Mr. Y. Quint, advocaat te 's-Hertogenbosch, heeft bij faxbericht van 6 februari 2012 (welk faxbericht blijkens een daarop geplaatste stempel op die datum is ingekomen op de griffie van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch), waarin hij heeft verklaard dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van dit rechtsmiddel, een schriftelijke volmacht verleend aan de griffier van het hof om namens de verdachte beroep in cassatie in te stellen. Vervolgens heeft M.H.H. van Eenbergen, administratief ambtenaar bij het hof, op 6 februari 2012 op de griffie van het hof namens de verdachte cassatieberoep ingesteld.
HR, 18-06-2013, nr. 12/00862 J
ECLI:NL:HR:2013:CA3502
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-06-2013
- Zaaknummer
12/00862 J
- Conclusie
Mr. Aben
- LJN
CA3502
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:CA3502, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑06‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:CA3502
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2012:BV2732, Niet ontvankelijk
ECLI:NL:PHR:2013:CA3502, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑05‑2013
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSHE:2012:BV2732
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:CA3502
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑02‑2013
- Vindplaatsen
NJ 2013/452 met annotatie van J.M. Reijntjes
Uitspraak 18‑06‑2013
Inhoudsindicatie
De HR verklaart het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk.
18 juni 2013
Strafkamer
nr. S 12/00862 J
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 februari 2012, nummer 20/001824-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel, als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2013.
Conclusie 21‑05‑2013
Mr. Aben
Partij(en)
Nr.12/00862 J
Mr. Aben
Zitting 21 mei 2013
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft bij arrest van 3 februari 1012 de verdachte ter zake van: 1. primair "medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd" en 2. "openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 2.315,26. Aan de verdachte heeft het hof voor voornoemd bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals in het arrest vermeld. Voorts heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de kinderrechter te 's-Hertogenbosch van 24 mei 2007 opgelegde jeugddetentie van één maand.
2.
Namens de verdachte heeft een administratief ambtenaar bij het hof beroep in cassatie ingesteld1. en heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Het eerste middel valt uiteen in twee klachten, die achtereenvolgens zullen worden besproken. De eerste in het middel vervatte klacht betoogt dat het hof niet zonder nadere motivering voorbij had mogen gaan aan een door de verdediging "uitdrukkelijk gevoerd afwijkend standpunt".
4.
Ten laste van de verdachte is onder 1. primair en 2. bewezenverklaard dat:
- 1.
"hij op 01 januari 2010 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en diens mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet
- -
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meermalen met geschoeide voet tegen hun hoofden en elders tegen hun lichaam heeft geschopt en/of getrapt (terwijl [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] weerloos op de grond lagen) en
- -
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meermalen tegen hun gezichten en elders tegen hun lichaam heeft gestompt en geslagen, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het bewustzijn hebben verloren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 01 januari 2010 te 's-Hertogenbosch met anderen, op de openbare weg, de Stationsweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- -
het meermalen met geschoeide voet trappen en schoppen tegen het hoofd en tegen het lichaam van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] terwijl [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] weerloos op de grond lagen en
- -
het meermalen slaan en stompen tegen het hoofd en tegen het lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]."
5.
Deze bewezenverklaring steunt blijkens het bestreden arrest op de volgende bewijsmiddelen (onder weglating van de voetnoten waarin wordt verwezen naar de vindplaats):
"Aantreffen situatie ter plaatse
1.
Een proces-verbaal van bevindingen voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
Op 1 januari 2010, omstreeks 05:40 uur, waren wij doende met horecatoezicht van de binnenstad te 's-Hertogenbosch. Wij zagen dat er op het fietspad aan de linkerzijde van de draak, gezien vanuit de richting Visstraat, twee jongens op de grond lagen en dat er een paar mensen bij stonden. Wij zagen dat een jongen bij bewustzijn kwam. Wij zagen dat de jongen een flinke bult op zijn gezicht had. Wij zagen dat de andere jongen in de stabiele zijligging lag en dat er een jas onder zijn hoofd lag. Wij zagen dat de jongen een flinke bloeding in zijn gezicht had en niet reageerde. Wij hoorden van de omstanders dat de fiets van de jongen die nog op de grond lag, genaamd [slachtoffer 1], kapot werd gemaakt door jongens van een andere groep. [slachtoffer 1] wilde gaan praten, en hierop werd [slachtoffer 1] geslagen en viel hij op de grond. [slachtoffer 2], de vriend van [slachtoffer 1], kwam erbij en hij werd ook meteen op de grond geslagen. Wij zagen dat [slachtoffer 1] bij kennis kwam. Wij zagen dat er een plas bloed bij het hoofd van [slachtoffer 1] op de grond lag. Omstreeks 06:00 uur was de ambulance ter plaatse en die namen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] mee.
