitie van de Europese Unie vertegenwoordigen of bijstaan en worden zij in elk opzicht behandeld als advocaten die bevoegd zijn om op te treden voor de rechterlijke instanties van de lidstaten en een partij voor het Hof van Justitie van de Europese Unie vertegenwoordigen of bijstaan.
Artikel 13. Algemene bepalingen
1
Voor de toepassing van dit protocol wordt elke verwijzing naar het Verenigd Koninkrijk in de toepasselijke bepalingen van het terugtrekkingsakkoord gelezen als een verwijzing naar het Verenigd Koninkrijk of naar het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland, al naargelang het geval.
In afwijking van andere bepalingen van dit protocol wordt elke verwijzing naar het in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 952/2013 gedefinieerde grondgebied in de toepasselijke bepalingen van het terugtrekkingsakkoord en van dit protocol, alsook in de bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dit protocol op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland van toepassing zijn geworden, zodanig gelezen dat het deel van het grondgebied van de Verenigd Koninkrijk waarop krachtens artikel 5, lid 3, van dit protocol Verordening (EU) nr. 952/2013 van toepassing is, daaronder valt.
2
In afwijking van artikel 4, leden 4 en 5, van het terugtrekkingsakkoord worden de bepalingen van dit protocol die verwijzen naar het recht van de Unie of naar begrippen of bepalingen daarvan, wat de tenuitvoerlegging en de toepassing ervan betreft, uitgelegd overeenkomstig de relevante rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
3
In afwijking van artikel 6, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord en wanneer niet anders is bepaald, wordt, waar in dit protocol wordt verwezen naar een handeling van de Unie, die verwijzing gelezen als een verwijzing naar die handeling van de Unie zoals deze is gewijzigd of vervangen.
3 bis
In afwijking van lid 3 en onverminderd de vierde alinea van dit lid, is een onder dit lid vallende handeling van de Unie die is gewijzigd of vervangen door een specifieke handeling van de Unie (‘specifieke handeling van de Unie’) niet van toepassing als gewijzigd of vervangen door de specifieke handeling van de Unie vanaf twee weken na de dag waarop het Verenigd Koninkrijk de Unie via het Gemengd Comité schriftelijk ervan in kennis heeft gesteld dat de procedure is gevolgd die is vastgesteld in de unilaterale verklaring van het Verenigd Koninkrijk over de betrokkenheid van de instellingen bij het akkoord van 1998, die als bijlage I bij Besluit nr. 1/2023 van het Gemengd Comité(3) is gevoegd. Een dergelijke kennisgeving wordt gedaan binnen twee maanden na de bekendmaking van de specifieke handeling van de Unie en bevat een gedetailleerde uitleg over de beoordeling door het Verenigd Koninkrijk van de in de derde alinea van dit lid bedoelde voorwaarden, alsook van de procedurele stappen die vóór de kennisgeving in het Verenigd Koninkrijk zijn ondernomen.
Indien de Unie van oordeel is dat de uitleg van het Verenigd Koninkrijk ontoereikend is wat betreft de in de derde alinea van dit lid bedoelde omstandigheden, kan zij binnen twee weken na de datum van kennisgeving om nadere uitleg verzoeken en verstrekt het Verenigd Koninkrijk die nadere uitleg binnen twee weken vanaf de datum van het verzoek. In dat geval is de onder dit lid vallende handeling van de Unie niet van toepassing als gewijzigd of vervangen door de specifieke handeling van de Unie vanaf de derde dag na de dag waarop het Verenigd Koninkrijk die nadere uitleg heeft verstrekt.
Het Verenigd Koninkrijk doet de in de eerste alinea van dit lid bedoelde kennisgeving alleen indien:
- a)
de inhoud of het toepassingsgebied van de handeling van de Unie zoals gewijzigd of vervangen door de specifieke handeling van de Unie, geheel of gedeeltelijk, aanzienlijk afwijkt van de inhoud of het toepassingsgebied van de handeling van de Unie zoals van toepassing vóór de wijziging of vervanging ervan, en
- b)
de toepassing in Noord-Ierland van de handeling van de Unie, zoals gewijzigd of vervangen door de specifieke handeling van de Unie, of van het relevante deel daarvan, naargelang het geval, aanzienlijke gevolgen zou hebben die specifiek zijn voor het dagelijks leven van de gemeenschappen in Noord-Ierland, op een wijze die waarschijnlijk zal blijven voortduren.
Indien slechts met betrekking tot een deel van de handeling van de Unie zoals gewijzigd of vervangen door de specifieke handeling van de Unie, aan de voorwaarden van de punten a) en b) is voldaan, wordt de kennisgeving alleen gedaan met betrekking tot dat deel, mits het kan worden gescheiden van de andere delen van de handeling van de Unie zoals gewijzigd of vervangen door de specifieke handeling van de Unie. Indien dit laatste deel niet scheidbaar is, wordt de kennisgeving gedaan ten aanzien van het kleinste scheidbare element van de handeling van de Unie zoals gewijzigd of vervangen door de specifieke handeling van de Unie die het betrokken deel bevat.
Indien de kennisgeving betrekking heeft op een deel van de handeling van de Unie zoals gewijzigd of vervangen door de specifieke handeling van de Unie, overeenkomstig de tweede zin van de vorige alinea, is de handeling van de Unie alleen met betrekking tot dat deel niet van toepassing zoals gewijzigd of vervangen door de specifieke handeling van de Unie.
Nadat de in de eerste alinea van dit lid bedoelde kennisgeving is gedaan, is lid 4 van toepassing op de handeling van de Unie zoals gewijzigd of vervangen door de specifieke handeling van de Unie; indien de handeling van de Unie zoals gewijzigd of vervangen door de specifieke handeling van de Unie aan dit protocol wordt toegevoegd, komt zij in de plaats van de handeling van de Unie vóór de wijziging of vervanging ervan.
4
Wanneer de Unie een nieuwe handeling vaststelt die binnen de werkingssfeer van dit protocol valt, maar die geen handeling van de Unie wijzigt of vervangt die in de bijlagen bij dit protocol is vermeld, stelt de Unie het Verenigd Koninkrijk van de vaststelling van die handeling in kennis in het Gemengd Comité. Op verzoek van de Unie of het Verenigd Koninkrijk houdt het Gemengd Comité binnen 6 weken na het verzoek een gedachtewisseling over de gevolgen van de vastgestelde nieuwe handeling voor de goede werking van dit protocol.
Zo snel als redelijkerwijs haalbaar nadat de Unie het Verenigd Koninkrijk in het Gemengd Comité in kennis heeft gesteld:
- a)
stelt het Gemengd Comité een besluit vast waarbij de vastgestelde nieuwe handeling aan de desbetreffende bijlage bij dit protocol wordt toegevoegd; of
- b)
onderzoekt het, wanneer geen overeenstemming over de toevoeging van de vastgestelde nieuwe handeling aan de desbetreffende bijlage bij dit protocol kan worden bereikt, alle overige mogelijkheden om de goede werking van dit protocol in stand te houden en neemt het elk daartoe noodzakelijk besluit.
Wanneer het Gemengd comité niet binnen redelijke tijd een besluit als bedoeld in de tweede alinea heeft genomen, heeft de Unie het recht om, na kennisgeving aan het Verenigd Koninkrijk, passende corrigerende maatregelen te nemen. Dergelijke maatregelen worden op zijn vroegst 6 maanden nadat de Unie het Verenigd Koninkrijk in overeenstemming met de eerste alinea in kennis heeft gesteld van kracht, maar in geen geval worden dergelijke maatregelen eerder van kracht dan de datum waarop de vastgestelde nieuwe handeling in de Unie ten uitvoer is gelegd.
5
In afwijking van lid 1 van dit artikel en van artikel 7 van het terugtrekkingsakkoord is, tenzij de Unie van mening is dat volledige of gedeeltelijke toegang door het Verenigd Koninkrijk of, naargelang het geval, het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland, strikt noodzakelijk is om het Verenigd Koninkrijk in staat stellen te voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van dit protocol, onder meer indien dergelijke toegang noodzakelijk is omdat toegang tot de relevante informatie niet door de in artikel 17 van dit protocol bedoelde werkgroep of op een andere praktische wijze kan worden gefaciliteerd, worden met betrekking tot de toegang tot netwerken, informatiesystemen of databanken die op grond van het recht van de Unie zijn opgericht, verwijzingen naar lidstaten en bevoegde autoriteiten van lidstaten in bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dit protocol van toepassing zijn geworden, zo gelezen dat deze geen betrekking hebben op het Verenigd Koninkrijk of het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland, al naargelang het geval.
6
Autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk treden niet op als leidende autoriteit voor procedures inzake risicobeoordelingen, onderzoeken, goedkeuringen of vergunningen waarin het recht van de Unie dat door dit protocol van kracht is geworden, voorziet.
7
De artikelen 346 en 347 VWEU zijn van toepassing op dit protocol ten aanzien van maatregelen die een lidstaat of het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland heeft genomen.
8
Elk akkoord van latere datum tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk vermeldt welke delen van dit protocol het vervangt. Wanneer er na de inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord eenmaal een akkoord van latere datum tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk van toepassing wordt, dan is dit protocol, met ingang van de datum van toepassing van dat akkoord van latere datum en in overeenstemming met de bepalingen ervan waarbij de gevolgen van dat akkoord voor dit protocol worden vastgesteld, geheel of gedeeltelijk, niet of niet langer van toepassing, al naargelang het geval.
Artikel 14. Gespecialiseerd comité
Het bij artikel 165 van het terugtrekkingsakkoord opgerichte Comité voor vraagstukken betreffende de uitvoering van het protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (hierna het ‘gespecialiseerd comité’ genoemd):
- a)
faciliteert de tenuitvoerlegging en de toepassing van dit protocol;
- b)
onderzoekt voorstellen betreffende de uitvoering en toepassing van dit protocol van de uit hoofde van het Akkoord van 1998 opgerichte Noord-Zuid-ministerraad en Noord-Zuid-uitvoeringsorganen;
- c)
overweegt elke aangelegenheid die voor artikel 2 van dit protocol van belang is en onder zijn aandacht is gebracht door de Northern Ireland Human Rights Commission, de Equality Commission for Northern Ireland, en het Joint Committee of representatives of the Human Rights Commissions of Northern Ireland and Ireland;
- d)
bespreekt de door de Unie of het Verenigd Koninkrijk aan de orde gestelde punten die van belang zijn voor dit protocol en tot een probleem leiden; en
- e)
doet aanbevelingen inzake de werking van dit protocol aan het Gemengd Comité.
