Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/775
Medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3 onder B Opiumwet gegeven verbod (hennepteelt). Opzettelijk gelegenheid verschaffen door een pand ter beschikking te stellen? Geen nadere bewijsoverweging over het voor medeplichtigheid vereiste opzet opgenomen, terwijl uit de bewijsmiddelen het ‘opzettelijk gelegenheid heeft verschaft’ niet kan worden afgeleid. Volgt vernietiging en terugwijzing.
HR 18-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:964
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 juni 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
17/05551
- Conclusie
plv. A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:964, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:412, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑04‑2019
Essentie
Medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3 onder B Opiumwet gegeven verbod (hennepteelt). Opzettelijk gelegenheid verschaffen door een pand ter beschikking te stellen? Geen nadere bewijsoverweging over het voor medeplichtigheid vereiste opzet opgenomen, terwijl uit de bewijsmiddelen het ‘opzettelijk gelegenheid heeft verschaft’ niet kan worden afgeleid. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
18 juni 2019
Strafkamer
nr. S 17/05551
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 8 november 2017, nummer 22/001631-17, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.