Verklaringen omstanders ter plaatse
2.
De verklaring van de getuige [getuige 1], voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt:
Op 1 januari 2010 liepen wij met een groepje op weg naar het station te 's-Hertogenbosch. Een onbekende sloopte de fiets van [slachtoffer 1]. Ik zag dat [slachtoffer 1] probeerde te praten met de jongen. Ik zag dat de jongen [slachtoffer 1] sloeg, waardoor [slachtoffer 1] op de grond terecht kwam. Ik zag dat [slachtoffer 1] niet meer op stond. Ik zag dat [slachtoffer 2] naar [slachtoffer 1] liep. Ik zag dat de ze [slachtoffer 2] ook sloegen waarna [slachtoffer 2] op de grond viel. Ik zag dat [slachtoffer 2] ook niet meer op stond. Ik zag dat zeker twee jongens tegen [slachtoffer 1] schopten terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag. Ik zag dat de jongens en twee meisjes wegrenden richting station. Ik zag dat [slachtoffer 1] bleef liggen en flink in zijn gezicht bloedde. Ik kan de groep omschrijven als:
- -
totaal 6 mensen, waarvan 2 meiden en 4 jongens.
3.
De verklaring van [betrokkene 1], voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt:
Op 01-01-2010 omstreeks 05:30 uur stonden wij op de rotonde bij de draak voor het station. Op een bepaald moment hoorde ik iets. Ik zag een aantal personen. Al snel zag ik dat er geslagen werd. Nadat alles voorbij was zijn ongeveer zes personen weggelopen in de richting van het station. Uit de groep die wegliep kan ik nog twee personen goed herinneren. Dit waren twee personen die de twee andere jongens geslagen en geschopt hadden. Ik stond dus bij de draak en hoorde wat vallen. Ik zag dat de blonde jongen een stuk in de lucht sprong. Ik zag ook dat deze jongen iemand een klap gaf. De klap kwam terecht op het hoofd van één van de andere jongens. Het was een van de jongens die later op de grond lag. Toen de andere jongen die klap kreeg viel hij volgens mij meteen op de grond. Ik zag dat de jongen op de grond bleef liggen. Ik zag toen dat de blonde jongen de jongen op de grond nog een of twee keer schopte. Volgens mij schopte hij tegen zijn hoofd en in zijn maag. Ik zag dat de jongen op de grond stil bleef liggen en helemaal niets deed. Terwijl de blonde jongen sloeg en schopte zag ik ook dat de dikkere jongen ook iemand schopte. Ik zag dat de dikkere jongen een andere jongen schopte die op dat moment ook al op de grond lag. Ik zag dat deze jongen op zijn hoofd werd geschopt. Daarna zag ik de groep weglopen.
4.
De verklaring van [betrokkene 2], voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt:
Op vrijdag 1 januari 2010 liep ik in de richting van het Centraal station te 's-Hertogenbosch. Ik liep daar samen met vrienden van mij, genaamd [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [betrokkene 3] en [getuige 1]. Ik hoorde wat kabaal achter mij. Ik draaide me om en zag dat de fiets van [slachtoffer 1] op de grond lag. Ik zag dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de fiets van [slachtoffer 1] stonden. Ik hoorde ze praten over dat er iemand achterop de fiets van [slachtoffer 1] was gesprongen waardoor het achterwiel van de fiets van [slachtoffer 1] kapot was gegaan. Ik zag dat het achterwiel geheel ontzet was en dat er een grote knik in zat. Vervolgens liepen wij verder. Hierna zag ik dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over de groenstrook liepen naar de andere kant van de Stationsweg. Op een afstandje gevolgd door [betrokkene 3] en mij. Ik denk dat ze de dader wilden aanspreken. Toen ik in de groenstrook stond zag ik dat er al gevochten werd. Ik zag dat [slachtoffer 1] bij die jongens stond en van een van die jongens een klap kreeg. Ik zag dat [slachtoffer 1] meteen neerging en op de grond terechtkwam. Ik zag dat twee of drie jongens op het hoofd van [slachtoffer 1] bleven inschoppen. Ik zag dat [slachtoffer 2] probeerde om tussen [slachtoffer 1] en de jongens in te komen. Toen [betrokkene 3] en ik bij het groepje aankwamen zag ik dat [slachtoffer 2] ook neerging. Een stuk of drie jongens stonden bij [slachtoffer 1], zij waren hem nog steeds aan het schoppen. Ik zag dat een jongen bij [slachtoffer 2] stond.