Artikel 15. Gemengde raadgevende werkgroep
1
Er wordt een gemengde raadgevende werkgroep inzake de uitvoering van dit protocol (hierna ‘de werkgroep’ genoemd) ingesteld. Zij dient als forum voor de uitwisseling van informatie en onderlinge raadpleging.
2
De werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Unie en het Verenigd Koninkrijk en voert haar taken uit onder toezicht van het gespecialiseerd comité, waaraan zij verslag uitbrengt. De werkgroep is niet bevoegd om andere bindende besluiten dan het in lid 6 bedoelde besluit tot vaststelling van zijn eigen reglement van orde te nemen.
3
Binnen de werkgroep:
- a)
wisselen de Unie en het Verenigd Koninkrijk tijdig informatie uit over geplande, lopende en vastgestelde relevante uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot de in de bijlagen bij dit protocol vermelde handelingen van de Unie;
- b)
informeert de Unie het Verenigd Koninkrijk over geplande handelingen van de Unie die binnen de werkingssfeer van dit protocol vallen, waaronder handelingen van de Unie die de in de bijlagen bij dit protocol vermelde handelingen van de Unie wijzigingen of vervangen;
- c)
verstrekt de Unie het Verenigd Koninkrijk alle informatie die de Unie relevant acht om het Verenigd Koninkrijk in staat te stellen volledig aan zijn verplichtingen uit hoofde van het protocol te voldoen; en
- d)
verstrekt het Verenigd Koninkrijk de Unie alle informatie die lidstaten elkaar of de instellingen, organen en instanties van de Unie moeten verstrekken ingevolge de in de bijlagen bij dit protocol vermelde handelingen.
4
De werkgroep wordt gezamenlijk voorgezeten door de Unie en het Verenigd Koninkrijk.
5
De werkgroep komt ten minste een keer per maand bijeen, tenzij door de Unie en het Verenigd Koninkrijk met wederzijdse instemming anders wordt besloten. Indien nodig kunnen de Unie en het Verenigd Koninkrijk de in lid 3, onder c) en d), bedoelde informatie in de periode tussen bijeenkomsten uitwisselen.
6
De werkgroep stelt met wederzijdse instemming haar eigen reglement van orde vast.
7
De Unie ziet erop toe dat alle door het Verenigd Koninkrijk in de werkgroep naar voren gebrachte standpunten en alle door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie, met inbegrip van technische en wetenschappelijke gegevens, onverwijld aan de relevante instellingen, organen en instanties van de Unie ter kennis wordt gebracht.
Artikel 16. Vrijwaring
1
Wanneer de toepassing van dit protocol leidt tot ernstige economische, maatschappelijke of milieuproblemen die mogelijk aanhouden, of tot verlegging van het handelsverkeer, kan de Unie of het Verenigd Koninkrijk unilateraal passende vrijwaringsmaatregelen nemen. Dergelijke vrijwaringsmaatregelen zijn wat hun draagwijdte en duur betreft, beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om de situatie te verhelpen. Maatregelen die de werking van dit protocol het minst verstoren, krijgen voorrang.
2
Wanneer een door de Unie of het Verenigd Koninkrijk, al naargelang het geval, in overeenstemming met lid 1 genomen vrijwaringsmaatregel het evenwicht tussen de rechten en plichten uit hoofde van dit protocol verstoort, kan de Unie of het Verenigd Koninkrijk, al naargelang het geval, de evenredige maatregelen nemen die strikt noodzakelijk zijn om het evenwicht te herstellen. Maatregelen die de werking van dit protocol het minst verstoren, krijgen voorrang.
3
Op in overeenstemming met de leden 1 en 2 genomen vrijwaringsmaatregelen en maatregelen om het evenwicht te herstellen, zijn de in bijlage 7 bij dit protocol vermelde procedures van toepassing.
Artikel 17. Bescherming van financiële belangen
De Unie en het Verenigd Koninkrijk bestrijden fraude en alle andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie of de financiële belangen van het Verenigd Koninkrijk schaden.
Artikel 18. Democratische instemming in Noord-Ierland
1
Binnen 2 maanden voorafgaand aan het einde van zowel de initiële periode als elke daaropvolgende periode biedt het Verenigd Koninkrijk de mogelijkheid voor democratische instemming in Noord-Ierland met de voortgezette toepassing van de artikelen 5 tot en met 10.
2
Voor de toepassing van lid 1 vraagt het Verenigd Koninkrijk om democratische instemming in Noord-Ierland op een wijze die in overeenstemming is met het Akkoord van 1998. Een besluit dat blijk geeft van democratische instemming wordt volledig in overeenstemming met de op 17 oktober 2019 door het Verenigd Koninkrijk afgelegde unilaterale verklaring betreffende de werking van de bepaling over ‘Democratische instemming in Noord-Ierland’ van het protocol inzake Ierland/Noord-Ierland tot stand gebracht, onder meer met betrekking tot de rollen die de Noord-Ierse Executive en de Noord-Ierse Assemblee spelen.
3
Het Verenigd Koninkrijk stelt de Unie voor het einde van de in lid 5 bedoelde relevante periode in kennis van de uitkomst van het in lid 1 bedoelde proces.
4
Wanneer het in lid 1 bedoelde proces is ondernomen en er een besluit in overeenstemming met lid 2 tot stand is gebracht, en het Verenigd Koninkrijk de Unie ervan in kennis stelt dat de uitkomst van het in lid 1 bedoelde proces niet een besluit is dat de in dat lid genoemde artikelen van dit protocol van toepassing moeten blijven in Noord-Ierland, dan zijn die artikelen en andere bepalingen van dit protocol, voor zover die bepalingen voor de toepassing ervan afhankelijk zijn van die artikelen, 2 jaar na het einde van de in lid 5 bedoelde relevante periode niet meer van toepassing. In een dergelijk geval doet het Gemengd Comité aanbevelingen over de nodige maatregelen aan de Unie en aan het Verenigd Koninkrijk, rekening houdend met de verplichtingen van de partijen bij het Akkoord van 1998. Voorafgaand daaraan kan het Gemengd Comité advies inwinnen bij instellingen die bij het Akkoord van 1998 zijn ingesteld.
5
Voor de toepassing van dit artikel is de initiële periode de periode die 4 jaar na het einde van de overgangsperiode afloopt. Wanneer het besluit in een gegeven periode tot stand is gekomen op basis van een meerderheid van de aanwezige en aan de stemming deelnemende leden van de Noord-Ierse Assemblee, is de daaropvolgende periode de periode van 4 jaar die daarna volgt, zo lang de artikelen 5 tot en met 10 van toepassing blijven. Wanneer er voor het in een gegeven periode tot stand gebrachte besluit gemeenschapsoverschrijdende steun was, is de daaropvolgende periode de periode van 8 jaar die daarna volgt, zo lang de artikelen 5 tot en met 10 van toepassing blijven.
6
Voor de toepassing van lid 5 wordt onder ‘gemeenschapsoverschrijdende steun’ verstaan:
- a)
een meerderheid van de aanwezige en aan de stemming deelnemende leden van de wetgevende vergadering, met inbegrip van een meerderheid van de aanwezige en aan de stemming deelnemende unionistische en nationalistische groeperingen; of
- b)
een gewogen meerderheid (60 %) van de aanwezige en aan de stemming deelnemende leden van de wetgevende vergadering, met inbegrip van ten minste 40 % van elke aanwezige en aan de stemming deelnemende nationalistische en unionistische groepering.
Artikel 19. Bijlagen
De bijlagen 1 tot en met 7 maken integrerend deel uit van dit protocol.
Bijlage 1. Bepalingen van het recht van de Unie als bedoeld in artikel 2, lid 1
- —
Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten (1)
- —
Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (2)
- —
Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (3)
- —
Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (4)
- —
Richtlijn 2010/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG van de Raad (5)
- —
Richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid (6)
Bijlage 2. Bepalingen van het recht van de Unie als bedoeld in artikel 5, lid 4
1. Algemene douaneaspecten (1)
- —
Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie(2)
- —
Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (3)
- —
Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (4)
2. Bescherming van de financiële belangen van de Unie
Met het oog op de toepassing van de in dit deel vermelde handelingen wordt de juiste inning van douanerechten door het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland beschouwd als onderdeel van de bescherming van de financiële belangen van de Unie.
- —
Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (5)
- —
Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (6)
3. Handelsstatistieken
- —
Verordening (EG) nr. 638/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de communautaire statistieken van het goederenverkeer tussen de lidstaten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 3330/91 van de Raad (7)
- —
Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (8)
4. Algemene handelsaspecten
- —
Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (9)(10)
- —
Verordening (EU) 2015/479 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer (11)
- —
Verordening (EU) 2015/936 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2015 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van textielproducten uit bepaalde derde landen, die niet vallen onder bilaterale overeenkomsten, protocollen of andere regelingen, noch onder een andere, bijzondere invoerregeling van de Unie (12)
- —
Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (13)
- —
Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie (14)
- —
Verordening (EU) 2017/1566 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 betreffende de invoering van tijdelijke autonome handelsmaatregelen voor Oekraïne ter aanvulling van de handelsconcessies uit hoofde van de associatieovereenkomst (15)
- —
Verplichtingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten die zijn gesloten door de Unie, door de lidstaten handelend namens de Unie of door de Unie en de lidstaten samen, voor zover zij betrekking hebben op de handel in goederen tussen de Unie en derde landen
5. Handelsbeschermingsinstrumenten (16)
- —
Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (17)
- —
Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (18)
- —
Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (19)
- —
Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (20)
- —
Verordening (EU) 2015/476 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 inzake de maatregelen die de Unie kan nemen naar aanleiding van een rapport van het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO betreffende antidumping- en antisubsidiemaatregelen (21)
- —
Verordening (EU) 2015/477 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 inzake de maatregelen die de Unie kan nemen ten aanzien van het gecombineerde effect van antidumping- of antisubsidiemaatregelen en vrijwaringsmaatregelen (22)
6. Verordeningen inzake bilaterale vrijwaring (23)
- —
Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld (24)
- —
Verordening (EU) 2015/1145 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juli 2015 betreffende de vrijwaringsmaatregelen bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat (25)
- —
Verordening (EU) 2015/475 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de vrijwaringsmaatregelen bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek IJsland (26)
- —
Verordening (EU) 2015/938 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2015 betreffende de vrijwaringsmaatregelen bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (27)
- —
Verordening (EU) nr. 332/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds(28)
- —
Verordening (EU) 2015/752 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds(29)
- —
Verordening (EU) nr. 19/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen in de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds(30)
- —
Verordening (EU) nr. 20/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds(31)
- —
Verordening (EU) 2016/400 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot uitvoering van de vrijwaringsclausule en het antiontwijkingsmechanisme die zijn opgenomen in de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds(32)
- —
Verordening (EU) 2016/401 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot uitvoering van het antiontwijkingsmechanisme dat is opgenomen in de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds(33)
- —
Verordening (EU) 2015/941 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2015 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds(34)
- —
Verordening (EU) 2015/940 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2015 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds, en de Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds (35)
- —
Verordening (EU) 2015/939 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2015 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds(36)
- —
Verordening (EU) nr. 511/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule in de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (37)
- —
Verordening (EU) 2017/355 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en Kosovo (38), anderzijds (39)
- —
Verordening (EU) 2016/1076 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 tot toepassing van de regelingen voor goederen van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), die zijn opgenomen in overeenkomsten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst (40)
- —
Verordening (EU) 2019/287 van het Europees Parlement en de Raad van 13 februari 2019 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen (41)
7. Overige
- —
Verordening (EG) nr. 816/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen (42)
8. Goederen — algemene bepalingen
- —
Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (43), met uitzondering van bepalingen met betrekking tot regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij
- —
Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (44)
- —
Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (45)
- —
Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (46)
- —
Verordening (EG) nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG (47)
- —
Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (48)
- —
Verordening (EG) nr. 2679/98 van de Raad van 7 december 1998 inzake de werking van de interne markt wat het vrije verkeer van goederen tussen de lidstaten betreft (49)
- —
Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (50)
9. Motorvoertuigen, met inbegrip van landbouw- en bosbouwtrekkers
- —
Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (51)
- —
Verordening (EU) nr. 540/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende het geluidsniveau van motorvoertuigen en vervangende geluidsdempingssystemen, en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 70/157/EEG(52)
- —
Richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (53)
- —
Richtlijn 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende emissies van klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (54)
- —
Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (55)
- —
Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (56)
- —
Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (57)
- —
Verordening (EG) nr. 78/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 2003/102/EG en Richtlijn 2005/66/EG (58)
- —
Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (59)
- —
Verordening (EG) nr. 79/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG (60)
- —
Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (61)
- —
Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (62)
- —
Verordening (EU) 2015/758 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 inzake typegoedkeuringseisen voor de uitrol van het op de 112-dienst gebaseerde eCall-boordsysteem en houdende wijziging van Richtlijn 2007/46/EG (63)
- —
Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (64)
10. Hef-en verladingsapparatuur
- —
Richtlijn 73/361/EEG van de Raad van 19 november 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake het certificaat en het kenmerken van staalkabels, kettingen en haken (65)
- —
Richtlijn 2014/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake liften en veiligheidscomponenten voor liften (66)
11. Gastoestellen
- —
Richtlijn 92/42/EEG van de Raad van 21 mei 1992 betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels (67)
- —
Verordening (EU) 2016/426 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende gasverbrandingstoestellen en tot intrekking van Richtlijn 2009/142/EG (68)
12. Drukvaten
- —
Richtlijn 75/324/EEG van de Raad van 20 mei 1975 inzake onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten betreffende aërosols (69)
- —
Richtlijn 2010/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2010 betreffende vervoerbare drukapparatuur en houdende intrekking van Richtlijnen 76/767/EEG, 84/525/EEG, 84/526/EEG, 84/527/EEG en 1999/36/EG van de Raad (70)
- —
Richtlijn 2014/68/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukapparatuur (71)
- —
Richtlijn 2014/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukvaten van eenvoudige vorm (72)
13. Meetinstrumenten
- —
Richtlijn 2009/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen (73)
- —
Richtlijn 75/107/EEG van de Raad van 19 december 1974 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake flessen, gebruikt als tapmaat (74)
- —
Richtlijn 76/211/EEG van de Raad van 20 januari 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het voorverpakken naar gewicht of volume van bepaalde producten in voorverpakkingen (75)
- —
Richtlijn 80/181/EEG van de Raad van 20 december 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten op het gebied van de meeteenheden, en tot intrekking van Richtlijn 71/354/EEG (76)
- —
Richtlijn 2007/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van regels betreffende nominale hoeveelheden voor voorverpakte producten, tot intrekking van de Richtlijnen 75/106/EEG en 80/232/EEG van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 76/211/EEG van de Raad (77)
- —
Richtlijn 2011/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 houdende intrekking van de Richtlijnen 71/317/EEG, 71/347/EEG, 71/349/EEG, 74/148/EEG, 75/33/EEG, 76/765/EEG, 76/766/EEG en 86/217/EEG van de Raad inzake metrologie (78)
- —
Richtlijn 2014/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van niet-automatische weegwerktuigen (79)
- —
Richtlijn 2014/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten (80)
14. Bouwproducten, machines, kabelbanen, persoonlijke beschermingsmiddelen
- —
Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (81)
- —
Verordening (EU) 2016/425 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (82)
- —
Verordening (EU) 2016/424 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende kabelbaaninstallaties en tot intrekking van Richtlijn 2000/9/EG (83)
- —
Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG(84)
- —
Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG(85)
- —
Richtlijn 2000/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2000 inzake de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis (86)
15. Elektrisch materiaal en radioapparatuur
- —
Richtlijn 2014/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (87)
- —
Richtlijn 2014/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (88)
- —
Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (89)
- —
Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG(90)
16. Textiel, schoeisel
- —
Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten, en houdende intrekking van Richtlijn 73/44/EEG van de Raad en Richtlijnen 96/73/EG en 2008/121/EG van het Europees Parlement en de Raad (91)
- —
Richtlijn 94/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 maart 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake de etikettering van de in de belangrijkste onderdelen van voor de verbruiker bestemd schoeisel gebruikte materialen (92)
17. Cosmetica, speelgoed
- —
Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (93)
- —
Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (94)
18. Pleziervaartuigen
- —
Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende pleziervaartuigen en waterscooters en tot intrekking van Richtlijn 94/25/EG(95)
19. Explosieven en pyrotechnische artikelen
- —
Richtlijn 2014/28/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van en de controle op explosieven voor civiel gebruik (96)
- —
Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (97)
- —
Verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (98)
20. Geneesmiddelen
- —
Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (99)
De verwijzing naar Gemeenschap in de tweede alinea van artikel 2 en in de tweede alinea van artikel 48 van die verordening wordt niet zodanig gelezen dat het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland daaronder valt.
- —
Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (100)
De verwijzing naar Gemeenschap in artikel 8, lid 2, en artikel 16 ter, lid 1, van die richtlijn en de verwijzing naar de Unie in de tweede alinea van artikel 104, lid 3, van deze richtlijn, worden niet zodanig gelezen dat het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland daaronder valt, met uitzondering van vergunningen verleend door het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.
Een geneesmiddel waarvoor een vergunning werd verleend in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland wordt in de Unie niet als een referentiegeneesmiddel beschouwd.
- —
Verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1768/92, Richtlijn 2001/20/EG, Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004(101), met uitzondering van artikel 36
- —
Verordening (EG) nr. 141/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 inzake weesgeneesmiddelen (102)
- —
Verordening (EG) nr. 1394/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende geneesmiddelen voor geavanceerde therapie en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004(103)
- —
Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (104)
De verwijzing naar Gemeenschap in artikel 12, lid 2, en artikel 74, tweede alinea, van die richtlijn wordt niet zodanig gelezen dat het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland daaronder valt, met uitzondering van vergunningen verleend door het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.
Een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik waarvoor een vergunning werd verleend in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland wordt in de Unie niet als een referentiegeneesmiddel beschouwd.
- —
Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (105)
- —
Artikel 13 van Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toepassing van goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik (106)
- —
Hoofdstuk IX van Verordening (EU) nr. 536/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn 2001/20/EG (107)
- —
Richtlijn 2009/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende stoffen die kunnen worden toegevoegd aan geneesmiddelen om deze te kleuren (108)
- —
Verordening (EU) 2016/793 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer in bepaalde belangrijke geneesmiddelen naar de Europese Unie (109)
21. Medische hulpmiddelen
- —
Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen (110)
- —
Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (111)
- —
Richtlijn 90/385/EEG van de Raad van 20 juni 1990 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake actieve implanteerbare medische hulpmiddelen (112)
- —
Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen, tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, Verordening (EG) nr. 178/2002 en Verordening (EG) nr. 1223/2009, en tot intrekking van Richtlijnen 90/385/EEG en 93/42/EEG van de Raad (113)
- —
Verordening (EU) 2017/746 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek en tot intrekking van Richtlijn 98/79/EG en Besluit 2010/227/EU van de Commissie (114)
22. Stoffen van menselijke oorsprong
- —
Richtlijn 2002/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het inzamelen, testen, bewerken, opslaan en distribueren van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG van de Raad (115)
- —
Richtlijn 2004/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellen (116)
- —
Richtlijn 2010/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 inzake kwaliteits- en veiligheidsnormen voor menselijke organen, bestemd voor transplantatie (117)
23. Chemische stoffen en hetgeen daarmee verband houdt
- —
Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen (118)
- —
Richtlijn 2004/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen (119)
- —
Richtlijn 2004/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake de inspectie en de verificatie van de goede laboratoriumpraktijken (GLP) (120)
- —
Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (121)
- —
Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia (122)
- —
Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (123)
- —
Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (124)
- —
Verordening (EU) 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende kwik, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1102/2008) (125)
- —
Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG(126)
- —
Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (127)
- —
Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (128)
- —
Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (129)
- —
Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren (130)
24. Pesticiden, biociden
- —
Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (131)
- —
Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad (132)
De verwijzing naar lidstaten in artikel 43 van die verordening wordt niet zodanig gelezen dat het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland daaronder valt.
- —
Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (133)
De verwijzing naar lidstaten in artikel 3, lid 3, artikel 15, lid 1, artikel 28, lid 4, en artikel 75, lid 1, onder g), van die verordening wordt niet zodanig gelezen dat het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland daaronder valt.
25. Afvalstoffen
- —
Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (134)
- —
Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (135)
- —
Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG(136)
- —
Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof (137)
- —
De artikelen 2 tot en met 7, 14, en 17, en de delen A, B, C, D, en F, van de bijlage bij Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu (138)(139)
26. Milieu, energie-efficiëntie
- —
Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (140)
- —
Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad van 11 juni 2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur (141)
- —
Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (142)
- —
Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (143)
- —
Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad van 20 april 2015 tot vaststelling van berekeningsmethoden en rapportageverplichtingen overeenkomstig Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (144)
- —
Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG(145)
- —
Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (146)
- —
Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap (147)
- —
Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006(148)
- —
Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (149)
- —
Verordening (EU) 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende kwik, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1102/2008(150)
- —
Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (150)
- —
Verordening (EEG) nr. 3254/91 van de Raad van 4 november 1991 houdende een verbod op het gebruik van de wildklem in de Gemeenschap en op het binnenbrengen in de Gemeenschap van pelzen en producten die vervaardigd zijn van bepaalde in het wild levende diersoorten uit landen waar gebruik wordt gemaakt van de wildklem of andere vangmethoden die niet stroken met de internationale normen voor humane vangst met behulp van vallen (151)
- —
Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de handel in zeehondenproducten (152)
- —
Verordening (EG) nr. 1523/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 houdende een verbod op het in de handel brengen, de invoer naar en de uitvoer uit de Gemeenschap van katten- en hondenbont en van producten die dergelijk bont bevatten (153)
- —
Richtlijn 83/129/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de invoer in de Lid-Staten van huiden van bepaalde zeehondenjongen en daarvan vervaardigde producten (154)
- —
Verordening (EG) nr. 106/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende een communautair energie-efficiëntie-etiketteringsprogramma voor kantoorapparatuur (155)
- —
Verordening (EG) nr. 1222/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere essentiële parameters (156)
- —
Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (157)
- —
Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU(158)
27. Uitrusting van zeeschepen
- —
Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG van de Raad (159)
28. Spoorvervoer
- —
Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (160), voor zover het de voorwaarden en technische specificaties inzake het in de handel brengen, het in dienst stellen en het vrije verkeer van spoorwegproducten betreft
29. Voedsel — algemeen
- —
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (161)
De verwijzing naar lidstaat in artikel 29, lid 1, tweede alinea, van die verordening wordt niet zodanig gelezen dat het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland daaronder valt.
- —
Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (162)
- —
Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (163)
- —
Richtlijn 2011/91/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren (164)
30. Voedsel — hygiëne
- —
Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (165)
- —
Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (166)
- —
Richtlijn 89/108/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake voor menselijke voeding bestemde diepvriesproducten (167)
31. Levensmiddelen — ingrediënten, sporen, residuen, handelsnormen
- —
Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (168)
De verwijzing naar lidstaat in artikel 3, lid 1, van die verordening wordt niet zodanig gelezen dat het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland daaronder valt.
- —
Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen en tot wijziging van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad, Richtlijn 2000/13/EG, Richtlijn 2001/112/EG van de Raad en Verordening (EG) nr. 258/97(169)
- —
Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (170)
- —
Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (171)
- —
Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (172)
- —
Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (173)
- —
Verordening (EG) nr. 2065/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 inzake in of op levensmiddelen gebruikte of te gebruiken rookaroma's (174)
De verwijzing naar lidstaat in artikel 7, lid 2, van die verordening wordt niet zodanig gelezen dat het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland daaronder valt.
- —
Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (175)
- —
Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (176)
- —
Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing, en tot intrekking van Richtlijn 92/52/EEG van de Raad, Richtlijnen 96/8/EG, 1999/21/EG, 2006/125/EG en 2006/141/EG van de Commissie, Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 41/2009 en (EG) nr. 953/2009 van de Commissie (177)
- —
Richtlijn 1999/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 inzake extracten van koffie en extracten van cichorei (178)
- —
Richtlijn 2000/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2000 inzake cacao- en chocoladeproducten voor menselijke consumptie (179)
- —
Richtlijn 2001/110/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake honing (180)
- —
Richtlijn 2001/111/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde suikers (181)
- —
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (182)
- —
Verordening (EG) nr. 1295/2008 van de Commissie van 18 december 2008 betreffende de invoer van hop uit derde landen (183)
- —
Verordening (EG) nr. 1375/2007 van de Commissie van 23 november 2007 inzake de invoer van afvallen van maïszetmeelfabrieken uit de Verenigde Staten van Amerika (184)
- —
Richtlijn 2001/112/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtensappen en bepaalde soortgelijke producten (185)
- —
Richtlijn 2001/113/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtenjam of -confituur, -gelei en -marmelade, alsmede kastanjepasta (186)
- —
Richtlijn 2001/114/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde, geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (187)
- —
Richtlijn (EU) 2015/2203 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot voor menselijke voeding bestemde caseïne en caseïnaten en tot intrekking van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad (188)
- —
Titel V, hoofdstuk IV, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (189)
- —
Deel II, titel II, hoofdstuk I, afdeling 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (190)
32. Materiaal dat in contact komt met levensmiddelen
- —
Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (191)
De verwijzing naar lidstaat in artikel 9, lid 1, van die verordening wordt niet zodanig gelezen dat het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland daaronder valt.
- —
Richtlijn 84/500/EEG van de Raad van 15 oktober 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake keramische voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (192)
33. Levensmiddelen — overig
- —
Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling (193)
- —
Richtlijn 1999/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 inzake de vaststelling van een communautaire lijst van voedsel en voedselingrediënten die mogen worden behandeld met ioniserende straling (194)
- —
Richtlijn 2009/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan (195)
- —
Richtlijn 2009/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de exploitatie en het in de handel brengen van natuurlijk mineraalwater (196)
- —
Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91(197)
- —
Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (198)
- —
Verordening (Euratom) 2016/52 van de Raad van 15 januari 2016 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar en tot intrekking van Verordening (Euratom) nr. 3954/87 en de Verordeningen (Euratom) nr. 944/89 en (Euratom) nr. 770/90 van de Commissie (199)
- —
Verordening (EG) nr. 733/2008 van de Raad van 15 juli 2008 betreffende de voorwaarden voor de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl (200)
34. Diervoeders — producten en hygiëne
- —
Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie (201)
- —
Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (202)
- —
Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (203)
De verwijzing naar nationale referentielaboratoria in punt 6 van bijlage II bij die verordening wordt niet zodanig gelezen dat deze van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland. Dit belet een in een lidstaat gevestigd nationaal referentielaboratorium niet om de functies van een nationaal referentielaboratorium uit te oefenen met betrekking tot Noord-Ierland. Met het oog daarop tussen de bevoegde autoriteiten van Noord-Ierland en een nationaal referentielaboratorium in een lidstaat uitgewisselde informatie en uitgewisseld materiaal mogen door het nationaal referentielaboratorium zonder voorafgaande toestemming van die bevoegde autoriteiten niet verder openbaar worden gemaakt.
- —
Richtlijn 90/167/EEG van de Raad van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking (204)
- —
Verordening (EG) Nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (205)
35. GGO's
- —
Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (206), met uitzondering van artikel 32, tweede alinea
Dit belet een in een lidstaat gevestigd nationaal referentielaboratorium niet om de functies van een nationaal referentielaboratorium uit te oefenen met betrekking tot Noord-Ierland. Met het oog daarop tussen de bevoegde autoriteiten van Noord-Ierland en een nationaal referentielaboratorium in een lidstaat uitgewisselde informatie en uitgewisseld materiaal mogen door het nationaal referentielaboratorium zonder voorafgaande toestemming van die bevoegde autoriteiten niet verder openbaar worden gemaakt.
- —
Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG(207)
- —
Verordening (EG) nr. 1946/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen (208)
- —
Deel C van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (209)
36. Levende dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong
Verwijzingen naar nationale referentielaboratoria in de in deze paragraaf vermelde handelingen worden niet zodanig gelezen dat het referentielaboratorium in het Verenigd Koninkrijk daaronder valt. Dit belet een in een lidstaat gevestigd nationaal referentielaboratorium niet om de functies van een nationaal referentielaboratorium uit te oefenen met betrekking tot Noord-Ierland. Met het oog daarop tussen de bevoegde autoriteiten van Noord-Ierland en een nationaal referentielaboratorium in een lidstaat uitgewisselde informatie en uitgewisseld materiaal mogen door het nationaal referentielaboratorium zonder voorafgaande toestemming van die bevoegde autoriteiten niet verder openbaar worden gemaakt.
- —
Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (210)
- —
Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (211)
- —
Richtlijn 91/68/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (212)
- —
Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (213)
- —
Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (214)
- —
Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (215)
- —
Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (216)
- —
Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (217)
- —
Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (218)
- —
Richtlijn 92/118/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van producten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van Richtlijn 89/662/EEG, en, wat ziekteverwekkers betreft, van Richtlijn 90/425/EEG(219)
- —
Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (220)
- —
Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (221)
- —
Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (222)
- —
Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003(223)
- —
Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (224)
37. Bestrijding van dierziektes, bestrijding van zoönoses
Verwijzingen naar nationale referentielaboratoria in de in deze paragraaf vermelde handelingen worden niet zodanig gelezen dat het referentielaboratorium in het Verenigd Koninkrijk daaronder valt. Dit belet een in een lidstaat gevestigd nationaal referentielaboratorium niet om de functies van een nationaal referentielaboratorium uit te oefenen met betrekking tot Noord-Ierland. Met het oog daarop tussen de bevoegde autoriteiten van Noord-Ierland en een nationaal referentielaboratorium in een lidstaat uitgewisselde informatie en uitgewisseld materiaal mogen door het nationaal referentielaboratorium zonder voorafgaande toestemming van die bevoegde autoriteiten niet verder openbaar worden gemaakt.
