Einde inhoudsopgave
RvdW 2016/179
Diefstal in vereniging d.m.v. braak. ’s Hofs kennelijke oordeel dat verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn medeverdachten bij het plegen van de inbraak, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
HR 22-12-2015, ECLI:NL:HR:2015:3699
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 december 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma
- Zaaknummer
14/05130
- Conclusie
A-G i.b.d. mr. W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3699, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑12‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:2452, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑10‑2015
Essentie
Diefstal in vereniging d.m.v. braak. ’s Hofs kennelijke oordeel dat verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn medeverdachten bij het plegen van de inbraak, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 30 september 2014, nummer 22/001066-14, in de strafzaak tegen: [verdachte]. Adv.: mr. L.E.G. van der Hut, te 's-Gravenhage.
Conclusie
Conclusie A-G i.b.d. mr. W.H. Vellinga:
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Den Haag wegens diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.