Ik zag dat [slachtoffer 1] op zijn buik lag. Ik draaide [slachtoffer 1] om en zag dat hij een bebloed gezicht had. Ik zag dat het bloed bleef stromen uit zijn neus, mond en een aantal krassen bij zijn haarkruin had. [slachtoffer 1] was bewusteloos. Tevens zag ik dat [slachtoffer 2] op de grond lag. Ook [slachtoffer 2] was niet aanspreekbaar en bewusteloos.
Aangiften [slachtoffer 1 en 2]
5.
De aangifte van [slachtoffer 1], voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt:
Op vrijdag 1 januari 2010 zat ik op mijn fiets op de Stationsweg te 's-Hertogenbosch. Ik was daar samen met vier vrienden, genaamd [betrokkene 2], [getuige 1], [slachtoffer 2] en [betrokkene 3]. Ik hoorde ineens een harde klap. Ik voelde dat mijn fiets in elkaar zakte. Ik zag dat mijn fiets kapot was. Ik zag dat mijn achterwiel dubbel was gevouwen. Ik heb de fiets opgetild en toen ben ik naar de overkant gelopen. Ik wilde de jongen die dit gedaan heeft erop aanspreken. Ik zag dat [slachtoffer 2] en [betrokkene 3] ook meeliepen naar de overkant. Ik zag dat de jongen die mijn fiets vernield had daar stond. Ik zag dat die jongen naast twee andere personen liep. Ik sprak de jongen aan. Ik zag dat de jongen zich omdraaide en ineens voelde ik dat ik overal klappen kreeg. Ik voelde dat ik niet alleen van hem klappen kreeg maar dat de klappen van alle kanten kwamen. Op een gegeven moment viel ik. Ik zag nog dat [slachtoffer 2], die een klein stukje achter mij liep ook op de grond viel. Ik zag nog dat hij in een worsteling terecht kwam en ook op de grond belandde. Ik heb het ook niet zien aankomen. Zij zijn gewoon omgedraaid en hebben als dolle op ons in staan hakken. Ik heb stompen op mijn lijf gevoeld. Ik ben ongeveer 5 minuten bewusteloos geweest. Daarna is de ambulance gekomen en ben ik vervoerd naar het ziekenhuis. Ik heb een gebroken neus en een scheur in mijn kaak. Verder heb ik een hersenschudding en mijn tanden doen erg zeer. Ik heb minimaal drie man om mij heen gehad, waar ik ook schoppen en klappen van heb gehad. Toen ik bijkwam voelde ik dat mijn hoofd bijna uit elkaar spatte. Ik wilde helemaal geen ruzie. Ik was nog niet klaar met praten en toen had ik al verschillende klappen te pakken. Het leek wel een geoliede machine.
6.
Een aanvraagformulier medische informatie voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt.
Regiopolitie te 's-Hertogenbosch
Verzoek om medische informatie over:
[slachtoffer 1]
Geboortedatum: [geboortedatum]-1981
Die op 01-01-2010 betrokken is geweest bij een openlijke geweldpleging, mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge en in Groot Ziekengasthuis te 's-Hertogenbosch is behandeld.
Medische informatie betreffende [slachtoffer 1],
Datum onderzoek 1-1-2010 SEH, 4-1-2010 bij mij.
- I.
Omschrijving van het letsel
Letsel aan gebit+ kaak -> geen goede sluiting van de kiezen op elkaar + gevoeligheid + losstaan van de tanden/kiezen waarvan we de gevolgen/behandeling voor de toekomst nog niet kunnen inschatten.
Hematomen neusrug en kaak en voorhoofd.
- II.
Bijzondere mededelingen
Röntgenonderzoek: fractuur maxilla rechts, neusfractuur.
7.
De aangifte van [slachtoffer 2], voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt:
Op zondag 3 januari 2010 ben ik gehoord als getuige. Hierbij deed ik tevens aangifte van openlijke geweldpleging en/of zware mishandeling en/of poging doodslag.
8.
De verklaring van [slachtoffer 2], voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt:
Op nieuwjaarsdag 01-01-2010 was ik samen met mijn vriendin [betrokkene 3], [slachtoffer 1], [betrokkene 2] en [getuige 1]. Ik zat op een bepaald moment achter bij [slachtoffer 1] op de fiets. Wij reden over de Stationsstraat (het hof begrijpt: Stationsweg) in de richting van het station. Vervolgens voelde ik iets op mijn rug. Ik dacht dat iemand mij van achteren vastpakte bij mijn schouders. Meteen daarna zakte de fiets van [slachtoffer 1] in elkaar. Deze persoon was meteen weer weg. Wij zijn toen doorgelopen en [slachtoffer 1] tilde zijn fiets op zijn schouder omdat hij er niet meer op kon fietsen. Even verder zag ik dat [slachtoffer 1] de straat overstak. [slachtoffer 1] zei ook dat hij de personen wilde aanspreken. Ik ben toen achter [slachtoffer 1] aangelopen. Aan de overkant van de weg zag ik dat [slachtoffer 1] iemand aansprak. Ik kwam enige tijd later weer bij, ik lag op dat moment op de grond. Ik ben vervolgens door de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Momenteel heb ik nog last van mijn nek, oog en oor.
Bevindingen n.a.v. camerabeelden van het incident
9.
Een proces-verbaal van bevindingen voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
Op vrijdag 1 januari 2010 heeft er op de Stationsstraat (het hof begrijpt: Stationsweg) te 's-Hertogenbosch een geweldsincident plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit incident zijn wij op 4 januari 2010 naar de Spoorwegpolitie gegaan. Deze toonde ons een aantal beelden waarop het voornoemd geweldsincident en geweldplegers te zien waren. Ook waren de geweldplegers goed in beeld. De camerabeelden werden ons ter beschikking gesteld.
10.
Een proces-verbaal van bevindingen voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
Op 5 januari 2010 heb ik een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden. In verband met het onderhavige geweldsdelict werden geregistreerde camerabeelden van en in de omgeving van het station te Den Bosch, door mij, verbalisant, bekeken. Uit die beelden bleek dat daarop het geweldsincident geregistreerd en vastgelegd stond. Daaruit bleek tevens wie de vermoedelijke verdachten betroffen. Door mij werd een fotoselectie gemaakt van deze verdachten die vervolgens via de mailbox werd verzonden naar de stedelijke teams van de gemeente Den Bosch. Van collega [verbalisant 1], kreeg ik vervolgens de informatie dat hij de indruk had dat een van de jongens [betrokkene 4] was en de jongen met het lange haar [verdachte].
11.
Een proces-verbaal van bevindingen voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
Op 5 januari 2010 heb ik via de mail een aantal foto's toegezonden gekregen. In de mail stond dat de personen verdachte werden van een geweldsincident gepleegd op 1 januari 2010.
Ik, verbalisant [verbalisant 2], herkende de persoon op foto nummer 4 als zijnde [slachtoffer], geboortedatum [geboortedatum]-1990. Op 6 januari 2010 heb ik de kleurenbeelden bekeken. Hierop herkende ik voor de tweede maal de bovengenoemde persoon.
12.
Een proces-verbaal van bevindingen voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
Op 5 januari 2010 werd ik gevraagd enkele opnames van bewakings-/beveiligingscamera's te bekijken met de vraag of ik iemand herkende. Bij de opname was de datum en het tijdstip vermeld, te weten 1 januari 2010 te 05:37 uur. Ik zag dat nabij de oversteekplaats van het Stationsplein te 's-Hertogenbosch een persoon door een groep personen werd belaagd. Ik zag dat die ene persoon meerdere malen werd geslagen, geduwd en getrapt. Ik zag dat de meeste personen van die groep, in het donker gekleed waren. Ik zag ook dat een persoon van die groep een witte jas droeg. Ik zag dat die ene persoon, nadat deze door die groep personen was geslagen, geduwd en getrapt, op de grond terecht was gekomen en dat deze daar ook nog werd mishandeld door die groep. Hierna liep de groep weg in de richting van het station. Hierbij herkende ik de persoon die voorop liep als de nader te noemen [betrokkene 4]. Bij de overige opnames zag ik dat de groep, waaronder [betrokkene 4] via de roltrap het station inging. Verder zijn er diverse opnames gemaakt in het station van de groep. Hierbij was [betrokkene 4] ook duidelijk te zien.