- —
Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (225)
- —
Richtlijn 77/391/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende een gemeenschappelijke actie met het oog op de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen (226)
- —
Richtlijn 78/52/EEG van de Raad van 13 december 1977 tot vaststelling van de communautaire criteria voor de nationale programma's voor de versnelde uitroeiing van brucellose, tuberculose en endemische leukose bij runderen (227)
- —
Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (228)
- —
Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (229)
- —
Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (230)
- —
Richtlijn 92/35/EEG van de Raad van 29 april 1992 tot vaststelling van controlevoorschriften en van maatregelen ter bestrijding van paardepest (231)
- —
Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (232)
- —
Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (233)
- —
Richtlijn 92/66/EEG van de Raad van 14 juli 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van de ziekte van Newcastle (234)
- —
Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (235)
- —
Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (236)
- —
Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (237)
38. Identificatie van dieren
- —
Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (238)
- —
Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (239)
- —
Richtlijn 2008/71/EG van de Raad van 15 juli 2008 met betrekking tot de identificatie en de registratie van varkens (240)
39. Fokken van dieren
- —
Artikel 37 en artikel 64, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor het fokken van, de handel in en de binnenkomst in de Unie van raszuivere fokdieren, hybride fokvarkens en levende producten daarvan en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014, de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG van de Raad en tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van dierfokkerij (‘Fokkerijverordening’) (241)
40. Dierenwelzijn
- —
Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97(242)
- —
Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (243)
41. Plantgezondheid
- —
Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (244)
- —
Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (245)
42. Teeltmateriaal
- —
Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (246)
- —
Richtlijn 68/193/EEG van de Raad van 9 april 1968 betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken (247)
- —
Richtlijn 1999/105/EG van de Raad van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (248)
- —
Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen (249)
- —
Richtlijn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (250)
- —
Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (251)
- —
Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (252)
- —
Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (253)
- —
Richtlijn 2008/90/EG van de Raad van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (254)
- —
Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (255)
- —
Richtlijn 98/56/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen (256)
- —
Richtlijn 2008/72/EG van de Raad van 15 juli 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (257)
43. Officiële controles, veterinaire controles
Verwijzingen naar nationale referentielaboratoria in de in dit deel vermelde handelingen worden niet zodanig gelezen dat het referentielaboratorium in het Verenigd Koninkrijk daaronder valt. Dit belet een in een lidstaat gevestigd nationaal referentielaboratorium niet om de functies van een nationaal referentielaboratorium uit te oefenen met betrekking tot Noord-Ierland. Met het oog daarop tussen de bevoegde autoriteiten van Noord-Ierland en een nationaal referentielaboratorium in een lidstaat uitgewisselde informatie en uitgewisseld materiaal mogen door het nationaal referentielaboratorium zonder voorafgaande toestemming van die bevoegde autoriteiten niet verder openbaar worden gemaakt.
- —
Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (258)
- —
Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (259)
- —
Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (260)
- —
Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (261)
- —
Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (262)
- —
Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (263)
- —
Richtlijn van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (264)
44. Sanitair en fytosanitair — Overig
- —
Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (265)
- —
Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (266)
45. Intellectuele eigendom
- —
Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1576/89 van de Raad (267)
- —
Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (268)
- —
Verordening (EU) nr. 251/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad (269)
- —
Deel II, titel II, hoofdstuk I, afdelingen 2 en 3 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (270)
- —
Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad (271)
46. Visserij en aquacultuur
- —
Verordening (EEG) nr. 3703/85 van de Commissie van 23 december 1985 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de gemeenschappelijke handelsnormen voor bepaalde soorten verse of gekoelde vis (272)
- —
Verordening (EEG) nr. 2136/89 van de Raad van 21 juni 1989 tot vaststelling van gemeenschappelijke normen voor het in de handel brengen van sardineconserven en van verkoopbenamingen voor conserven van sardines en van sardineachtigen (273)
- —
Verordening (EEG) nr. 1536/92 van de Raad van 9 juni 1992 tot vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen voor tonijn- en bonietconserven (274)
- —
Verordening (EG) nr. 2406/96 van de Raad van 26 november 1996 houdende vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen voor bepaalde visserijproducten (275)
- —
Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (276), voor zover zij betrekking heeft op minimummaten van mariene organismen
- —
Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (277), voor zover zij betrekking heeft op bepalingen inzake handelsnormen
- —
Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (278), voor zover zij betrekking heeft op bepalingen inzake handelsnormen en consumenteninformatie
- —
Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (279), voor zover zij betrekking heeft op bepalingen inzake handelsnormen voor visserij- en aquacultuurproducten.
- —
Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (280)
- —
Verordening (EG) nr. 1035/2001 van de Raad van 22 mei 2001 tot invoering van een documentatieregeling voor de vangst van Dissostichus spp. (281)
- —
Verordening (EU) nr. 640/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 tot vaststelling van een vangstdocumentatieprogramma voor blauwvintonijn Thunnus thynnus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1984/2003 van de Raad (282)
- —
Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (283)
47. Overig
- —
Deel III van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (284), met uitzondering van hoofdstuk VI
- —
Verordening (EG) nr. 2964/95 van de Raad van 20 december 1995 houdende instelling van een registratie in de Gemeenschap van de invoer en leveranties van ruwe aardolie (285)
- —
Verordening (EG) nr. 2182/2004 van de Raad van 6 december 2004 betreffende op euromunten lijkende medailles en penningen (286)
- —
Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (287)
- —
Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG(288)
- —
Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (289)
- —
Richtlijn 2014/60/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012(290)
- —
Richtlijn 69/493/EEG van de Raad van 15 december 1969 voor de onderlinge aanpassing der wetgevingen van de Lid-Staten inzake kristalglas (291)
- —
Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (292)
- —
Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (293)
- —
Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan (294)
- —
Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (295)
- —
Verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad van 27 juni 2005 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (296)
- —
Verordening (EG) nr. 2368/2002 van de Raad van 20 december 2002 tot uitvoering van de Kimberleyprocescertificering voor de internationale handel in ruwe diamant (297)
- —
Vigerende beperkende maatregelen op grond van artikel 215 VWEU, voor zover zij betrekking hebben op de handel in goederen tussen de Unie en derde landen
- —
Verordening (EU) 2019/880 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het binnenbrengen en de invoer van cultuurgoederen
Bijlage 3. Bepalingen van het recht van de Unie als bedoeld in artikel 8
1. Belasting over de toegevoegde waarde (1)
- —
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (2)
Met betrekking tot goederen die worden geleverd en door belastingplichtigen geïnstalleerd in onroerende goederen die zich in Noord-Ierland bevinden, kan het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland verlaagde tarieven, tarieven van minder dan 5 % of een vrijstelling met recht op aftrek van voorbelasting toepassen.
Het Verenigd Koninkrijk is met betrekking tot Noord-Ierland niet verplicht artikel 98, lid 1, derde alinea, en artikel 98, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2006/112/EG toe te passen en kan derhalve verlaagde btw-tarieven toepassen op leveringen die vallen onder meer dan 24 punten in bijlage III, en kan een verlaagd tarief dat lager is dan het minimum van 5 % en een vrijstelling met recht op aftrek van voorbelasting toepassen op leveringen die vallen onder meer dan zeven punten van bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG.
Het Verenigd Koninkrijk is met betrekking tot Noord-Ierland niet verplicht de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen van titel XII, hoofdstuk 1, van Richtlijn 2006/112/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen(3) op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland toe te passen, en kan derhalve een vrijstellingsregeling toepassen op belastingplichtigen wier jaaromzet uit leveringen van goederen en diensten voldoet aan de regels inzake de omzetdrempel van artikel 284, lid 1, artikel 288 en artikel 288 bis, leden 1 en 3, van Richtlijn 2006/112/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad. De tegenwaarde in pond sterling van de in artikel 284, lid 1, bedoelde omzetdrempel wordt berekend door toepassing van de wisselkoers op de dag na de datum van inwerkingtreding van Richtlijn (EU) 2020/285, zoals bekendgemaakt door de Europese Centrale Bank. Om rekening te houden met schommelingen van deze wisselkoers in de loop van de tijd, wordt een maximaal verschil van 15 % toegestaan bij de berekening van de tegenwaarde van de drempel van 85 000 EUR.
Het Verenigd Koninkrijk is met betrekking tot Noord-Ierland niet verplicht de bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG toe te passen met betrekking tot afstandsverkopen van goederen van Groot- Brittannië naar Noord-Ierland, op voorwaarde dat de goederen aan eindverbruik in Noord-Ierland zijn onderworpen en dat in het Verenigd Koninkrijk belasting over de toegevoegde waarde is geheven.
- —
Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn (4)
- —
Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (5)
- —
Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (6)
- —
Dertiende Richtlijn 86/560/EEG van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting — Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen (7)
- —
Richtlijn 2007/74/EG van de Raad van 20 december 2007 betreffende de vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen op goederen die worden ingevoerd door reizigers komende uit derde landen (8)
- —
Richtlijn 2009/132/EG van de Raad van 19 oktober 2009 houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen (9)
- —
Richtlijn 2006/79/EG van de Raad van 5 oktober 2006 inzake de belastingvrijstellingen die van toepassing zijn bij invoer van uit derde landen afkomstige kleine zendingen goederen zonder commercieel karakter (10)
- —
- —
2. Accijns
- —
Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG(13)
- —
Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad van 2 mei 2012 betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 2073/2004(14)
- —
Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (15)
- —
Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (16)
Het Verenigd Koninkrijk is met betrekking tot Noord-Ierland niet verplicht artikel 3, lid 1, en de artikelen 9, 13, 18 en 21 van Richtlijn 92/83/EEG van de Raad toe te passen en kan derhalve altijd accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken op basis van het alcoholgehalte toepassen, en kan verlaagde accijnstarieven toepassen op alcoholhoudende dranken verpakt in grote tapvaten voor onmiddellijke consumptie in horecagelegenheden, op voorwaarde dat dergelijke accijnstarieven in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland in geen geval, zelfs niet na enige toepasselijke vrijstelling, lager zijn dan de in de artikel 3, lid 1, en de artikelen 4, 5 en 6 van Richtlijn 92/84/EEG vastgestelde accijnstarieven, en niet minder gunstig van toepassing zijn op uit de Unie geleverde producten dan op soortgelijke binnenlandse producten.
