Rb. Noord-Holland, 07-09-2022, nr. 96722511
ECLI:NL:RBNHO:2022:8125
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
07-09-2022
- Zaaknummer
96722511
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2022:8125, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 07‑09‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Op tegenspraak, Tussenuitspraak)
Uitspraak 07‑09‑2022
Inhoudsindicatie
Consumentenrecht. Ambtshalve toetsing. Tussenvonnis NS-zaak. NS mag nog een akte nemen om informatieplichten toe te lichten.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9672511 \ CV EXPL 22-783
Uitspraakdatum: 7 september 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Reizigers B.V.
gevestigd te Utrecht
de eisende partij
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
procederend in persoon
1. Het procesverloop
1.1.
De eisende partij heeft bij dagvaarding van 25 januari 2022 een vordering tegen de gedaagde partij ingesteld. De gedaagde partij heeft mondeling geantwoord.
1.2.
De eisende partij heeft hierop schriftelijk gereageerd. Ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft de gedaagde partij daarop geen reactie meer gegeven.
2. De vordering
2.1.
De eisende partij vordert dat de kantonrechter de gedaagde partij veroordeelt tot betaling van € 197,35 (€ 157,35 aan hoofdsom en € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 157,35 vanaf de dag der dagvaarding en de proceskosten.
2.2.
De vordering ziet op abonnementsgelden en reiskosten in het kader van het “Basisproduct van NS Flex” en het “NS Flex Dal Voordeel” abonnement van NS. Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij de aan haar verzonden factuur, ondanks diverse aanmaningen, onbetaald gelaten.
3. Het verweer
3.1.
De gedaagde partij erkent de hoofdsom, maar betwist de verschuldigdheid van de gevorderde bijkomende kosten. Zij voert aan dat deze kosten niet gemaakt hadden hoeven worden en zijn volgens haar daarom niet redelijk. De gedaagde partij heeft eindeloos om een betalingsregeling verzocht, maar daarop werd niet gereageerd.
4. De beoordeling
4.1.
Naar aanleiding van het verweer van de gedaagde partij heeft de eisende partij gepersisteerd bij haar vordering. Daarbij is ook ingegaan op het verweer van de gedaagde partij tegen de bijkomende kosten.
4.2.
De eisende partij betwist dat door de gedaagde partij om een betalingsregeling is verzocht. Omdat betaling uitbleef heeft de eisende partij haar vordering overgedragen aan haar incassogemachtigde (Bos Incasso). Tussen Bos Incasso en de gedaagde partij is enige tijd gecorrespondeerd over de vordering en uiteindelijk heeft de gedaagde partij om een betalingsregeling verzocht. Op 2 december 2020 heeft Bos Incasso de gedaagde partij een betalingsvoorstel toegezonden. De gedaagde partij heeft geen gebruik gemaakt van dat voorstel. Omdat betaling van de vordering uitbleef, is namens de eisende partij uiteindelijk op 25 januari 2022 een gerechtelijke procedure gestart. De gedaagde partij is dan ook, naast de hoofdsom, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten verschuldigd, aldus nog steeds de eisende partij.
4.3.
De gedaagde partij heeft op die stellingen van de eisende partij niet meer gereageerd, zodat de kantonrechter – mede gelet op de bij dagvaarding overgelegde correspondentie tussen Bos Incasso en de gedaagde partij – uitgaat van de juistheid daarvan. Dat betekent (in beginsel) dat de gedaagde partij, naast de (erkende) hoofdsom, de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten verschuldigd is, behoudens het volgende.
Twee overeenkomsten
4.4.
Op basis van de overgelegde stukken en de toelichting daarop is de kantonrechter, in tegenstelling tot in eerdere uitspraken van deze rechtbank, van oordeel dat het hier gaat om twee (juridisch gescheiden) overeenkomsten. Te weten een overeenkomst die tot doel heeft de consument bij de latere sluiting van overeenkomsten inzake passagiersvervoer een korting te verlenen (de abonnementsovereenkomst) en een overeenkomst voor de aankoop van een of meer passagiersvervoerbewijzen in de zin van artikel 8:100 van het Burgerlijk Wetboek (BW) (de reisovereenkomst).
De abonnementsovereenkomst; informatieplichten
4.5.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, in het bijzonder het arrest van 12 maart 2020 (ECLI:EU:C:2020:199), valt een abonnementsovereenkomst niet onder het begrip ‘overeenkomst van passagiersvervoerdiensten’, maar onder het begrip ‘dienstenovereenkomst’. Dat betekent dat de onderhavige abonnementsovereenkomst niet valt onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. Voor die overeenkomst moet zijn voldaan aan de informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v BW.
4.6.
De eisende partij moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan de informatieplichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
4.7.
De eisende partij heeft bij de dagvaarding schermafdrukken van het bestelproces overgelegd, voorzien van een toelichting. De kantonrechter zal in het eindvonnis beoordelen of hieruit voldoende blijkt dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m BW.
4.8.
De kantonrechter begrijpt dat de eisende partij vindt dat zij heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW. Zij heeft ter onderbouwing een voorbeeld van een bestelbevestiging overgelegd. Hierbij stelt de eisende partij dat het vanwege systeemtechnische redenen niet meer mogelijk om de bestelbevestiging(en) over te leggen.
4.9.
Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet een aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging van de handelaar worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de eisende partij niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW heeft voldaan.
De abonnementsovereenkomst; sanctionering
4.10.
Als de kantonrechter concludeert dat de essentiële informatieplichten van artikel 6:230m en 6:230v lid 7 BW zijn geschonden, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% (bij één tot drie schending(en)) of voor 50% (bij meer dan drie schendingen) van de door de gedaagde partij verschuldigde prijs.
Ten aanzien van de in de artikelen 6:230m lid 1 onder e, f, h, i en j BW opgenomen precontractuele informatieplichten heeft de Nederlandse wetgever in sancties voorzien. Deze zijn neergelegd in de artikelen 6:230n lid 3, 6:230k lid 2, 6:230o lid 2, 6:230s leden 3 en 5 BW. Als sprake is van een schending van een informatieplicht waarop een wettelijke sanctie staat, zal de kantonrechter deze toepassen.
De abonnementsovereenkomst; artikel 6:230v lid 3 BW
4.11.
Op artikel 6:230v lid 3 BW gaat de kantonrechter specifieker in. In dit artikellid is als bijzondere verplichting bepaald dat de handelaar het elektronische bestelproces zo moet inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt.
4.12.
Als de aanvaarding geschiedt door gebruik van een knop, geldt het volgende. Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden op de bestelknop waarmee de consument het bestelproces afrondt. Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 april 2022 (ECLI:EU:C:2022:269). Er mag geen acht worden geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces.
4.13.
De eisende partij stelt te hebben voldaan aan artikel 6:230v lid 3 BW. Zij licht toe dat de consument zich aan het einde van het bestelproces in de omgeving ‘Betalen’ bevindt en vervolgens wordt doorgeleid naar iDeal. De kosten voor de eerste termijn van het abonnement moeten tijdens het bestelproces met iDeal worden voldaan. De daaropvolgende termijnen moeten worden voldaan middels automatische incasso, waarvoor tijdens het bestelproces een machtiging wordt verstrekt. Volgens de eisende partij wordt de consument in voornoemde omgeving in niet voor misverstand vatbare termen erop gewezen dat bij plaatsing van de bestelling een betalingsverplichting ontstaat. De consument moet namelijk zelf zijn bankrekeningnummer invullen, waarna de consument op de knop ‘betaling afronden’ moet drukken. In het laatste betaalscherm staat in dikgedrukte letters ‘Betalen met iDeal’. De eisende partij verwijst ter onderbouwing daarvan naar bijlagen IV en VIII van producties 3 en 4.
4.14.
Anders dan de eisende partij stelt, blijkt uit voornoemde bijlagen niet dat de bestelknop de woorden ‘betaling afronden’ bevat. In plaats daarvan staat er ‘bestelling afronden’. Verder is onduidelijk op welk moment het bestelproces wordt afgerond en dus wanneer de overeenkomst tot stand komt. Is dit het geval wanneer op de knop ‘bestelling afronden’ wordt geklikt of pas nadat op de pagina ‘Betalen met iDeal’ de betaling is verricht? En is de knop ‘bestelling afronden’ (dan) wel de laatste knop? Óf wordt het bestelproces feitelijk niet afgerond met een knop, maar vindt aanvaarding (al) plaats door de betaling die moet worden gedaan?
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten.
4.15.
Als de kantonrechter concludeert dat niet is voldaan aan artikel 6:230v lid 3 BW zal dat leiden tot vernietiging van de overeenkomst voor wat betreft de betalingsverplichting van de gedaagde partij. Immers, op grond van artikel 8 lid 2 van de Richtlijn consumentenrechten (Richtlijn 2011/83/EU) is (alleen) de consument niet gebonden aan de overeenkomst als de bestelknop niet volstaat.
De reisovereenkomsten
4.16.
4.17.
De eisende partij stelt in haar toelichting dat deze overeenkomsten digitaal tot stand zijn gekomen. De kantonrechter kan dit niet volgen. Immers, uit artikel 1.3 van de overgelegde algemene voorwaarden volgt dat een reisovereenkomst tot stand komt wanneer een reiziger instapt in een vervoermiddel en eindigt wanneer deze uitstapt. In genoemd artikel staat verder: “Ook als u niet apart per reis betaalt, maar gebruik maakt van een (volledig) afgekocht reisrecht op een Product komt iedere keer dat u reist met NS een aparte vervoerovereenkomst tot stand.”. Als dit laatste tot uitgangspunt wordt genomen, is geen sprake van een overeenkomst op afstand waarop artikel 6:230v lid 2 en 3 BW van toepassing is. De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
Specificatie vordering
4.18.
De eisende partij heeft niet inzichtelijk gemaakt welk deel van de vordering ziet op de reiskosten en welk deel op de abonnementsgelden. De eisende partij moet haar vordering ook in die zin nog nader specificeren.
Nadere toelichting
4.19.
De eisende partij wordt opgedragen een nadere, onderbouwde toelichting te geven. Indien de eisende partij daaraan niet of niet volledig voldoet, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
4.20.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
beveelt de eisende partij om bij akte op de rol van 5 oktober 2022 de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken zoals hiervoor is overwogen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter