Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/758
Verweer en middel berusten op de — in zijn algemeenheid onjuiste — opvatting dat het opvragen van inkomensgegevens van verdachte bij de Belastingdienst door de politie, mede op grond van welke gegevens de verdenking is ontstaan dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, bij uitsluiting dient te geschieden door aanwending van de bevoegdheid van art. 126nd Sv. De politie mag zich die gegevens — al dan niet op haar verzoek — doen verstrekken. Daarvoor is het bestaan van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit niet vereist en evenmin staat het bestaan van zo een vermoeden aan de uitoefening van die bevoegdheid in de weg. Samenhang met 17/01266 en 17/01268.
HR 18-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:857
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 juni 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
17/01267
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:857, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:153, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑02‑2019
Essentie
Verweer en middel berusten op de — in zijn algemeenheid onjuiste — opvatting dat het opvragen van inkomensgegevens van verdachte bij de Belastingdienst door de politie, mede op grond van welke gegevens de verdenking is ontstaan dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, bij uitsluiting dient te geschieden door aanwending van de bevoegdheid van art. 126nd Sv. De politie mag zich die gegevens — al dan niet op haar verzoek — doen verstrekken. Daarvoor is het bestaan van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit niet vereist en evenmin staat het bestaan van zo een vermoeden aan de uitoefening van die bevoegdheid in de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.