Het Verenigd Koninkrijk is met betrekking tot Noord-Ierland niet verplicht de artikelen 4, 9 bis, 13 bis, 18 bis, artikel 22, leden 1 tot en met 5 en artikel 23 bis van Richtlijn 92/83/EEG van de Raad toe te passen en kan derhalve een definitie van kleine producenten opstellen en verlaagde accijnstarieven vaststellen voor door kleine producenten geproduceerde alcohol en alcoholhoudende dranken, op voorwaarde dat dergelijke verlaagde tarieven in geen geval, zelfs niet na eventuele toepasselijke vrijstellingen, lager zijn dan de in de artikel 3, lid 1, en de artikelen 4, 5 en 6 van Richtlijn 92/84/EEG vastgestelde minimumaccijnstarieven, en dat de jaarlijkse productie van de kleine producenten die voor de toepassing van het verlaagde tarief in aanmerking komen, in geen geval hoger is dan de in de eerste streepjes van artikel 4, lid 1, artikel 9 bis, lid 1, artikel 13 bis, lid 1, artikel 18 bis, lid 1, en artikel 22, lid 1, van Richtlijn 92/83/EEG van de Raad vastgestelde productiedrempels. De procedures voor wederzijdse erkenning van de artikelen 4, lid 3, artikel 9 bis, lid 3, artikel 13 bis, lid 5, artikel 18 bis, lid 4, artikel 22, lid 3, en artikel 23 bis, lid 3, van Richtlijn 92/83/EEG zijn niet van toepassing tussen de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.
- —
Richtlijn 92/84/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken (17)
- —
Richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten (18)
- —
Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (19)
- —
Richtlijn 95/60/EG van de Raad van 27 november 1995 betreffende het merken van gasolie en kerosine voor fiscale doeleinden (20)
- —
Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen (21)
- —
Richtlijn 2007/74/EG van de Raad van 20 december 2007 betreffende de vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen op goederen die worden ingevoerd door reizigers komende uit derde landen (22)
- —
Richtlijn 2006/79/EG van de Raad van 5 oktober 2006 inzake de belastingvrijstellingen die van toepassing zijn bij invoer van uit derde landen afkomstige kleine zendingen goederen zonder commercieel karakter (23)
Bijlage 4. Bepalingen van het recht van de Unie als bedoeld in artikel 9
De volgende handelingen zijn van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland voor zover zij van toepassing zijn op de productie, het transport, de distributie en de levering van elektriciteit, de groothandelsmarkt voor elektriciteit of de grensoverschrijdende handel in elektriciteit.
Bepalingen met betrekking tot detailhandelsmarkten en consumentenbescherming zijn niet van toepassing. Verwijzingen naar een bepaling van een andere handeling van de Unie in de in deze bijlage vermelde handelingen hebben niet tot gevolg dat de bepaling waarnaar wordt verwezen toepasselijk is, wanneer deze niet anderszins van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland, tenzij het een bepaling inzake groothandelsmarkten voor elektriciteit betreft die in Ierland van toepassing is en die nodig is voor de gezamenlijke werking van de interne groothandelsmarkt voor elektriciteit in Ierland en Noord-Ierland.
- —
Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG(1)
- —
Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003(2)
- —
Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (3)
- —
Richtlijn 2005/89/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 inzake maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen (4)
- —
Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (5)
- —
Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (6)
- —
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (7)
Bijlage 5. Bepalingen van het recht van de Unie als bedoeld in artikel 10, lid 1
1. Staatssteunregels in het VWEU (1)
- —
De artikelen 107, 108 en 109 VWEU
- —
Artikel 106 VWEU, voor zover het betrekking heeft op staatssteun
- —
Artikel 93 VWEU
2. Handelingen die naar het begrip steun verwijzen
- —
Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ‘staatssteun’ (2)
- —
Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de staatssteunregels van de Europese Unie op voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang verleende compensatie (3)
- —
Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (4)
3. Groepsvrijstellingsverordeningen
3.1. Machtigingsverordening
- —
Verordening (EU) 2015/1588 van de Raad van 13 juli 2015 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten horizontale steunmaatregelen (5)
3.2. Algemene groepsvrijstellingsverordening
- —
Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (6)
3.3. Sectorale groepsvrijstellingsverordeningen
- —
Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (7)
- —
Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (8)
- —
Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (9)
- —
Mededeling van de Commissie interpretatieve richtsnoeren bij Verordening (EG) nr. 1370/2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg (10)
- —
Besluit van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (11)
3.4. Verordeningen in zake de-minimissteun
- —
Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (12)
- —
Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (13)
- —
Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (14)
- —
Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (15)
4. Procedurele regels
- —
Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (16)
- —
Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (17)
- —
Bekendmaking van de Commissie — Naar een doelmatige tenuitvoerlegging van beschikkingen van de Commissie waarbij lidstaten wordt gelast onrechtmatige en onverenigbare steun terug te vorderen (18)
- —
Mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (19)
- —
Mededeling van de Commissie over de handhaving van de staatssteunregels door de nationale rechterlijke instanties (20)
- —
Mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (21)
- —
Mededeling van de Commissie — Gedragscode van de Commissie voor een goed verloop van de staatssteunprocedures (22)
- —
Mededeling van de Commissie C(2003) 4582 van 1 december 2003 over geheimhouding bij beschikkingen inzake staatssteun (23)
5. Regels inzake verenigbaarheid
5.1. Belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang
- —
Mededeling van de Commissie — Criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (24)
5.2. Landbouwsteun
- —
Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014–2020 (25)
5.3. Steun voor visserij en aquacultuur
- —
Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor het onderzoek van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector (26)
5.4. Regionale steun
5.5. Steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie
- —
Mededeling van de Commissie — Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie(28)
5.6. Risicokapitaalsteun
- —
Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen(29)
5.7. Reddings- en herstructureringssteun
- —
Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden(30)
5.8. Opleidingssteun
- —
Mededeling van de Commissie — Criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid van individueel aan te melden staatssteun ten behoeve van opleiding (31)
5.9. Werkgelegenheidssteun
- —
Mededeling van de Commissie — Criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid van individueel aan te melden staatssteun voor de indienstneming van kwetsbare en gehandicapte werknemers (32)
5.10. Tijdelijke regels naar aanleiding van de economische en financiële crisis
- —
Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 augustus 2013 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis (33)
- —
Mededeling van de Commissie betreffende de behandeling van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa in de communautaire banksector (34)
- —
Mededeling van de Commissie betreffende het herstel van de levensvatbaarheid en de beoordeling van de herstructureringsmaatregelen in de financiële sector in de huidige crisis met inachtneming van de staatssteunregels (35)
5.11. Exportkredietverzekering
- —
Mededeling van de Commissie aan de lidstaten inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op kortlopende exportkredietverzekering (36)
5.12. Energie en milieu
5.12.1. Milieu en energie
- —
Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014–2020 (37)
- —
5.12.2. Elektriciteit (gestrande kosten)
- —
Mededeling van de Commissie betreffende de onderzoekmethode van staatssteun die verband houdt met gestrande kosten (39)
5.12.3. Steenkool
- —
Besluit van de Raad van 10 december 2010 betreffende staatssteun ter bevordering van de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen (40)
5.13. Basisindustrieën, be- en verwerkende industrie (staal)
- —
Mededeling van de Commissie betreffende bepaalde aspecten van de behandeling van mededingingszaken als gevolg van het aflopen van het EGKS-Verdrag(41)
5.14. Postdiensten
- —
Mededeling van de Commissie over de toepassing van de mededingingsregels op de postsector en over de beoordeling van bepaalde overheidsmaatregelen met betrekking tot postdiensten (42)
5.15. Audiovisueel, omroep en breedband
5.15.1. Audiovisuele productie
- —
Mededeling van de Commissie betreffende staatssteun voor films en andere audiovisuele werken (43)
5.15.2. Omroep
- —
Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de regels inzake staatssteun op de publieke omroep (44)
5.15.3. Breedbandnetwerken
- —
Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken(45)
5.16. Transport en infrastructuur
- —
Mededeling van de Commissie — Communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun aan spoorwegondernemingen (46)
- —
- —
Mededeling betreffende richtsnoeren voor staatssteun ter aanvulling van de communautaire financiering voor de totstandbrenging van snelwegen op zee (48)
- —
Mededeling van de Commissie betreffende richtsnoeren voor staatssteun voor scheepsmanagementbedrijven (49)
- —
Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen(50)
5.17. Diensten van algemeen economisch belang (DAEB)
- —
Mededeling van de Commissie — EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (51)
6. Doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven
- —
Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen (52)
Bijlage 6. Procedures als bedoeld in artikel 10, lid 2
Het Gemengd Comité bepaalt het initiële maximale totale jaarlijkse niveau van de vrijgestelde steun en het initiële minimumpercentage, bedoeld in artikel 10, lid 2, en houdt daarbij rekening met de meest recente informatie die beschikbaar is. Het initiële maximale totale jaarlijkse niveau van de vrijgestelde steun wordt gebaseerd op de opzet van de toekomstige landbouwsteunregeling van het Verenigd Koninkrijk alsook op het jaargemiddelde van het totaalbedrag van de in Noord-Ierland verrichte uitgaven in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op grond van het huidige MFK 2014–2020. Het initiële minimumpercentage wordt gebaseerd op de opzet van de landbouwsteunregeling van het Verenigd Koninkrijk alsook op het percentage waarmee de totale uitgaven in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de Unie voldeden aan de bepalingen van bijlage 2 bij de landbouwovereenkomst van de WTO, zoals meegedeeld met betrekking tot de betreffende periode.
