Zie bijvoorbeeld Rechtbank Noord-Holland 7 september 2022; ECLI:NL:RBNHO:2022:8125; Rechtbank Overijssel 12 juli 2022; ECLI:NL:RBOVE:2022:2468; Rechtbank Amsterdam 19 augustus 2022; ECLI:NL:RBAMS:2022:4810; Rechtbank Rotterdam 4 augustus 2022; ECLI:NL:RBROT:2022:6318; Rechtbank Amsterdam 2 mei 2022; ECLI:NL:RBAMS:2022:2455
Rb. Rotterdam, 12-05-2023, nr. 10256760 CV EXPL 22-39370
ECLI:NL:RBROT:2023:4048
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
12-05-2023
- Zaaknummer
10256760 CV EXPL 22-39370
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2023:4048, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 12‑05‑2023; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
ECLI:NL:RBROT:2023:2089, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 03‑03‑2023; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑05‑2023
Inhoudsindicatie
Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Voldoet 'bestelling plaatsen' aan 6:230v lid 3 BW? Moet de rechter de overeenkomst bij een schending van 6:230v lid 3 BW ambtshalve volledig vernietigen? Is gedeeltelijke vernietiging o.g.v. 6:230v lid 3 BW mogelijk?
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
locatie Rotterdam
zaaknummer: 10256760 CV EXPL 22-39370
datum uitspraak: 12 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Bol.com B.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiser,
gemachtigde: mr. J.J. Valk,
tegen
[gedaagde01] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.
1 De procedure
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- -
het tussenvonnis van 3 maart 2022 en de daarin genoemde stukken;
- -
de akte van Bol.com.
2 De beoordeling
2.1.
De zaak gaat over het volgende. [gedaagde01] heeft op de website van Bol.com een aantal artikelen besteld. [gedaagde01] heeft al deze bestellingen afgerond door op een knop te klikken met daarop de tekst “ bestelling plaatsen” . [gedaagde01] diende de koopsom voor de artikelen achteraf te betalen, maar dat heeft zij niet gedaan.
2.2.
Bol.com eist in deze procedure € 96,86 met wettelijke rente over € 64,66 van [gedaagde01] . Dit bedrag is gebaseerd op € 64,66 aan koopsom voor de bestelde goederen, € 29,99 aan buitengerechtelijke kosten en € 2,51 aan wettelijke rente tot 14 december 2022.
2.3.
Een aantal van de producten die [gedaagde01] heeft besteld, werden via de website van Bol.com aangeboden door een andere verkoper. Bol.com heeft met deze andere partij afgesproken dat Bol.com de koopsommen op eigen naam zal incasseren. In de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de overeenkomsten met [gedaagde01] staat vervolgens dat de koopsommen betaald moeten worden aan Bol.com. De kantonrechter stelt daarom vast dat Bol.com de koopsom mag opeisen.
2.4.
Met betrekking tot artikel 6:230v lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de kantonrechter de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad:
1. Voldoet een knop met daarop alleen de tekst ‘bestellen’, ‘bestelling plaatsen’ of ‘bestelling afronden’ aan artikel 6:230v lid 3 BW?
2. Moet de rechter in verstekzaken ambtshalve de overeenkomst volledig vernietigen als niet voldaan is aan artikel 6:230v lid 3 BW?
3. Als de overeenkomst niet volledig wordt vernietigd, mag of moet de rechter de overeenkomst dan gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd als niet is voldaan aan artikel 6:230v lid 3 BW?
2.5.
De vragen zullen hierna worden toegelicht. De kantonrechter zal daarbij ook haar voorlopige visie geven.
Inleiding
2.6.
De vragen gaan over de informatieplichten die voortvloeien uit Richtlijn 2011/83 en in het bijzonder over de verplichting voor handelaren om voordat de overeenkomst wordt aangegaan duidelijk te vermelden dat de consument een betalingsverplichting aangaat. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 8 lid 2 van de Richtlijn en artikel 6:230v lid 3 BW. Kort gezegd komt deze verplichting erop neer dat als consumenten op een website een overeenkomst kunnen aangaan door op een knop te klikken, op die knop duidelijk moet staan dat de consument een betalingsverplichting aangaat. Op dit moment is in een groot aantal zaken niet aan deze verplichting voldaan. De gevolgen hiervan voor handelaren zijn groot.
Vraag 1: Voldoet een knop met daarop alleen de tekst ‘bestellen’, ‘bestelling plaatsen’ of ‘bestelling afronden’ aan artikel 6:230v lid 3 BW?
2.7.
De eerste vraag stelt aan de orde of een knop met de tekst ‘bestellen’ of een tekst van soortgelijke strekking voldoet aan artikel 6:230v lid 3 BW.
2.8.
Bol.com heeft alleen de teksten bestelling plaatsen en bestelling afronden gebruikt. In het kader van de rechtszekerheid acht de kantonrechter het echter wenselijk dat de Hoge Raad zich ook zal uitspreken over de tekst bestellen . Deze tekst komt immers veel voor en door een dergelijke ruimere beantwoording van de vraag, zal in de praktijk veel onzekerheid worden weggenomen.
2.9.
De meerderheid van de eerstelijnsrechters lijkt op dit moment van oordeel dat de tekst bestellen en soortgelijke formuleringen niet voldoen1., maar er zijn ook rechters die oordelen dat de tekst voldoende duidelijk is.2.De kantonrechter acht het daarom wenselijk dat de Hoge Raad op dit punt een beslissing neemt om tot rechtseenheid te komen.
2.10.
Het antwoord op deze vraag hangt op het eerste gezicht sterk af van de waardering van de feiten. Toch leent deze vraag zich er naar het oordeel van de kantonrechter voor om door de Hoge Raad te worden beantwoord. Op grond van het beoordelingskader dat het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft gegeven3., zijn de omstandigheden van het concrete geval immers niet relevant. De kantonrechter neemt het voorstel van Bol.com om de vraag zo te formuleren dat gevraagd wordt welke feiten en omstandigheden bij deze beoordeling van belang zijn daarom ook niet over.
2.11.
De kantonrechter is van oordeel dat de tekst ‘bestellen’ of een soortgelijke tekst niet voldoet aan artikel 6:230v lid 3 BW. De kantonrechter zal haar standpunt hierna toelichten en daarbij ingaan op het wettelijke kader.
2.12.
Als een overeenkomst online (op elektronische wijze) wordt aangegaan moet een handelaar aan de consument alle informatie geven over de prijs van het product op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zijn bestelling plaatst. Dit volgt uit artikel 8 lid 3 van de richtlijn. De handelaar moet er daarnaast op toezien dat de consument bij het plaatsen van zijn bestelling uitdrukkelijk erkent dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. De Richtlijn geeft verdere eisen voor het geval het plaatsen van een bestelling inhoudt dat een knop of een soortgelijke functie moet worden gebruikt. In zo’n geval moet de knop of soortgelijke functie op een goed leesbare wijze aangemerkt worden met alleen de woorden ‘bestelling met betalingsverplichting’ of een overeenkomstige ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling een betalingsverplichting inhoudt.
2.13.
De tekst van de Nederlandse wet wijkt op een aantal punten af van de Nederlandse versie van de Richtlijn. De Nederlandse versie van de richtlijn lijkt overeen te komen met de Engelse, Duitse en Franse versie. Uit de wetsgeschiedenis volgt niet dat de Nederlandse wetgever heeft beoogd om af te wijken van de Richtlijn of daaraan een nadere invulling te geven. Afwijking van de Richtlijn zou bovendien niet zijn toegestaan omdat de Richtlijn maximale harmonisatie beoogt. De kantonrechter zal de tekst van de Richtlijn daarom als uitgangspunt nemen.
2.14.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in april 2022 verduidelijkt waaraan de tekst op een bestelknop moet voldoen.4.Uit de tekst op de bestelknop zelf moet blijken dat de consument een betalingsverplichting aangaat. De nationale rechters moeten steeds beoordelen of een tekst - rekening houdend met uitsluitend de tekst op de knop en los van de omstandigheden van het bestelproces - kan worden geacht overeen te komen met de woorden ‘bestelling met betalingsverplichting’. Het gaat erom of de tekst zowel in de omgangstaal als in de ogen van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, noodzakelijkerwijs en consistent in verband wordt gebracht met het ontstaan van een betalingsverplichting.
2.15.
Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit deze uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie dat de context waarin de bestelknop is geplaatst niet van belang is. Het gaat er immers om welke betekenis mensen in het alledaags taalgebruik aan de gebruikte woorden zullen geven. Als de gebruikte woorden ook een betekenis kunnen hebben die niet per se verband houdt met het aangaan van een betalingsverplichting, is dus niet voldaan aan artikel 6:230v lid 3 BW.
2.16.
De kantonrechter is van oordeel dat de tekst ‘bestellen’ en soortgelijke formuleringen niet voldoende duidelijk zijn. Bestellen wordt over het algemeen gebruikt om uit te drukken dat iets moet worden geleverd. In verreweg de meeste gevallen zal dit een betalingsverplichting met zich brengen, maar die verplichting volgt dan uit de context. Hoewel het zich niet snel zal voordoen, zijn er toch situaties denkbaar waarin zonder tegenprestatie iets wordt opgestuurd. Zo is denkbaar dat een gratis proefpakket besteld kan worden of dat binnen een organisatie door de ene afdeling bij de andere afdeling besteld wordt, zonder dat daarvoor betaling hoeft plaats te vinden. Bestellen brengt daarom in de omgangstaal niet noodzakelijkerwijs een betalingsverplichting mee.
2.17.
Het kan zijn dat uit het antwoord op de eerste vraag volgt dat in deze zaak geen sprake is van schending van artikel 6:230v lid 3 BW. De Hoge Raad zou dan kunnen afzien van het beantwoorden van de tweede en derde vraag. De kantonrechter verzoekt de Hoge Raad echter om ook dan de tweede en derde vraag te beantwoorden om een einde te maken aan de onduidelijkheid die nu bestaat.
Vraag 2: Moet de rechter in verstekzaken ambtshalve de overeenkomst volledig vernietigen als niet voldaan is aan artikel 6:230v lid 3 BW?
2.18.
De tweede vraag stelt aan de orde of de rechter de overeenkomst ambtshalve volledig moet vernietigen als niet is voldaan aan artikel 6:230v lid 3 BW. Anders dan Bol.com in haar akte meent, stelt deze vraag niet aan de orde welke rechtsgevolgen de rechter ambtshalve moet toepassen, maar de vraag of het rechtsgevolg van artikel 6:230v lid 3 BW ambtshalve moet worden toegepast. Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat er namelijk geen twijfel over de rechtsgevolgen van vernietiging zoals bedoeld in artikel 6:230v lid 3 BW, althans voor de verplichtingen van de consument. In de derde vraag komt aan de orde of de rechter andere rechtsgevolgen mag of moet verbinden aan de schending van de informatieplicht als niet volledig wordt vernietigd.
2.19.
De eerstelijnsrechters zijn het niet eens over de ambtshalve toepassing van artikel 6:230v lid 3 BW in verstekzaken. Er zijn drie stromingen. Volgens de eerste stroming moet de rechter de overeenkomst steeds - dus ook in verstekzaken - volledig vernietigen, tenzij de consument verklaart dat hij dat niet wil.5.Volgens de tweede stroming moet de rechter de overeenkomst – zowel in verstekzaken als in zaken op tegenspraak – slechts gedeeltelijk vernietigen in die zin dat alleen de betalingsverplichting van de consument wordt gesteld op nihil.6.De derde stroming gaat niet ambtshalve over tot vernietiging van de volledige overeenkomst, maar hoogstens tot gedeeltelijke vernietiging met een vermindering van de betalingsverplichting (anders dan tot nihil).7.Gelet op deze verschillende stromingen van de eerstelijnsrechters is het wenselijk dat de Hoge Raad hierover een beslissing neemt.
2.20.
De kantonrechter behoort tot de derde stroming en is dus van oordeel dat de rechter de overeenkomst niet ambtshalve volledig moet vernietigen. Zij zal dit hierna toelichten en daarbij ook ingaan op het wettelijke kader en de andere stromingen.
2.21.
Het antwoord op de vraag of de rechter de overeenkomst ambtshalve moet vernietigen kan niet worden afgeleid uit de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 21 november 2021.8.Uit de beslissing van de Hoge Raad volgt dat de rechter ambtshalve moet onderzoeken of aan bepaalde informatieplichten is voldaan, welk onderzoek ertoe kan leiden dat de rechter de overeenkomst (gedeeltelijk) moet vernietigen. De Hoge Raad heeft daarbij een onderscheid gemaakt tussen de in de wet genoemde specifieke sancties en vernietiging vanwege schending van de essentiële informatieplichten. Uit het feit dat de Hoge Raad bij schending van artikel 6:230v lid 3 BW alleen volledige vernietiging noemt, zou afgeleid kunnen worden dat steeds volledige vernietiging moet volgen. De Hoge Raad heeft echter ook overwogen dat in verstekzaken de overeenkomst niet volledig mag worden vernietigd, omdat de consument niet heeft kunnen aangeven of hij volledige vernietiging van de overeenkomst wil. De Hoge Raad is daarbij niet expliciet ingegaan op artikel 6:230v lid 3 BW. De uitspraak van de Hoge Raad biedt daarom voor alle drie de stromingen enige grond.
2.22.
Naar Nederlands recht wordt vernietiging niet zonder meer ambtshalve toegepast, maar richtlijnconforme interpretatie kan ertoe leiden dat de rechter actief moet ingrijpen. Zo is ten aanzien van de Richtlijn oneerlijke bedingen meermaals beslist dat de rechter oneerlijke bepalingen ambtshalve moet vernietigen en buiten toepassing moet laten. De vraag die moet worden beantwoord, is daarom of ook de Richtlijn Consumentenrechten dwingt tot ambtshalve toepassing van (volledige) vernietiging.
2.23.
Bij de beantwoording van de vraag of ook artikel 8 lid 2 van de Richtlijn Consumentenrechten dwingt tot ambtshalve toepassing, moet eerst worden onderzocht wat de Richtlijn op dit punt precies inhoudt. Afhankelijk daarvan kan immers worden beoordeeld of ambtshalve toepassing van die regel past binnen de tekst en het doel van de richtlijn.
2.24.
In de Nederlandse tekst van de Richtlijn staat dat de consument niet door de overeenkomst of de bestelling gebonden is. De Engelse, Duitse en Franse taalversies bevatten woorden van gelijke strekking. De Engelse versie bepaalt dat the consumer shall not be bound by the contract or order . De Duitse versie bepaalt dat der Verbraucher durch den Vertrag oder die Bestellung nicht gebunden ist en de Franse versie dat le consommateur n’est pas lié par le contrat ou par la commande .
2.25.
Dat de consument niet gebonden is aan de overeenkomst kan op verschillende manieren worden uitgelegd. Een eerste mogelijke uitleg is dat er geen overeenkomst tot stand komt . Dit zou vergelijkbaar zijn met een nietige overeenkomst naar Nederlands recht. Deze uitleg past naar het oordeel van de kantonrechter niet bij het doel van de richtlijn. De richtlijn heeft immers tot doel om consumenten te beschermen en de consument zal er vaak belang bij hebben dat wel een overeenkomst tot stand komt. Bovendien lijkt er bewust te zijn gekozen voor de formulering dat de consument niet gebonden is aan de overeenkomst. Daaruit volgt dat de handelaar zich niet op deze bepaling uit de richtlijn kan beroepen. Hiervoor kan steun worden gevonden in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot oneerlijke bepalingen inhoudende dat alleen de consument een beroep kan doen op de niet-gebondenheid.
2.26.
Een tweede mogelijke uitleg is dat de consument zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet hoeft na te komen, maar de handelaar wel. Taalkundig past deze uitleg bij de tekst van de richtlijn. Immers, de consument wordt niet gebonden. De Rechtbank Noord-Holland lijkt de richtlijn op deze manier uit te leggen. Deze uitleg sluit aan bij de uitleg van de vrijwel identieke formulering in de Richtlijn oneerlijke bedingen, maar in die richtlijn staat expliciet dat de overeenkomst voor het overige in stand blijft. De sancties op schending van informatieplichten moeten echter niet alleen doeltreffend en afschrikkend zijn, maar ook evenredig.9.Van een evenredige sanctie is bij deze uitleg naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Het zou bovendien in de lijn der verwachting liggen dat een dergelijke zware sanctie in de algemene overwegingen van de richtlijn zou zijn toegelicht.
2.27.
Een derde uitleg is dat het niet-gebonden zijn van de consument betekent dat hij kan kiezen of hij aan de overeenkomst gebonden wil zijn, waarbij de verplichtingen van de handelaar en de consument niet uit elkaar kunnen worden getrokken. Voor de consument is het alles of niets. Deze uitleg sluit naar het oordeel van de kantonrechter het best aan bij de tekst en het doel van de Richtlijn. De consument wordt ertegen beschermd dat hij moet betalen voor een product dat hij niet tegen betaling heeft willen bestellen. Voor handelaren werkt de sanctie afschrikkend. Als een handelaar geen gebruik maakt van een voldoende duidelijke tekst op de bestelknop, loopt hij het risico dat de consument de overeenkomst vernietigt en het product – zo mogelijk – terugstuurt. Bij deze uitleg sluit de rechtsfiguur van vernietiging naar Nederlands recht aan bij de niet-gebondenheid van de richtlijn.
2.28.
Bij de eerste uitleg zal de rechter waarschijnlijk ambtshalve moeten vaststellen dat geen overeenkomst tot stand is gekomen. Bij de tweede uitleg zal de rechter waarschijnlijk ambtshalve gedeeltelijk moeten vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt gesteld op nihil. Dit zal immers vrijwel steeds in het belang zijn van de consument. Bij de derde uitleg is het antwoord op de vraag of de rechter de overeenkomst ambtshalve volledig moet vernietigen minder vanzelfsprekend.
2.29.
Naar het oordeel van de kantonrechter past bij de derde uitleg niet dat de rechter in verstekzaken steeds ambtshalve de overeenkomst volledig moet vernietigen of gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt gesteld op nihil. De kantonrechter baseert zich daarbij op het volgende.
2.30.
Naar het oordeel van de kantonrechter dwingt de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie niet tot ambtshalve toepassing van volledige vernietiging. Uit de rechtspraak met betrekking tot de Richtlijn oneerlijke bedingen volgt weliswaar dat de rechter zo nodig ambtshalve de uit de richtlijn voortvloeiende rechten aan de consument moet toekennen, maar deze rechtspraak leent zich naar het oordeel van de kantonrechter niet voor overeenkomstige toepassing. De rechtspraak over oneerlijke bepalingen houdt op dit punt het volgende in. De richtlijn moet onder meer doeltreffend en afschrikkend zijn. Bij die doelstelling past volgens het hof niet dat de consument zelf een beroep moet doen op de rechten die de richtlijn aan hem toekent. Als de consument – na te zijn geïnformeerd – verklaart geen vernietiging te willen, dan moet de rechter dit respecteren.10.Dat betekent echter niet dat de rechter moet afzien van vernietiging als onbekend is wat de consument wil. De rechter moet een oneerlijke bepaling namelijk vernietigen ook als de consument niet is geïnformeerd over zijn rechten en dus niet heeft verklaard vernietiging te willen.11.Hierin past dat de rechter in verstekzaken in beginsel ambtshalve een oneerlijke bepaling vernietigt.
2.31.
Volledige vernietiging van de overeenkomst verschilt wezenlijk van vernietiging van een oneerlijke bepaling. Uitgangspunt bij vernietiging van een oneerlijke bepaling is immers juist dat de overeenkomst voor het overige in stand blijft. Vernietiging heeft dan tot gevolg dat de handelaar geen beroep kan doen op een bepaling die voor de consument nadelig is, terwijl de consument zijn rechten uit de overeenkomst behoudt. Vernietiging van een oneerlijke bepaling is dus vrijwel steeds in het belang van de consument. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt overigens ook dat de afschrikkende werking van de richtlijn niet zover gaat dat de rechter tegen het belang van de consument in moet vernietigen.12.
2.32.
De kantonrechter gaat er bij de door haar voorgestelde wijze van beantwoording van uit dat na volledige vernietiging van de overeenkomst de handelaar niet meer hoeft na te komen en dat de consument moet teruggeven wat hij al heeft gekregen of in plaats daarvan een schadevergoeding moet betalen. De consument zal dan bij vernietiging van de overeenkomst niet altijd belang hebben, aangezien hij de door hem gewenste prestatie dan niet krijgt of zelfs moet teruggeven. Aangenomen moet worden dat de consument de prestatie meestal wel wilde hebben, in het bijzonder in die gevallen waarin op grond van het verdere bestelproces wel duidelijk was dat de consument een betalingsverplichting zou aangaan. Ambtshalve vernietiging van de overeenkomst – dat wil zeggen zonder dat de consument zich heeft uitgelaten over de vraag of hij wil vernietigen – past naar het oordeel van de kantonrechter dan niet binnen het doel van de richtlijn en de rechtspraak van de Hoge Raad over vernietiging in verstekzaken. Deze sanctie zou voor handelaren wel afschrikkend werken, maar zij is niet evenredig en voor de individuele consument ook niet steeds doeltreffend. De ambtshalve verplichting van de rechter moet volgens de kantonrechter daarom niet verder gaan dan dat de rechter een consument die in de procedure is verschenen moet informeren over zijn rechten en de keuze moet geven of hij de overeenkomst wil vernietigen, met alle gevolgen van dien.
2.33.
De kantonrechter geeft daarbij in overweging dat op dit punt mogelijk een onderscheid moet worden gemaakt naar de aard van de overeenkomst of de door de handelaar te leveren prestatie. De consument zal bij vernietiging van overeenkomsten waarbij aan hem een stoffelijk product is geleverd minder snel belang hebben omdat hij dat product dan zal moeten terugsturen. Daarbij kan worden gedacht aan koopovereenkomsten maar ook de huur van producten, zoals wasmachines. Bij overeenkomsten die betrekking hebben op een dienst, zoals opleidingsovereenkomsten zou dat anders kunnen zijn. Zo zal een consument die niet meer in staat is zijn of haar opleiding af te ronden, mogelijk eerder belang hebben bij vernietiging van de overeenkomst. De consument heeft dan immers niets meer aan de door de handelaar te leveren prestatie. Voor de rechter in verstekzaken zal een en ander echter lastig te beoordelen zijn.
Vraag 3: Als de overeenkomst niet volledig wordt vernietigd, mag of moet de rechter de overeenkomst dan gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd als niet is voldaan aan artikel 6:230v lid 3 BW?
2.34.
De derde vraag stelt aan de orde of de rechter - al dan niet ambtshalve - tot gedeeltelijke vernietiging kan of moet overgaan wanneer sprake is van schending van artikel 6:230v lid 3 BW maar de overeenkomst niet volledig wordt vernietigd. Deze vraag heeft zelfstandige betekenis ook als het antwoord op de tweede vraag luidt dat de rechter in verstekzaken de overeenkomst ambtshalve volledig moet vernietigen. Het antwoord op deze vraag is namelijk ook van belang voor de situatie dat een in de procedure verschenen consument heeft verklaard dat hij de overeenkomst niet wil vernietigen.
2.35.
Als de tweede vraag wordt beantwoord op de door de kantonrechter voorgestelde wijze dan is het antwoord op deze vraag des te meer van belang omdat de overeenkomst in verstekzaken dan niet volledig zal worden vernietigd. Bovendien moet de rechter dan aan een wel verschenen consument vragen of hij de overeenkomst volledig wil vernietigen. De consument zal alleen in staat zijn een geïnformeerde keuze te maken als hij weet wat zijn alternatief is.
2.36.
Betoogd kan worden dat het feit dat de overeenkomst niet volledig wordt vernietigd, niet wegneemt dat sprake is van een schending van een informatieplicht. Vraag is of het feit dat voor deze schending specifiek de sanctie van vernietiging is opgenomen, tot gevolg heeft dat gedeeltelijke vernietiging in de zin van vermindering van de betalingsverplichting is uitgesloten. De richtlijn noch de Nederlandse wet geven op deze vraag een duidelijk antwoord. De richtlijn laat het aan de lidstaten welke sanctie moet volgen op schending van informatieplichten en ook de Nederlandse wetgever heeft ervoor gekozen om aan de schending van de essentiële informatieplichten geen specifieke sancties te koppelen.
2.37.
De kantonrechter is van oordeel dat vermindering van de betalingsverplichting van de consument (in de zin van gedeeltelijke vernietiging) op zijn plaats is als de overeenkomst niet volledig wordt vernietigd. Daarmee zou aan het afschrikkende effect van artikel 8 lid 3 van de richtlijn tegemoet gekomen kunnen worden als geen ambtshalve volledige vernietiging plaatsvindt. Daarbij zou aangesloten kunnen worden bij de door de rechtbanken opgestelde sanctierichtlijn, waarbij schending van artikel 6:230v lid 3 BW wordt geteld als één sanctie. Dit zou erop neerkomen dat de consument die in de procedure verschijnt bij schending van artikel 6:230v lid 3 BW de keuze heeft tussen volledige vernietiging en vernietiging in die zin dat de betalingsverplichting wordt verminderd. Bij de voorgestelde beantwoording van vraag 2 zal in verstekzaken de overeenkomst gedeeltelijk worden vernietigd in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd, naar rato van het aantal schendingen.
Vervolg procedure na beantwoording van de vragen
2.38.
Nadat het antwoord van de Hoge Raad is ontvangen, zal de kantonrechter partijen in de gelegenheid stellen zich hierover uit te laten. Daarna zal in beginsel uitspraak worden gedaan.
3 De beslissing
De kantonrechter:
stelt de volgende vragen aan de Hoge Raad:
1. Voldoet een knop met daarop alleen de tekst ‘bestellen’, ‘bestelling plaatsen’ of ‘bestelling afronden’ aan artikel 6:230v lid 3 BW?
2. Moet de rechter in verstekzaken ambtshalve de overeenkomst volledig vernietigen als niet voldaan is aan artikel 6:230v lid 3 BW?
3. Als de overeenkomst niet volledig wordt vernietigd, mag of moet de rechter de overeenkomst dan gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd als niet is voldaan aan artikel 6:230v lid 3 BW?
