Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/540
Zedenzaak, art. 244 (oud) Sr. Klachten m.b.t. bewijsminimum (unis testis, art. 342 lid 2 Sv), verklaring verdachte (denaturering) en strafmotivering. HR: art. 81 lid 1 RO.
HR 07-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:603
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 april 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
19/02078
- Conclusie
plv. A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:603, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:154, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑02‑2020
Essentie
Zedenzaak, art. 244 (oud) Sr. Klachten m.b.t. bewijsminimum (unis testis, art. 342 lid 2 Sv), verklaring verdachte (denaturering) en strafmotivering. HR: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/02078
Datum 7 april 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 april 2019, nummer 20/000202-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946,
hierna: de verdachte.
Conclusie
Conclusie plv. A-G mr. D.J.M.W. Paridaens:
1. Het gerechtshof ’s Hertogenbosch heeft de verdachte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.