RvdW 2021/676:Profijtontneming, w.v.v. uit verduistering. Raadsman heeft 1 schriftuur ingediend voor strafzaak en ontnemingszaak. Schriftuur in ontnemingszaak bevat geen cassatiemiddel a.b.i. de wet, nu zij immers slechts strekt tot vernietiging van bestreden uitspraak in ontnemingszaak voor het geval dat middelen in hoofdzaak gegrond zouden worden bevonden. Daarbij verdient opmerking dat o.g.v. art. 6:1:16 lid 2 Sv uitspraak op vordering OM tot oplegging van verplichting geldbedrag aan staat te betalen ter ontneming van w.v.v. pas kan worden tenuitvoergelegd nadat veroordeling a.b.i. art. 36e Sr onherroepelijk is geworden. Verder vervalt o.g.v. art. 511i Sv uitspraak op vordering van OM a.b.i. art. 36e Sr van rechtswege doordat en v.zv. uitspraak als gevolg waarvan veroordeling van verdachte a.b.i. art. 36e Sr achterwege blijft, in kracht van gewijsde gaat (vgl. HR 14 april 1998, NJ 1999/75). Geen middelen ingediend, betrokkene n-o. Samenhang met 19/01690.