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
371
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 12‑05‑2023
Zie bijvoorbeeld Rechtbank Noord-Nederland 13 september 2022; ECLI:NL:RBNNE:2022:3328
HvJ EU 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:269 (Fuhrmann 2)
HvJ EU 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:269 (Fuhrmann 2)
Zie Rechtbank Amsterdam 23 juli 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5265;Rechtbank Overijssel 12 juli 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:2468;Rechtbank Amsterdam 19 augustus 2022, 8753657 CV EXPL 20-16394
Zie Rechtbank Noord-Holland 1 juni 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:4676
Rechtbank Rotterdam 3 augustus 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:6451
Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677
Zie preambule 57 van Richtlijn 2011/83/EU betreffende Consumentenrechten
Zie HvJ EU 26 oktober 2006, ECLI:EU:C:2006:675 (Mostaza Claro); HvJ EU 4 juni 2009, ECLI:EU:C:2009:350 (Pannon GSM); HvJ EU 21 maart 2013, ECLI:EU:C:2013:88 (Banif Plus Bank); HvJ EU 30 mei 2013, ECLI:EU:C:2013:341 (Asbeek Brusse)
Zie HvJ EU 21 maart 2013, ECLI:EU:C:2013:88 (Banif Plus Bank) r.o. 28 en 36; HvJ EU 30 mei 2013, ECLI:EU:C:2013:341 (Asbeek Brusse) r.o. 50
HvJ EU 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14, vijfde vraag
Uitspraak 03‑03‑2023
Inhoudsindicatie
Voornemen tot stellen van prejudiciële vragen. Bestelknop (6:230v lid 3 BW). Voldoet 'bestellen' aan 6:230v lid 3 BW? Moet de overeenkomst ambtshalve worden vernietigd als niet is voldaan aan 6:230v lid 3 BW? Is gedeeltelijke vernietiging mogelijk?
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
locatie Rotterdam
zaaknummer: 10256760 CV EXPL 22-39370
datum uitspraak: 3 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Bol.com B.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiser,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde01] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.
1. De procedure
2. De beoordeling
2.1.
De kantonrechter is voornemens om in twee zaken tegelijk prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad die verband houden met de toepassing van artikel 6:230v lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een van die twee zaken is deze zaak. De vragen in beide zaken zijn niet hetzelfde. In deze zaak gaat het om de volgende vragen:
1. Voldoet een knop met daarop alleen de tekst ‘bestellen’, ‘bestelling plaatsen’ of ‘bestelling afronden’ aan artikel 6:230v lid 3 BW?
2. Moet de rechter in verstekzaken ambtshalve de gehele overeenkomst vernietigen als niet voldaan is aan artikel 6:230v lid 3 van BW?
3. Als de overeenkomst niet geheel vernietigd wordt, mag of moet de rechter de overeenkomst dan gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd als niet is voldaan aan artikel 6:230v lid 3 BW?
2.2.
De vragen stellen aan de orde of de tekst op de bestelknop voldoet aan artikel 6:230v lid 3 BW en wat de gevolgen daarvan moeten zijn in een verstekzaak zoals deze. Hierover wordt namelijk in de rechtspraak anders gedacht en beslist.
2.3.
Bol.com wordt in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voornemen tot het stellen van prejudiciële vragen en over de vragen zelf.
2.4.
Over de procedure bij de Hoge Raad wordt alvast het volgende overwogen. De Hoge Raad zal partijen in de gelegenheid stellen schriftelijke opmerkingen te maken, tenzij de Hoge Raad direct beslist dat hij de vragen niet in behandeling zal nemen. Partijen zijn niet verplicht om schriftelijke opmerkingen te maken. De Hoge Raad zal de kosten die partijen bij de Hoge Raad hebben gemaakt (als zij besluiten schriftelijke opmerkingen te maken) begroten en de kantonrechter zal uiteindelijk over de proceskosten beslissen. Partijen hoeven voor deze procedure bij de Hoge Raad geen griffierecht te betalen. Daarbij wordt vast overwogen dat het niet voor de hand ligt om [gedaagde01] – die in deze procedure niet is verschenen – voor de kosten te laten opdraaien.
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 29 maart 2023 om 13:30 uur, op welke rolzitting Bol.com zich mag uitlaten over het voorgaande.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
371