Het Gemengd Comité past het niveau van de steun en het percentage, bedoeld in de eerste alinea en gebaseerd op de opzet van de landbouwsteunregeling van het Verenigd Koninkrijk aan aan iedere variatie in het totaalbedrag van de in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de Unie beschikbare steun in elk toekomstig meerjarig financieel kader.
Wanneer het Gemengd Comité verzuimt voor het eind van de overgangsperiode of binnen 1 jaar na de inwerkingtreding van een toekomstig meerjarig financieel kader, al naargelang het geval, het initiële niveau van steun en percentage in overeenstemming met de eerste alinea vast te stellen of het niveau van steun en het percentage in overeenstemming met de tweede alinea aan te passen, wordt de toepassing van artikel 10, lid 2, opgeschort totdat het Gemengd Comité het niveau van de steun en het percentage heeft bepaald of aangepast.
Bijlage 7. Procedures als bedoeld in artikel 16, lid 3
1
Wanneer de Unie of het Verenigd Koninkrijk overweegt om vrijwaringsmaatregelen te nemen uit hoofde van artikel 16, lid 1, van dit protocol, geeft zij/het, onverwijld de Unie of het Verenigd Koninkrijk, al naar gelang het geval, daarvan kennis via het Gemend Comité en verstrekt zij/het alle relevante informatie.
2
De Unie en het Verenigd Koninkrijk plegen onmiddellijk overleg in het Gemengd Comité teneinde een voor elke partij aanvaardbare oplossing te vinden.
3
De Unie of het Verenigd Koninkrijk, al naargelang het geval, kan geen vrijwaringsmaatregelen nemen totdat 1 maand is verstreken na de datum van kennisgeving uit hoofde van punt 1, tenzij de overlegprocedure uit hoofde van punt 2 is afgesloten voór het verstrijken van die termijn. Wanneer uitzonderlijke omstandigheden die onmiddellijke maatregelen vereisen eerder onderzoek uitsluiten, kan de Unie of het Verenigd Koninkrijk, al naargelang het geval, onmiddellijk de beschermende maatregelen nemen die strikt noodzakelijk zijn om de situatie te verhelpen.
4
De Unie of het Verenigd Koninkrijk, al naargelang het geval, geeft het Gemengd Comité onverwijld kennis van de genomen maatregelen en verstrekt alle relevante informatie.
5
De genomen vrijwaringsmaatregelen vormen vanaf de datum van hun vaststelling om de 3 maanden het voorwerp van overleg in het Gemengd Comité met het oog op de afschaffing ervan vóór de beoogde datum van verstrijken of de beperking van hun toepassingsgebied. De Unie of het Verenigd Koninkrijk, al naargelang het geval, kan het Gemengd Comité te allen tijde verzoeken om dergelijk maatregelen te evalueren.
6
De punten 1 tot en met 5 zijn, mutatis mutandis, van toepassing op de evenwichtsherstellende maatregelen, bedoeld in artikel 16, lid 2, van dit Protocol.
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PB L 324 van 10.12.2009, blz. 23).
Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr- 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).
Besluit nr. 1/2023 van het Gemengd Comité dat is ingesteld bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van 24 maart 2023 tot vaststelling van regelingen met betrekking tot het Windsor-kader [2023/819] (PB L 102 van 17.4.2023, blz. 61).
PB L 373 van 21.12.2004, blz. 37.
PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23.
PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.
PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.
PB L 180 van 15.7.2010, blz. 1.
PB L 6 van 10.1.1979, blz. 24.
De titels en subtitels in deze bijlage zijn louter indicatief.
PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.
PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1.
PB L 84 van 31.3.2010, blz. 1.
PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1.
PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.
PB L 102 van 7.4.2004, blz. 1.
PB L 152 van 16.6.2009, blz. 23.
PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1.
Onverminderd het feit dat de tariefpreferenties voor de voor het stelsel van algemene preferenties van de Unie in aanmerking komende landen van toepassing zijn in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland:
- —
wordt, wanneer in artikel 9, lid 1, punt c), ii), en Hoofdstuk VI [Bepalingen inzake vrijwaring en toezicht] van Verordening (EU) nr. 978/2012 wordt verwezen naar “lidstaten”, daaronder niet het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland begrepen;
- —
wordt, wanneer in artikel 2, onder k), en in Hoofdstuk VI [Bepalingen inzake vrijwaring en toezicht] van Verordening (EU) nr. 978/2012 wordt verwezen naar “de markt van de Unie”, daaronder niet de markt van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland begrepen; en
- —
worden, wanneer in Verordening (EU) nr. 978/2012 wordt verwezen naar “producenten in de Unie” en naar “het bedrijfsleven van de Unie”, daaronder niet de producenten of het bedrijfsleven van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland begrepen.”;
PB L 83 van 27.3.2015, blz. 34.
PB L 160 van 25.6.2015, blz. 1.
PB L 130 van 19.5.2017, blz. 1.
PB L 328 van 15.12.2009, blz. 1.
PB L 254 van 30.9.2017, blz. 1.
Onverminderd het feit dat de handelsbeschermingsinstrumenten van de Unie van toepassing zijn in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland wordt, wanneer in Verordening (EU) 2016/1036, Verordening (EU) 2016/1037, Verordening (EU) 2015/478, en Verordening (EU) 2015/755 wordt verwezen naar “lidstaten” of “Unie”, daaronder niet het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland begrepen. Bovendien kunnen importeurs die antidumping- of compenserende rechten in de Unie hebben betaald op de invoer van goederen die in NoordIerland zijn ingeklaard, alleen op grond van artikel 11, lid 8, van Verordening (EU) 2016/1036 respectievelijk artikel 21 van Verordening (EU) 2016/1037 om terugbetaling van dergelijke rechten verzoeken.
PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55.
PB L 83 van 27.3.2015, blz. 16.
PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33.
PB L 83 van 27.3.2015, blz. 6.
PB L 83 van 27.3.2015, blz. 11.
Onverminderd het feit dat de bilaterale vrijwaringsmaatregelen van de Unie van toepassing zijn in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland wordt, wanneer in de hierna vermelde verordeningen wordt verwezen naar “lidstaten” of “Unie”, daaronder niet het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland begrepen.
PB L 189 van 27.6.2014, blz. 50.
PB L 191 van 17.7.2015, blz. 1.
PB L 83 van 27.3.2015, blz. 1.
PB L 160 van 25.6.2015, blz. 57.
PB L 103 van 5.4.2014, blz. 10.
PB L 123 van 19.5.2015, blz. 16.
PB L 17 van 19.1.2013, blz. 1.
PB L 17 van 19.1.2013, blz. 13.
PB L 77 van 23.3.2016, blz. 53.
PB L 77 van 23.3.2016, blz. 62.
PB L 160 van 25.6.2015, blz. 76.
PB L 160 van 25.6.2015, blz. 69.
PB L 160 van 25.6.2015, blz. 62.
PB L 145 van 31.5.2011, blz. 19.
Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244(1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
PB L 57 van 3.3.2017, blz. 59.
PB L 185 van 8.7.2016, blz. 1.
PB L 53 van 22.2.2019, blz. 1.
PB L 157 van 9.6.2006, blz. 1.
PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1.
PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.
PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.
PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.
PB L 218 van 13.8.2008, blz. 21.
PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.
PB L 337 van 12.12.1998, blz. 8.
PB L 210 van 7.8.1985, blz. 29.
PB L 42 van 23.2.1970, blz. 16.
PB L 158 van 27.5.2014, blz. 131.
PB L 310 van 25.11.2005, blz. 10.
PB L 161 van 14.6.2006, blz. 12.
PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1.
PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.
PB L 151 van 14.6.2018, blz. 1.
PB L 35 van 4.2.2009, blz. 1.
PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1.
PB L 35 van 4.2.2009, blz. 32.
PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1.
PB L 60 van 2.3.2013, blz. 52.
PB L 123 van 19.5.2015, blz. 77.
PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1.
PB L 335 van 5.12.1973, blz. 51.
PB L 96 van 29.3.2014, blz. 251.
PB L 167 van 22.6.1992, blz. 17.
PB L 81 van 31.3.2016, blz. 99.
PB L 147 van 9.6.1975, blz. 40.
PB L 165 van 30.6.2010, blz. 1.
PB L 189 van 27.6.2014, blz. 164.
PB L 96 van 29.3.2014, blz. 45.
PB L 106 van 28.4.2009, blz. 7.
PB L 42 van 15.2.1975, blz. 14.
PB L 46 van 21.2.1976, blz. 1.
PB L 39 van 15.2.1980, blz. 40.
PB L 247 van 21.9.2007, blz. 17.
PB L 71 van 18.3.2011, blz. 1.
PB L 96 van 29.3.2014, blz. 107.
PB L 96 van 29.3.2014, blz. 149.
PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5.
PB L 81 van 31.3.2016, blz. 51.
PB L 81 van 31.3.2016, blz. 1.
PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24.
PB L 252 van 16.9.2016, blz. 53.
PB L 162 van 3.7.2000, blz. 1.
PB L 96 van 29.3.2014, blz. 79.
PB L 96 van 29.3.2014, blz. 309.
PB L 96 van 29.3.2014, blz. 357.
PB L 153 van 22.5.2014, blz. 62.
PB L 272 van 18.10.2011, blz. 1.
PB L 100 van 19.4.1994, blz. 37.
PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.
PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1.
PB L 354 van 28.12.2013, blz. 90.
PB L 96 van 29.3.2014, blz. 1.
PB L 178 van 28.6.2013, blz. 27.
PB L 39 van 9.2.2013, blz. 1.
PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.
PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.
PB L 378 van 27.12.2006, blz. 1.
PB L 18 van 22.1.2000, blz. 1.
PB L 324 van 10.12.2007, blz. 121.
PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1.
PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.
PB L 121 van 1.5.2001, blz. 34.
PB L 158 van 27.5.2014, blz. 1.
PB L 109 van 30.4.2009, blz. 10.
PB L 135 van 24.5.2016, blz. 39.
PB L 169 van 12.7.1993, blz. 1.
PB L 331 van 7.12.1998, blz. 1.
PB L 189 van 20.7.1990, blz. 17.
PB L 117 van 5.5.2017, blz. 1.
PB L 117 van 5.5.2017, blz. 176.
PB L 33 van 8.2.2003, blz. 30.
PB L 102 van 7.4.2004, blz. 48.
PB L 207 van 6.8.2010, blz. 14.
PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1.
PB L 50 van 20.2.2004, blz. 44.
PB L 50 van 20.2.2004, blz. 28.
PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88.
PB L 104 van 8.4.2004, blz. 1.
PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7.
PB L 201 van 27.7.2012, blz. 60.
PB L 137 van 24.5.2017, blz. 1.
PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1.
PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.
PB L 47 van 18.2.2004, blz. 1.
PB L 22 van 26.1.2005, blz. 1.
PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1.
PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10.
PB L 330 van 10.12.2013, blz. 1.
PB L 337 van 5.12.2006, blz. 21.
PB L 155 van 12.6.2019, blz. 1.
Voor de toepassing van deze artikelen en delen op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland, moet de verwijzing naar “3 juli 2021” in artikel 4, lid 1), artikel 14 en artikel 17, lid 1) worden gelezen als “1 januari 2022”. De artikelen 2, 3, 14 en 17 en deel F van de bijlage zijn slechts van toepassing voor zover zij betrekking hebben op de artikelen 4 tot en met 7.
PB L 317 van 4.11.2014, blz. 35.
PB L 168 van 28.6.2007, blz. 1.
PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.
PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.
PB L 107 van 25.4.2015, blz. 26.
PB L 143 van 30.4.2004, blz. 87.
PB L 295 van 12.11.2010, blz. 23.
PB L 347 van 30.12.2005, blz. 1.
PB L 150 van 20.5.2014, blz. 195.
PB L 286 van 31.10.2009, blz. 1.
PB L 137 van 24.5.2017, blz. 1.
PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1.
PB L 308 van 9.11.1991, blz. 1.
PB L 286 van 31.10.2009, blz. 36.
PB L 343 van 27.12.2007, blz. 1.
PB L 91 van 9.4.1983, blz. 30.
PB L 39 van 13.2.2008, blz. 1.
PB L 342 van 22.12.2009, blz. 46.
PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.
PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1.
PB L 257 van 28.8.2014, blz. 146.
PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44.
PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.
PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18.
PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.
PB L 334 van 16.12.2011, blz. 1.
PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.
PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.
PB L 40 van 11.2.1989, blz. 34.
PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.
PB L 354 van 31.12.2008, blz. 7.
PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.
PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34.
PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51.
PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26.
PB L 309 van 26.11.2003, blz. 1.
PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1.
PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1.
PB L 181 van 29.6.2013, blz. 35.
PB L 66 van 13.3.1999, blz. 26.
PB L 197 van 3.8.2000, blz. 19.
PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47.
PB L 10 van 12.1.2002, blz. 53.
PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
PB L 340 van 19.12.2008, blz. 45.
PB L 307 van 24.11.2007, blz. 5.
PB L 10 van12.1.2002, blz. 58.
PB L 10 van 12.1.2002, blz. 67.
PB L 15 van 17.1.2002, blz. 19.
PB L 314 van 1.12.2015, blz. 1.
PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.
PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.
PB L 277 van 20.10.1984, blz. 12.
PB L 66 van 13.3.1999, blz. 16.
PB L 66 van 13.3.1999, blz. 24.
PB L 141 van 6.6.2009, blz. 3.
PB L 164 van 26.6.2009, blz. 45.
PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.
PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1.
PB L 13 van 20.1.2016, blz. 2.
PB L 201 van 30.7.2008, blz. 1.
PB L 229 van 1.9.2009, blz.1.
PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10.
PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
PB L 92 van 7.4.1990, blz. 42.
PB L 35 van 8.2.2005, blz. 1.
PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.
PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24.
PB L 287 van 5.11.2003, blz. 1.
PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.
PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.
PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977.
PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19.
PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1.
PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74.
PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.
PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10.
PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1.
PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62.
PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49.
PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.
PB L 139 van 30.4.2004, blz. 321.
PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.
PB L 178 van 28.6.2013, blz. 1.
PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1.
PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.
PB L 145 van 13.6.1977, blz. 44.
PB L 15 van 19.1.1978, blz. 34.
PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1.
PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.
PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5.
PB L 157 van 10.6.1992, blz. 19.
PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27.
PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1.
PB L 260 van 5.9.1992, blz. 1.
PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69.
PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31.
PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74.
PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8.
PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1.
PB L 213 van 8.8.2008, blz. 31.
PB L 171 van 29.6.2016, blz. 66.
PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1.
PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1.
PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.
PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.
PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309.
PB L 93 van 17.4.1968, blz. 15.
PB L 11 van 15.1.2000, blz. 17.
PB L 193 van 20.7.2002, blz. 1.
PB L 193 van 20.7.2002, blz. 12.
PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33.
PB L 193 van 20.7.2002, blz. 60.
PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74.
PB L 267 van 8.10.2008, blz. 8.
PB L 125 van 11.7.1966, blz. 2298.
PB L 226 van 13.8.1998, blz. 16.
PB L 205 van 1.8.2008, blz. 28.
PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.
PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.
PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.
PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.
PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.
PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.
PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.
PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3.
PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10.
PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16.
PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
PB L 84 van 20.3.2014, blz. 14.
PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
PB L 181 van 29.6.2013, blz. 15.
PB L 351 van 28.12.1985, blz. 63.
PB L 212 van 22.7.1989, blz. 79.
PB L 163 van 17.6.1992, blz. 1.
PB L 334 van 23.12.1996, blz. 1.
PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1.
PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1.
PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.
PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.
PB L 145 van 31.5.2001, blz. 1.
PB L 194 van 24.7.2010, blz. 1.
PB L 248 van 22.9.2007, blz. 17.
PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
PB L 310 van 22.12.1995, blz. 5.
PB L 373 van 21.12.2004, blz. 1.
PB L 309 van 25.11.2005, blz. 9.
PB L 127 van 29.4.2014, blz. 1.
PB L 39 van 10.2.2009, blz. 1.
PB L 159 van 28.5.2014, blz. 1.
PB L 326 van 29.12.1969, blz. 36.
PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1.
PB L 256 van 13.9.1991, blz. 51.
PB L 94 van 30.3.2012, blz. 1.
PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1.
PB L 200 van 30.7.2005, blz. 1.
PB L 358 van 31.12.2002, blz. 28.
De titels en subtitels in deze bijlage zijn louter indicatief.
PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
PB L 62 van 2.3.2020, blz. 1.
PB L 44 van 20.2.2008, blz. 23.
PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1.
PB L 84 van 31.3.2010, blz. 1.
PB L 326 van 21.11.1986, blz. 40.
PB L 346 van 29.12.2007, blz. 6.
PB L 292 van 10.11.2009, blz. 5.
PB L 286 van 17.10.2006, blz. 15.
PB L 195 van 1.8.2018, blz. 1.
PB L 46 van 17.2.2009, blz. 8.
PB L 9 van 14.1.2009, p.12.
PB L 121 van 8.5.2012, p.1.
PB L 84 van 31.3.2010, p.1.
PB L 316 van 31.10.1992, blz. 21.
PB L 316 van 31.10.1992, blz. 29.
PB L 176 van 5.7.2011, blz. 24.
PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51.
PB L 291 van 6.12.1995, blz. 46.
PB L 162 van 1.7.2003, blz. 5.
PB L 346 van 29.12.2007, blz. 6.
PB L 286 van 17.10.2006, blz. 15.
PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55.
PB L 211 van 14.8.2009, blz. 15.
PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1.
PB L 33 van 4.2.2006, blz. 22.
PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1.
PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.
PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.
De titels en subtitels in deze bijlage zijn louter indicatief.
PB C 262 van 19.7.2016, blz. 1.
PB C 8 van 11.1.2012, blz. 4.
PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10.
PB L 248 van 24.9.2015, blz. 1.
PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1.
PB L 193 van 1.7.2014, blz. 1.
PB L 369 van 24.12.2014, blz. 37.
PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1.
PB C 92 van 29.3.2014, blz. 1.
PB L 7 van 11.1.2012, blz. 3.
PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1.
PB L 114 van 26.4.2012, blz. 8.
PB L 352 van 24.12.2013, blz. 9.
PB L 190 van 28.6.2014, blz. 45.
PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9.
PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.
PB C 272 van 15.11.2007, blz. 4.
PB C 119 van 22.5.2002, blz. 22.
PB C 85 van 9.4.2009, blz. 1.
PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6.
PB C 253 van 19.7.2018, blz. 4.
PB C 297 van 9.12.2003, blz. 6.
PB C 188 van 20.6.2014, blz. 4.
PB C 204 van 1.7.2014, blz. 1.
PB C 217 van 2.7.2015, blz. 1.
PB C 209 van 23.7.2013, blz.1.
PB C 198 van 27.6.2014, blz. 1.
PB C 19 van 22.1.2014, blz. 4.
PB C 249 van 31.7.2014, blz.1.
PB C 188 van 11.8.2009, blz. 1.
PB C 188 van 11.8.2009, blz. 6.
PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1.
PB C 72 van 26.3.2009, blz. 1.
PB C 195 van 19.8.2009, blz. 9.
PB C 392 van 19.12.2012, blz. 1.
PB C 200 van 28.6.2014, blz. 1.
PB C 158 van 5.6.2012, blz. 4.
PB L 336 van 21.12.2010, blz. 24.
PB C 152 van 26.6.2002, blz. 5.
PB C 39 van 6.2.1998, blz. 2.
PB C 332 van 15.11.2013, blz. 1.
PB C 257 van 27.10.2009, blz. 1.
PB C 25 van 26.1.2013, blz. 1.
PB C 184 van 22.7.2008, blz. 13.
PB C 13 van 17.1.2004, blz. 3.
PB C 317 van 12.12.2008, blz. 10.
PB C 132 van 11.6.2009, blz. 6.
PB C 99 van 4.4.2014, blz. 3.
PB C 8 van 11.1.2012, blz. 15.
PB L 318 van 17.11.2006, blz. 17.