Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/4.5:4.5 De voorlopige hechtenis in de context van het jeugdstrafrecht
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/4.5
4.5 De voorlopige hechtenis in de context van het jeugdstrafrecht
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Zoals in paragraaf 4.2 uiteen is gezet, heeft het Nederlandse jeugdstrafrecht met diens pedagogische benadering een bijzonder karakter ten opzichte van het commune strafrecht. Dit komt onder meer tot uiting in het uitgangspunt dat strafrechtelijk ingrijpen zoveel mogelijk gericht moet zijn op het positief beïnvloeden van het gedrag, het stimuleren van de ontwikkeling en het heropvoeden en resocialiseren van de jeugdige om recidive in de toekomst te voorkomen. Dit roept de vraag op in hoeverre deze pedagogische benadering een weerslag heeft op de functie van de voorlopige hechtenis in de specifieke context van het Nederlandse jeugdstrafrecht.
Voorop moet worden gesteld dat de pedagogische benadering in het jeugdstrafrecht in beginsel niets af doet aan het dwangmiddelkarakter van de voorlopige hechtenis. Ook in het jeugdstrafrecht wordt de toepassing van de voorlopige hechtenis gelegitimeerd en begrensd door het strafvorderlijk kader van artikel 67 en 67a Sv. Voorts is de onschuldpresumptie onverkort van kracht. Dit betekent dat de voorlopige hechtenis ook in het jeugdstrafrecht slechts kan worden ingezet als strafvorderlijk dwangmiddel om – kort gezegd – het acute gevaar te af te wenden dat de verdachte gedurende het proces de waarheidsvinding belemmert, vlucht, recidiveert of dat maatschappelijke onrust ontstaat. Voor wat betreft de door de wetgever gerechtvaardigd geachte doelstellingen van de voorlopige hechtenis is er derhalve geen verschil tussen het jeugdstrafrecht en het commune strafrecht.
Niettemin lijkt de wetgever in jeugdstrafzaken wel een jeugdspecifieke invulling van de voorlopige hechtenis voor ogen te hebben. Dit komt naar voren in de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis in jeugdstrafzaken, alsook van de voorwaardelijke schorsing daarvan. Zo weerspiegelt de Nederlandse wetgeving een extra terughoudendheid om de voorlopige hechtenis van jeugdigen (in een justitiële omgeving) ten uitvoer te leggen en een streven om op een pedagogische wijze invulling te geven aan de tenuitvoerlegging. Dit komt allereerst tot uitdrukking in artikel 493, eerste lid Sv, dat voorschrijft dat de rechter die de voorlopige hechtenis van een minderjarige verdachte beveelt ambtshalve gehouden is om na te gaan of de tenuitvoerlegging van dat bevel kan worden geschorst, waarmee eventueel voorkomen kan worden dat de minderjarige in een justitiële jeugdinrichting terecht komt. Indien schorsing niet aan de orde is, voorziet het voorschrift van artikel 493, derde lid Sv in een expliciete wettelijke basis om de voorlopige hechtenis van jeugdigen op een niet-justitiële plaats ten uitvoer te leggen, zoals de ouderlijke woning, alsook om de voorlopige hechtenis in de vorm van nachtdetentie ten uitvoer te leggen, waardoor de jeugdige overdag naar zijn eigen school kan blijven gaan.
Voorts heeft de wetgever, zoals nader zal blijken in de volgende subparagrafen, voor de invulling van de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis in de justitiële jeugdinrichting, evenals voor de invulling van de schorsing onder voorwaarden, duidelijk een pedagogische invalshoek voor ogen.
4.5.1 De justitiële jeugdinrichting: beveiliging, opvoeding en resocialisatie4.5.2 Gedragsbeïnvloeding door schorsingsvoorwaarden4.5.3 Commune doelstellingen, een pedagogische aanpak