13.
Een proces-verbaal van bevindingen voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
Op 5 februari 2010 hebben wij beeldmateriaal van de openlijke geweldpleging welke op vrijdag 1 januari 2010 plaatsvond aan de Stationsweg te 's-Hertogenbosch aangeboden met het verzoek genoemd materiaal te upgraden. Op 8 februari 2010 keek ik, verbalisant [verbalisant 3], naar de videobeelden. Ik nam het volgende waar:
Ik zag dat een groep personen in elkaar verweven was en dat deze personen op elkaar inliepen. Ik zag dat meerdere personen duwende, trekkende en slaande bewegingen maakten. Ik zag dat een persoon, gekleed in een lichtkleurige jas, de uit onderzoek bekend geworden en in het vervolg te noemen verdachte [betrokkene 5], voorlangs de vechtende groep liep en een duwende beweging maakte. Ik zag dat [betrokkene 5] op de vechtende groep personen afliep en twee keer een slaande beweging maakte in de richting van de vechtende groep. Wederom zag ik dat een groep personen in elkaar verweven was en dat meerdere personen duwende, trekkende en slaande bewegingen maakten. Ik zag op de voorgrond [betrokkene 5], daarnaast een manspersoon met een donkerkleurige jas, de later in het onderzoek herkend [betrokkene 6], die naar rechts liep. Ik zag een vrouwelijk persoon met blond haar, de later in het onderzoek bekend geworden [betrokkene 7]. Ik zag dat [betrokkene 5 en 6] wegliepen van de vechtende groep personen. Op de achtergrond zag ik dat een manspersoon, de eerder tijdens het onderzoek bekend geworden [verdachte], voorover bukte over een persoon die roerloos op de grond lag. Ik zag dat [verdachte] trappende en slaande bewegingen maakte in de richting van de persoon die op de grond lag. Ik zag dat [betrokkene 7] en [betrokkene 5] in de richting keken van de vechtende groep. Ik zag dat [betrokkene 6] wegliep van de vechtende groep. Ik zag op de achtergrond een lange manspersoon staan nabij de persoon die op de grond lag. Ik zag dat de lange manspersoon trappende bewegingen maakte in de richting van de manspersoon die op de grond lag. Ik zag dat deze manspersoon, de later uit het onderzoek gebleken [betrokkene 8], gekleed ging in een donkere jas zonder capuchon. Ik zag dat een manspersoon, gekleed in een zwarte jas zonder capuchon met opvallend logo op zijn linkerborst, zich van links naar rechts bewoog. Ik zag dat deze persoon die later aan zijn signalement herkend werd als [betrokkene 4] tussen [betrokkene 7] en [betrokkene 5] heen en weer bewoog.
Achter [betrokkene 5] zag ik een manspersoon met donker lang haar tot boven de schouder, de eerder aan signalement herkende [verdachte], slaande en trappende bewegingen maken. Ik zag dat [betrokkene 5], [betrokkene 4], [betrokkene 7] en [betrokkene 6] wegliepen in de richting van het centraal station. Ik zag dat zij meermalen omdraaiden in de richting van de trappende manspersoon. Ik zag een vrouwelijk persoon lopen met donker haar, de later in het onderzoek bekend geworden [betrokkene 9]. Ik zag dat [verdachte] en daarachter [betrokkene 8] richting het centraal station liepen.
Verklaringen verdachte en medeverdachten
14.
