Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/4.3:4.3 Het instituut van de voorlopige hechtenis
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/4.3
4.3 Het instituut van de voorlopige hechtenis
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie ook: Corstens 2014, p. 442-443.
Vgl. Kamerstukken II 1955-1956, 4141, nr. 3, p. 15; Kamerstukken I 1973-1974, 9994, nr. 14, p. 5. Zie ook: Reijntjes 1994, p. 1; Corstens 2014, p. 442.
Ibid.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voorlopige hechtenis maakt inbreuk op het grondrecht van persoonlijke vrijheid, zoals neergelegd in artikel 15 van de Nederlandse Grondwet (GW).1 Uit het eerste lid van deze grondwettelijke bepaling volgt dat buiten de gevallen bij of krachtens de wet bepaald niemand zijn vrijheid mag worden ontnomen. De wettelijke grondslag voor voorlopige hechtenis is te vinden in het Wetboek van Strafvordering (art. 63 e.v.). Desalniettemin kan voorlopige hechtenis worden beschouwd als een bijzonder ernstige ingreep in de persoonlijke vrijheid, daar het gaat om vrijheidsbeneming van een verdachte van een strafbaar feit nog voordat zijn schuld in rechte is vastgesteld.2 Het is dit inherent problematische karakter waarin de grenzen liggen besloten van een gerechtvaardigd gebruik van voorlopige hechtenis.3
In deze paragraaf wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan het karakter van de voorlopige hechtenis als strafvorderlijk dwangmiddel (par. 4.3.1) en de doelen die daarmee mogen worden nagestreefd (par. 4.3.2). Voorts wordt nader ingegaan op de gespannen relatie tussen de voorlopige hechtenis en de onschuldpresumptie (par. 4.3.3), gevolgd door een beknopte uiteenzetting van de rol van de kernbeginselen van proportionaliteit en subsidiariteit ten aanzien van de voorlopige hechtenis (par. 4.3.4).
4.3.1 Een strafvorderlijk dwangmiddel4.3.2 De ‘strafvorderlijke’ doelstellingen van voorlopige hechtenis4.3.3 De onschuldpresumptie4.3.4 Proportionaliteit en subsidiariteit