Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/507
Verzet tegen een strafbeschikking, art. 257e lid 1 en 3 Sv. Verdachte niet-ontvankelijk in door schriftelijk gemachtigde schriftelijk gedaan verzet.
HR 31-03-2020, ECLI:NL:HR:2020:551
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31 maart 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
19/01581 E
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS198419:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:551, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑03‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:122, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑02‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑09‑2019
- Wetingang
Art. 257e lid 1 en 3, art. 279, 449-452 Sv
Samenvatting
Op grond van art. 257e lid 3 Sv kan het doen van verzet (ook) geschieden door een bij bijzondere volmacht door de verdachte schriftelijk gemachtigde. Die schriftelijk gemachtigde dient zelf op het parket te verschijnen en aldaar die volmacht te overleggen. De wet biedt niet de mogelijkheid dat een dergelijke ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.