Een nieuwe visie op de afstamming
Einde inhoudsopgave
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/4.14:4.14 De niet met nietigheid bedreigde draagmoederschapsovereenkomst: overdracht van de ouderschapsrechten is voorwerp
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/4.14
4.14 De niet met nietigheid bedreigde draagmoederschapsovereenkomst: overdracht van de ouderschapsrechten is voorwerp
Documentgegevens:
mr. P.A.W. Kuijper, datum 24-01-2014
- Datum
24-01-2014
- Auteur
mr. P.A.W. Kuijper
- JCDI
JCDI:ADS396891:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, 30 september 2004, ‘Draagmoederschapsovereenkomsten in Europa en wereldwijd. Medische, sociale, ethische en juridische aspecten. Situatie en vooruitzicht’, p. 16.
Raadgevend Comité voor Bio-ethiek, Advies nr. 30 van 5 juli 2004 betreffende zwangerschap-voor-een-ander (draagmoederschap), definitieve versie, p. 4.
Hof ’s-Gravenhage 21 augustus 1998, NJ 1998/865; zie ook HR 29 juni 1984, NJ 1984/767.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de literatuur komt men ook gedachten tegen waarbij, om aan de nietigheid van de overeenkomst te ontkomen, gesproken werd over de draagmoederschapsovereenkomst met als voorwerp het overdragen van de ouderschapsrechten. Volgens rapporteur Hancock stelt de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa ‘vanuit het perspectief dat het ouder zijn van een kind niet betekent dat je er alles mee kunt doen, maar dat je er verantwoordelijk voor bent, dat draagmoederschapsovereenkomsten niet gaan over het doneren of verkopen van een kind, maar over het overdragen van de ouderlijke rechten en plichten van de draagmoeder naar de wensmoeder (die ook de genetische moeder kan zijn)’; accentuering door PK.1 Ook het Belgische Raadgevend Comité voor Bio-ethiek stelt: ‘Zwangerschap- voor-een-ander’ is per definitie een afspraak of een overeenkomst tussen de zwangere vrouw en (een) wensouder(s).2 Het voorwerp van de afspraak betreft de ouderschapsrechten (…)’. Dit doet te gekunsteld aan. Het is meer een geval van semantiek, omdat nog steeds uitgegaan wordt van de verkeerde premisse dat de dragende vrouw het ouderschapsrecht heeft. Overigens bewijzen deze en andere pogingen wel hoe men omhoog zit met deze overeenkomst.
Dat overigens een afspraak over een niet-commercieel draagmoederschap niet per se nietig behoeft te zijn, kwam ter sprake bij het gerechtshof in Den Haag.3 Echter, ook hier was niet duidelijk of de overgave en de aanname van het kind door de respectievelijke vrouwen naar Nederlands recht kunnen worden afgedwongen.