De verklaring van [betrokkene 9] voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik ging met oud op nieuw met [betrokkene 7] op stap in de binnenstad van Den Bosch. Ik was een vriend van mij tegengekomen. Dat is [betrokkene 5]. [betrokkene 7] had ook een jongen leren kennen. Wij zijn toen met zijn vieren richting het station gelopen. Onderweg zag ik buiten een groep jongens die ik ken. Die groep bestond uit [verdachte], [betrokkene 6], [betrokkene 4] en [betrokkene 8]. Wij, [betrokkene 7] met die vriend, ik en [betrokkene 5] liepen door in de richting van het station. Onderweg zag ik dat de groep van [verdachte], [betrokkene 4], [betrokkene 8] en [betrokkene 6] ons voorbij liepen. Ik zag dat [betrokkene 4] achter op een fiets sprong. Ik zag dat de achterband dubbel sloeg. De fiets ging kapot. Ik zag dat [betrokkene 4] de weg over stak en weer bij ons kwam lopen. De groep van [betrokkene 4] liep een paar meter achter ons. Ik zag dat de jongen met de fiets op zijn schouder richting ons kwam gelopen. Ik hoorde dat die jongen schreeuwde "wat heb je met mijn fiets gedaan" of zoiets. Ik zag dat de vrienden van de jongen met de fiets bij die jongen kwamen lopen. Nabij de rotonde met de draak ontstond er een vechtpartij. Ik zag dat [betrokkene 8] naast [betrokkene 4] ging staan en dat [betrokkene 8] begon te slaan op die jongens. Ik zag in ieder geval dat [betrokkene 8] sloeg en dat ook [verdachte] sloeg. Ik zag dat de twee jongens, die werden aangevallen, op de grond vielen. Ze bewogen niet meer. Ik zag dat [verdachte] doorging. Ik zag dat [verdachte] hard tegen het hoofd van een van die jongens schopte. Ik zag dat [verdachte] allebei die jongens hard tegen hun hoofd schopte, meerdere keren.
15.
De verklaring van [betrokkene 11] voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik liep uit de stad, het was al tegen de morgen. Ik liep met een vriendin richting het station. Er was daar ook een groep die [betrokkene 7] kent en wij liepen daar gewoon achteraan. Ik stond ongeveer 10 meter van de vechtpartij vandaan. Ik had vrij zicht op die vechtpartij. Ik zag dat er werd geschopt en dat er werd geslagen. Ik weet waarom. Er lopen twee mannen met een fiets. Ik zag dat een van de mannen uit de groep achter op de fiets sprong. De fiets brak, de achterkant van het wiel ging door de helft. Even later komen ze elkaar weer tegen. Ik kon horen dat die man zei: "wat heb je met mijn fiets gedaan". Ik zag dat toen heel die groep jongens ging vechten. Ik zag dat ze allebei in elkaar geslagen werden, eerst een. Die ging op de grond. Gewoon gestrekt en daarna die andere. Ik denk dat ze allebei knock-out werden geslagen. Ik zag dat ze allebei niet bewogen. Terwijl ze op de grond lagen werden er nog een paar schoppen gegeven. Ze werden op het gezicht getrapt en gewoon overal. Er werd hard getrapt en met de wreef, net alsof je een bal trapt. Het was een groep van 6 of 7 personen waarvan zeker de helft nog door trapten nadat die jongens op de grond lagen. De jongen die achter op de fiets sprong was 1.85 a 1.90 meter. Zijn haar kleur was bruinachtig. Hij had een zwarte jas met een capuchon. Ik hoorde dat die jongen zei dat hij het niet netjes vond van zijn fiets. Die personen uit de groep zeiden niets en begonnen meteen te slaan. Ik zag dat heel die groep sloeg. De jongen die ik zojuist omschreef heeft wel geslagen maar volgens mij niet geschopt toen de jongens op de grond lagen. Een van de jongens had lang haar tot op de schouders, zwart van kleur en krullend. Hij deed eerst niks, later sloeg hij er op los. Deze persoon schopte ook gewoon door.
16.
De verklaring van [betrokkene 5], voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik ben op 1 januari 2010 in de stad geweest. Rond half vijf, vijf uur ben ik vertrokken met [betrokkene 9], haar vriendin en nog een jongen die ik niet ken. We zijn toen naar het station gelopen. Bij de drie gezusters kwamen vier jongens naar buiten. Een van de jongens is de ex van [betrokkene 9] en heet [verdachte]. Ze liepen met ons mee. In een keer vielen er klappen. Ik zag dat er twee jongens waren die op de grond lagen.
17.
De verklaring van [betrokkene 5] voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik zie mezelf op de camerabeelden nabij het station lopen. Ik ben de persoon met de witte jas aan. Ik loop met een groepje, er vallen klappen en er wordt een fiets weggegooid. Ik heb twee keer geslagen. Ik dacht dat er ruzie ontstond en ik dacht laat ik ze maar helpen. Ik heb hem geraakt op zijn achterhoofd. Ik heb hem geslagen met mijn rechtervuist. Ik denk twee of drie keer. Die vier jongens van West hebben allemaal geslagen en geschopt. Ik bedoel daarmee [verdachte] en zijn groepje. Ik weet echt alleen dat die vier gasten geslagen en geschopt hebben.
18.
De verklaring van [betrokkene 4] voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik zag dat er twee jongens liepen, in de richting van het station. Een van de jongens had een fiets bij zich. Ik sprong achter bij die jongen op de fiets. Ik zag dat zijn band dubbel klapte. Ik schrok eigenlijk dat die band klapte. Wij hebben wel vaker met zijn drieën op een fiets gezeten. Ik liep gewoon weer mee met het groepje.
[verdachte] moet degene zijn geweest die de op de grond liggende personen trapte. Ik zag dat hij die jongen aan de rechterzijde tegen zijn bovenarm trapte. [verdachte] trapte voorwaarts met zijn voet. De jongen die op de grond lag bleef liggen.
19.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik was in de nacht van 1 januari 2010 te 's-Hertogenbosch samen met anderen ter hoogte van de Stationsstraat (het hof begrijpt: de Stationsweg) toen een vechtpartij ontstond. Ik heb iemand geduwd en geslagen. Ik duwde en sloeg omdat ze [betrokkene 4] aanvielen. Ik voel me bij het geweld betrokken want ik heb een duw en klap gegeven en voel me daar schuldig door.
Nadere verklaringen omstanders/getuigen
20.
De verklaring van [betrokkene 3] voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt:
In de nacht van 1 januari 2010 ben ik met een paar vrienden naar het centrum van Den Bosch gegaan. Die vrienden waren [slachtoffer 1], Michel, [slachtoffer 2] en [getuige 1]. Ik ben naar het station gelopen. Ik zag dat [slachtoffer 1] met zijn fiets op de schouder de weg overstak. Ik hoorde hem zeggen: "ze hebben mijn fiets kapot gemaakt". Ik zag dat [slachtoffer 1] doorliep naar een van de jongens. Ik zag dat [slachtoffer 1] naar de grond werd geslagen. Ik zag dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ter hoogte van de tunnel bij de Draak lagen. Ik stond er midden in en ik zag dat er van alle kanten geslagen werd. Ik kan me nog herinneren dat [slachtoffer 1] getrapt werd door de verdachte groep jongens. Ik dacht dat ik twee jongens op [slachtoffer 1] zag trappen. Daarmee bedoel ik dat er met kracht op [slachtoffer 1] getrapt werd.
21.
De verklaring van [betrokkene 12] voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt:
Op vrijdag 1 januari 2010 hebben wij oud en nieuw gevierd in het centrum van Den Bosch. Daar zijn we tot 05.00 uur geweest. Daarna zijn we in de richting van het station gelopen. Ik zag twee jongens met een fiets op het viaduct lopen. De luidruchtige groep liep ook op het viaduct. Ik zag dat de twee groepen eerst tegenover elkaar stonden. Ineens zag ik dat de twee jongens naar de grond geslagen werden. Dit ging heel snel. Ik zag dat een paar jongens uithaalden naar de jongens met de fietsen. Toen de jongens op de grond lagen zag ik dat de groep luidruchtige jongeren hun maar bleef trappen. Ik zag dat de jongens van de luidruchtige groep trappende bewegingen maakten op de hoofden van de twee jongens. Het waren trappen die je ook bij het voetballen ziet.
22.
De verklaring van [betrokkene 2] voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt.
