Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/4.5.3:4.5.3 Commune doelstellingen, een pedagogische aanpak
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/4.5.3
4.5.3 Commune doelstellingen, een pedagogische aanpak
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In het voorgaande is duidelijk geworden dat de wetgever primair terughoudendheid voor ogen heeft als het gaat om (de tenuitvoerlegging van) voorlopige hechtenis van minderjarige verdachten. Mocht tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis desalniettemin onvermijdelijk zijn, dan beoogt de wetgever dat hier op een pedagogische wijze invulling aan wordt gegeven.
Een dergelijke pedagogische benadering komt eveneens naar voren in de visie van de wetgever op de invulling van de schorsing onder voorwaarden. Hierbij manoeuvreert de wetgever zich langs de grenzen die de onschuldpresumptie aan de toepassing van de voorlopige hechtenis stelt. Vooral in de regeling van de schorsingsvoorwaarden worden deze grenzen wel behoorlijk opgezocht doordat de wetgever gedragsbeïnvloeding van de jeugdige centraal lijkt te stellen. Hiermee lijkt de wetgever af te wijken van het uitgangspunt dat de toepassing van de voorlopige hechtenis – alsook de voorwaardelijke schorsing daarvan – dient te strekken tot verwezenlijking van de strafvorderlijke doelstellingen die voortvloeien uit artikel 67a Sv. Toch stelt de wetgever dat van dit uitgangspunt niet wordt afgeweken, daar de beoogde positieve gedragsbeïnvloeding van de jeugdige primair strekt tot het voorkomen van recidive, hetgeen volgens de wetgever een gerechtvaardigde doelstelling van de voorlopige hechtenis betreft. De wetgever projecteert gedragsbeïnvloeding derhalve als middel en niet als doel op zich. Dit sluit aan bij de lijn die door de wetgeschiedenis loopt, waarin de wetgever geen jeugdspecifieke gronden c.q. doelen voor voorlopige hechtenis in de wet heeft willen opnemen en zich dus ook voor wat betreft de voorlopige hechtenis van minderjarigen vasthoudt aan het strafvorderlijke kader van artikel 67a Sv. Aldus kan op basis van de wettelijke regeling van de voorlopige hechtenis van minderjarigen en de daaraan ten grondslag liggende wetsgeschiedenis, worden geconcludeerd dat het (juridische) verschil tussen de voorlopige hechtenis in het commune strafrecht en in het jeugdstrafrecht niet zozeer zijn gelegen in de doelstellingen van de voorlopige hechtenis als zodanig, doch veeleer in de wijze waarop deze doelen worden nagestreefd.