Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/13
Aanhoudingsverzoek voorafgaand aan zitting voorlopig afgewezen. Geen afstand aanwezigheidsrecht. Verzuim om ttz uitdrukkelijk op verzoek te beslissen.
HR 06-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1827
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 december 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, C. Caminada, T. Kooijmans
- Zaaknummer
21/03991
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1827, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑12‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:940, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑10‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑12‑2021
- Wetingang
Essentie
Het hof heeft een aanhoudingsverzoek van de verdachte voorafgaand aan de zitting afgewezen. Dat betreft een voorlopig oordeel. De verdachte heeft geen afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. Het hof heeft verzuimd om ter terechtzitting uitdrukkelijk op het aanhoudingsverzoek te beslissen. Een verwijzing naar het voorlopig oordeel volstaat niet.
Samenvatting
Een verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting kan ter terechtzitting worden gedaan door de verdachte of diens op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman. Overeenkomstig art. 329 en 330 Sv wordt beslist op het verzoek nadat het openbaar ministerie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.