RvdW 2021/697:Medeplegen diefstal d.m.v. braak, art. 311 lid 1 Sr. Hof heeft verdachte n-o verklaard in zijn h.b., omdat het te laat is ingesteld, art. 408 lid 1 onder a Sv. Verontschuldigbare termijnoverschrijding op de grond dat ex art. 260 lid 5 Sv vertaling inleidende dagvaarding aan verdachte (Roemeense nationaliteit), die in e.a. niet ttz. is verschenen, had moeten worden verstrekt? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 4 mei 2004, NJ 2004/462 m.b.t. bijzondere omstandigheden die overschrijding van termijn voor h.b. door verdachte verontschuldigbaar doen zijn. Hof heeft met juistheid vastgesteld dat t.t.v. uitbrengen van inleidende dagvaarding art. 260 lid 5 Sv nog niet in werking was getreden. Oordeel hof dat het aan verdachte zelf te wijten is dat hij te laat h.b. heeft ingesteld en dat overschrijding van beroepstermijn niet verontschuldigbaar is, getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping.