RvdW 2021/709:Hof heeft verdachte n-o verklaard in zijn h.b., omdat het te laat is ingesteld, art. 408 lid 2 Sv. Hof heeft kennelijk aangenomen dat geen sprake is van omstandigheid vermeld in art. 408 lid 1 Sv. Oordeel dat zich omstandigheid heeft voorgedaan a.b.i. art. 408 lid 2 Sv is echter niet z.m. begrijpelijk, nu aan enkele omstandigheid dat is begonnen met tul van de in e.a. opgelegde gevangenisstraf niet de conclusie kan worden verbonden dat verdachte op die datum op de hoogte is geraakt van datgene wat voor hem van belang is voor besluitvorming t.a.v. instellen van h.b. Volgt vernietiging en terugwijzing.