Bijzonder ontslagprocesrecht
Einde inhoudsopgave
Bijzonder ontslagprocesrecht (MSR nr. 67) 2015/6.6.4:6.6.4 Conclusie: executiegeschil en de ondeugdelijke ontbindingsbeschikking
Bijzonder ontslagprocesrecht (MSR nr. 67) 2015/6.6.4
6.6.4 Conclusie: executiegeschil en de ondeugdelijke ontbindingsbeschikking
Documentgegevens:
Mr. D.M.A. Bij de Vaate, datum 30-12-2014
- Datum
30-12-2014
- Auteur
Mr. D.M.A. Bij de Vaate
- JCDI
JCDI:ADS354712:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. Broersma & Pfennings 2011; Dempsey 2012.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De mogelijkheden die een executiegeschil kan bieden in het kader van een ondeugdelijke ontbindingsbeschikking zijn beperkt. Allereerst kan een dergelijk executiegeschil alleen de mogelijke tenuitvoerlegging van de ontbindingsbeschikking ten aanzien van de toegekende ontbindingsvergoeding en/of proceskostenveroordeling schorsen. Verder kan een executiegeschil alleen gestart worden door de geëxecuteerde, in de situatie van ontbinding van de arbeidsovereenkomst met vergoeding, veelal de werkgever. Bovendien mag de executierechter op grond van het Ritzen-arrest slechts zeer beperkt ingrijpen in de executie van een gewezen uitspraak. De rechter mag de staking van de executie slechts bevelen indien er sprake is van misbruik van bevoegdheid door de executant. Op grond van de inhoud van de uitspraak kan de executierechter geen misbruik van bevoegdheid tot executie aannemen. Dit kan volgens de Hoge Raad slechts op grond van na de uitspraak aan het licht gekomen nieuwe feiten, behoudens het geval dat de te executeren uitspraak op een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag berust. Alleen via dit misslagcriterium is een beperkte inhoudelijke toetsing van de te executeren ontbindingsvergoeding mogelijk. In de ontbindingspraktijk is er mij in de gepubliceerde jurisprudentie geen voorbeeld bekend waarin de executie van de ontbindingsbeschikking geschorst werd vanwege een klaarblijkelijke misslag. Niettemin zou men daarbij kunnen denken aan de executie van een in de ontbindingsbeschikking toegekende ontbindingsvergoeding die berust op een kennelijke rekenfout of kennelijke verschrijving door de kantonrechter.
Met betrekking tot de executie van de in de ontbindingsbeschikking toegekende ontbindingsvergoeding wordt door de werkgever wel gepoogd een andere grondslag voor misbruik van bevoegdheid in te roepen dan de twee genoemd in het Ritzen-arrest. Het gaat dan om gevallen waarin de arbeidsovereenkomst reeds op andere wijze is geëindigd voor de ontbindingsdatum (overlijden, ontslag op staande voet, of opzegging). Betoogd wordt dat de werknemer of de erven van de werknemer misbruik van bevoegdheid maken door in dat geval de ontbindingsvergoeding te executeren. Vooralsnog lijkt dit echter weinig succesvol.1 Uitgangspunt van de Hoge Raad is namelijk dat de rechtskracht van de ontbindingsbeschikking niet wordt aangetast door het eerdere einde van de arbeidsovereenkomst. In overeenstemming daarmee nemen de meeste lagere executierechter aan dat het enkele feit dat de arbeidsovereenkomst reeds is geëindigd voor de ontbindingsdatum, de executie van de ontbindingsbeschikking niet zozeer in strijd doet zijn met de redelijkheid en billijkheid dat dit als misbruik van bevoegdheid dient te worden aangemerkt.
Daarnaast doen zich in het kader van de ontbindingspraktijk veel executiegeschillen voor met betrekking tot de voorwaardelijk toegekende ontbindingsvergoeding. Deze executiegeschillen leveren echter geen uitkomst voor de ondeugdelijke ontbindingsbeschikking. In het kader van deze geschillen toetst de executierechter slechts of aan de voorwaarde voor opeisbaarheid van de vergoeding is voldaan.