Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/XI.8.3.5
XI.8.3.5 Gedeeltelijke opzegging en ‘stille’ cessie
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS361255:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Zie nr. 1106.
De omzetting van de bankhypotheek in een hypotheekrecht dat strekt tot zekerheid van de aan het SPV over te dragen vordering en de vorderingen uit hoofde van toekomstige kredieten biedt geen soelaas, aangezien de bankhypotheek dan zou zijn omgezet in een krediethypotheek, die in de ‘oude’ leer evenals een bankhypotheek in geval van cessie niet zou overgaan, tenzij de kredietrelatie is geëindigd.
Zie nrs. 1106 en 1107.
Vgl. ook: Ruys 2004, p. 82-83 en M. Bos 2004, p. 175. Sinds eind 2005 is in de praktijk de opvatting gaan overheersen dat ook de cessie van een door een bank- of krediethypotheek gesecureerde vordering leidt tot een (gedeeltelijke) overgang van het hypotheekrecht, ongeacht of de bank- of kredietrelatie ten tijde van de cessie tot een einde is gekomen. Vanaf dat moment is de praktijk overgestapt op de figuur van de ‘stille’ cessie. Sindsdien wordt de ‘contingent perfection structure’ met gedeeltelijke opzegging niet meer gebruikt. De figuur van de “fixatie” van de hypotheek door gedeeltelijke opzegging wordt soms wel nog gebruikt om in geval van een notification event de gemeenschap van het hypotheekrecht op te heffen (zie nr. 1094).
Zie Steffens 2006a, p. 139-140.
Zie nrs. 489 en 496.
Zie § X.4.2.
Een belangrijk verschil met de hiervoor beschreven ‘contingent perfection structure’ is wel dat als de gedeeltelijke opzegging niet rechtsgeldig (meer) kan plaatsvinden vanwege het faillissement van de cedent (de originator), de cessionaris (het SPV) niet kan terugvallen op een pandrecht. De stille cessie heeft immers tot een overgang van de vordering geleid, zodat deze, bij gebreke van een geldige gedeeltelijke opzegging van het hypotheekrecht, niet meer door de hypotheek wordt gesecureerd. In geval van de structuur van een uitgestelde (openbare) levering met verpanding is dat anders. Reeds om deze reden is de ‘oplossing’ van Steffens minder geschikt om een transactie op te bouwen.
Zie § X.3.3.
De bank- of krediethypotheek wordt hetzij niet als een bij de te cederen vordering behorend nevenrecht beschouwd, hetzij als een persoonlijk nevenrecht dat niet voor overgang vatbaar is. Zie hiervoor: nr. 1029.
Zie nr. 1033.
1117. Gedeeltelijke opzegging van het hypotheekrecht laat zich moeilijk inpassen in een transactiestructuur gebaseerd op ‘stille’ cessie. In § 8.3.1 is de omzetting van een bank- of krediethypotheek in een vaste hypotheek behandeld in het kader van een zogeheten ‘contingent perfection structure’, i.e. een structuur waarin de overdracht van de vorderingen wordt uitgesteld tot zich een ‘notification event’ heeft voorgedaan. De vraag rijst op welke wijze, uitgaande van de ‘oude’ leer omtrent de overgang van bank- en kredietzekerheden, met de gedeeltelijke opzegging van het hypotheekrecht kan worden omgegaan in een structuur waarin de vorderingen van meet af aan worden overgedragen met behulp van de figuur van de ‘stille’ cessie (art. 3:94 lid 3 BW).
Zoals hiervoor is vermeld, dient de omzetting van de bank- of krediethypotheek in een vaste hypotheek plaats te vinden voor de overdracht van de vordering aan het SPV. Op het eerste gezicht lijkt het derhalve weinig zinvol gebruik te maken van een structuur waarin de te effectiseren vorderingen van meet af aan, bij het afsluiten van de transactie, zonder mededeling aan de schuldenaren aan het SPV worden overgedragen. De gedeeltelijke opzegging van het hypotheekrecht vereist immers een kennisgeving aan de schuldenaar/hypotheekgever.1 Evenals geldt voor de mededeling van cessie, zal een originator daartegen vanuit een commercieel, logistiek en financieel oogpunt bezwaar kunnen hebben. Daarbij komt dat na de omzetting van de hypotheek door de originator aan de schuldenaren te verstrekken nieuwe kredieten (further advances) niet meer door het hypotheekrecht worden gesecureerd, terwijl het meestal de bedoeling zal zijn dat de originator de bankrelaties met de schuldenaren blijft voortzetten.2
De onzekerheid die in de praktijk werd gevoeld ten aanzien van de vraag naar de overgang van bank- en kredietzekerheden, was aanvankelijk voor de praktijk dan ook reden om voor de securitisation van door bank- en krediethypotheken gesecureerde vorderingen vooralsnog geen gebruik te maken van de in oktober 2004 in werking getreden regeling van de ‘stille’ cessie. De praktijk bleef gebruikmaken van de hiervoor beschreven3 ‘contingent perfection structure’.4 Weliswaar zijn er constructies mogelijk waarbij gebruikgemaakt wordt van de figuur van de stille cessie, maar deze zijn evenals de ‘contingent perfection structure’ relatief complex, zodat deze structuren weinig lijken toe te voegen aan de oude praktijk.
Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een structuur waarin de vorderingen stil aan het SPV worden gecedeerd onder de opschortende voorwaarde dat de hypotheekrechten na het plaatsvinden van een notification event gedeeltelijk worden opgezegd. Mocht de gedeeltelijke opzegging vanwege het faillissement van de originator niet meer geldig kunnen plaatsvinden, dan raakt de opschortende voorwaarde niet vervuld en vindt er geen overgang van de vorderingen op het SPV plaats. Het SPV is dan ook niet bevoegd de vorderingen te innen (de cessie heeft immers geen gevolg gehad). Teneinde het SPV tegen dit risico te beschermen, zouden de vorderingen, evenals in de oude praktijk, reeds op ‘closing’ stil aan het SPV en de security trustee kunnen worden verpand. Het SPV en de security trustee kunnen dan mogelijk in hun hoedanigheid van pandhouder indien nodig een beroep doen op het hypotheekrecht (zie hiervoor § 7).
Een variant op deze structuur is een (stille) cessie onder de opschortende voorwaarde van de feitelijke ontvangst (betekening) van een brief houdende de gedeeltelijke opzegging door de originator, gecombineerd met een retrocessie met voorbehouden pandrecht voor het SPV, die pas wordt geëffectueerd indien blijkt dat de gedeeltelijke opzegging geen effect heeft gesorteerd en de vordering krachtens de hypotheek dient te worden verhaald. Het mogelijke faillissement van de originator verhindert de overgang van de vorderingen naar het SPV nu niet. Door middel van de retrocessie met voorbehouden pandrecht wordt bereikt dat de vordering, indien dat met het oog op de uitwinning van de hypotheek nodig mocht zijn, weer onder de dekking van de bankhypotheek kan worden gebracht (zie hierna § 8.4.6).
1118. De opvatting van Steffens. Tot slot kan nog worden gewezen op de opvatting van Steffens.5 Zij betoogt dat in geval van een stille cessie de bij de vordering behorende accessoire zekerheidsrechten eerst op de cessionaris overgaan op het moment van de mededeling van de cessie aan de schuldenaar. Dat is het moment waarop de cessionaris inningsbevoegd wordt.6 Zij baseert deze opvatting op de nauwe samenhang die er volgens de wetsgeschiedenis zou bestaan tussen de regeling van de stille cessie (art. 3:94 lid 3 BW) en de regeling van de stille verpanding (art. 3:239 BW). Ook in geval van een verpanding van een door hypotheek gesecureerde vordering geldt dat de pandhouder pas een beroep kan doen op het hypotheekrecht, indien hij door mededeling van het pandrecht inningsbevoegd is geworden.7 Hetzelfde zou dan kunnen worden aangenomen voor een stille cessie. Ook indien deze opvatting niet juist zou zijn, meent Steffens dat het in ieder geval mogelijk moet zijn dat cedent en cessionaris het moment van overgang van het hypotheekrecht zelf kunnen overeenkomen, waarbij de keuze beperkt zou moeten zijn tussen het moment van registratie of het passeren van de cessie-akte en het moment van de mededeling.
In de zienswijze van Steffens zou een stille cessie gemakkelijk gecombineerd kunnen worden met een gedeeltelijke opzegging van het hypotheekrecht. Evenals de hiervoor beschreven ‘contingent perfection structure’ kunnen de mededeling van cessie en de gedeeltelijke opzegging worden uitgesteld tot zich een ‘notification event’ voordoet. Pas na het plaatsvinden van een notification event wordt de schuldenaar op de hoogte gebracht van de cessie en de gedeeltelijke opzegging van het hypotheekrecht. De tot een ‘vast’ zekerheidsrecht geconverteerde bank- of krediethypotheek zou dan (gedeeltelijk) op de cessionaris overgaan.8
Naar mijn mening biedt de oplossing van Steffens slechts een schijnzekerheid. Zoals vermeld in § X.5 dient de opvatting dat in geval van stille cessie de nevenrechten pas volgen op het moment van de mededeling van cessie te worden verworpen. Het systeem van de wet is duidelijk. Blijkens art. 6:142 BW gaan de nevenrechten over op de nieuwe schuldeiser op het moment van de overgang van de hoofdvordering. De gedachte dat cedent en cessionaris de overgang van de nevenrechten kunnen uitstellen of aan voorwaarden onderwerpen, onderschrijf ik,9 maar zij biedt voor het onderhavige probleem geen oplossing. Het bedingen van een uitstel van de overgang van een nevenrecht is mijns inziens alleen mogelijk voor zover het een recht betreft dat ten tijde van de stille cessie ook als een voor overgang vatbaar nevenrecht bij de gecedeerde vordering kan worden beschouwd. In de ‘oude’ leer omtrent de overgang van bank- en kredietzekerheden is dat nu juist niet het geval.10 Iets anders is dat, zoals hiervoor in § 3 is betoogd, het leerstuk van de bekrachtiging of een analoge toepassing van art. 6:142 BW met zich kan brengen dat het hypotheekrecht na gedeeltelijke opzegging (alsnog) op de cessionaris overgaat.11 De ‘oplossing’ van Steffens is met te veel onzekerheid omgeven om in een securitisationtransactie op te kunnen vertrouwen.