Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/4.4.1.4
4.4.1.4 Voorlopige hechtenis na aanvang van het onderzoek ter zitting
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Morra 2016(b).
De Hoge Raad heeft aanvaard dat een dergelijke ‘klemmende reden’ om de duur van de schorsing der terechtzitting te verlengen, kan zijn gelegen in de omstandigheid dat het zittingsrooster van de rechtbank het niet toelaat om de terechtzitting binnen een maand voort te zetten. Zie: HR 10 maart 1987, NJ 1988, 422, rov. 7.
Zie paragraaf 4.4.2.4.
HR 3 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7309, NJ 2000, 721, rov. 3.15; HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008, 358, rov. 3.15. Vgl. ook HR 8 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2465, NJ 2016, 40.
De termijnen van de inbewaringstelling en gevangenhouding, als neergelegd in artikel 64, eerste lid Sv en artikel 66, eerste lid Sv, veronderstellen dat een verdachte die zich in voorlopige hechtenis bevindt binnen 104 dagen, te rekenen vanaf het moment van inbewaringstelling, op zitting voor de rechter moet worden gebracht. De voorlopige hechtenis loopt echter niet automatisch ten einde zodra de verdachte op zitting wordt gebracht. Wanneer het onderzoek ter terechtzitting lopende het bevel tot gevangenhouding of gevangenneming is aangevangen of een dergelijk bevel tijdens de terechtzitting is afgegeven, blijft dit bevel van kracht totdat 60 dagen na de dag van de einduitspraak zijn verstreken (art. 66, tweede lid Sv). In zaken die worden behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank – waarbij doorgaans na veertien dagen uitspraak wordt gedaan – betekent dit derhalve veelal een automatische verlenging van de voorlopige hechtenis voor de duur van 74 dagen.1
Voorts loopt de voorlopige hechtenis ook door in het geval het onderzoek ter terechtzitting wordt geschorst. Dit biedt het Openbaar Ministerie uitkomst indien zij het vooronderzoek nog niet binnen de termijn van 104 dagen hebben afgerond. In dat geval kan de officier van justitie de verdachte toch binnen deze termijn dagvaarden, maar ter zitting onmiddellijk de schorsing van de terechtzitting in het belang van het onderzoek vorderen. Wel dient de officier dit voorafgaand aan de terechtzitting in de dagvaarding kenbaar te maken (art. 282, vierde lid Sv). Een dergelijke ‘pro forma zitting’ dient om de voorlopige hechtenis na afloop van de in artikel 66, eerste en derde lid Sv neergelegde termijn van gevangenhouding of gevangenneming rechtmatig te laten voortduren. De schorsing van de terechtzitting kan in beginsel niet langer dan een maand voortduren, doch kan om klemmende redenen tot drie maanden worden verlengd (art. 282, tweede en derde lid Sv).2 De wet stelt echter geen maximum aan het aantal pro forma zittingen, waardoor de voorlopige hechtenis voor een zeer lange tijd zou kunnen voortduren. De duur van de voorlopige hechtenis wordt echter wel begrensd door artikel 67a, derde lid Sv, waarin wordt voorgeschreven dat voorlopige hechtenis niet mag voortduren indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de duur van de voorlopige hechtenis de duur van de bij veroordeling op te leggen vrijheidsbenemende straf of maatregel overschrijdt.3 Voorts heeft de Hoge Raad een redelijke termijn gesteld waarbinnen rechters in eerste aanleg tot een uitspraak moeten komen. In jeugdstrafzaken en/of in zaken waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, is deze termijn gesteld op zestien maanden.4