Ik bevond mij aan de overkant van de weg zoals ik al eerder verklaarde. Ik keek in de richting van bakkerij [A] en zag dat [slachtoffer 1] op dat moment neerging. Ik ben er heen gerend en zag ook dat [slachtoffer 2] neerging. Ik zag drie jongens om [slachtoffer 1] heen staan. Ik weet zeker dat er een jongen op hem in hakte. Die andere twee bemoeiden zich met het geweld en raakten [slachtoffer 1] ook aan. Ik zag dat de jongen die op [slachtoffer 1] in hakte dat hard deed met zijn schoen. Als ik het moet omschrijven zag ik dat hij met voet op hem inhakte alsof hij een gat in het ijs wilde hakken. Of een putdeksel open wilde hakken.
23.
De verklaring van [getuige 1] voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt.
Op vrijdag 1 januari 2010 waren wij in het centrum van Den Bosch op stap geweest en gingen naar huis. Ter hoogte van bakker [A] zag ik [slachtoffer 1] fietsend en [slachtoffer 2] achterop mijn richting op komen. Toen zag ik de verdachte (het hof begrijpt [betrokkene 4]) van de andere kant van de straat gelopen. Hij sprong achterop de fiets van [slachtoffer 1]. Toen liep de verdachte linksom en sloot zich aan bij een groep mensen. Toen [slachtoffer 1] bij ons aankwam zei hij: "die gast sprong op mijn fiets, ik weet niet wie dat was en mijn fiets is kapot". Hierop antwoord ik "die gasten lopen aan de overkant". [slachtoffer 1] zei: "dan ga ik even vragen wat de bedoeling is". Hij is toen overgestoken, toen is [betrokkene 3] er achter aan gegaan. Toen liep [slachtoffer 2] achter [betrokkene 3] aan. [slachtoffer 1] herkende de jongen die achterop zijn fiets gesprongen was. Hij liep er naartoe. Op het moment dat ik terugkeek naar de overkant van de straat, zag ik twee jongens op de grond liggen. Hier stonden mannen op in te schoppen, drie op de ene, twee op de andere. Drie bij [slachtoffer 1] en bij [slachtoffer 2], twee personen.
Ik zag dat ze een draai maakten en met kracht op de twee personen, die op de grond lagen, intrapten. Alle vijf de jongens trapten."
6.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 20 januari 2012 heeft de raadsman van de verdachte aldaar - zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende aangevoerd:
"(...)
De getuige en medeverdachte [betrokkene 13] heeft verklaard dat iedereen die erbij was heeft geschopt en geslagen. Waarom krijgt dan alleen cliënt het verwijt dat hij tegen de hoofden van twee slachtoffers heeft geschopt? Ik zal geen opmerkingen maken over het feit dat hij erbij was en geduwd en geslagen heeft.
Door de rechtbank en de officier van justitie is verwezen naar een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3]. Dit proces-verbaal is opgenomen op pagina 371 van het dossier. Hierin staat opgenomen dat [verbalisant 3] na 23 seconden waarnam dat een manspersoon op de achtergrond te zien was, welke manspersoon de uit het onderzoek bekend geworden [verdachte] zou zijn. Dit zouden dezelfde beelden moeten zijn geweest als we zojuist hier ter terechtzitting hebben bekeken. Op deze beelden is helemaal niets te zien. Er is te zien dat er iemand op de grond ligt en dat er slaande bewegingen worden gemaakt. Er is iemand met een witte jas te zien en iemand met witte schoenen. Het is niet op de beelden te zien dat mijn cliënt trappende bewegingen maakt naar de personen die op de grond liggen. Ik vind het onbegrijpelijk dat de rechtbank is afgegaan op de bevindingen in het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3]. In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] op pagina 360 en 361 van het dossier wordt door de verbalisant een omschrijving gegeven van wat hij ziet op de camerabeelden. Er wordt een omschrijving gegeven van de personen die hij ziet, er wordt iets gezegd over de kleding en of het een man of vrouw is maar heel specifiek is de omschrijving van hetgeen wordt waargenomen niet. Ik vind het vreemd dat verbalisant [verbalisant 3] kennelijk heel anders naar de beelden kijkt en wel zo specifiek kan omschrijven. Kennelijk ziet hij het anders of heeft hij andere ogen. De camerabeelden zouden het enige objectieve bewijsmiddel zijn maar op deze beelden is niets te zien.
Verder zijn er een aantal verklaringen. Een aantal verklaringen zijn enigszins verwonderlijk. De getuige [betrokkene 9] is door de politie en bij de rechtbank ter terechtzitting gehoord. Zij heeft bij de politie een andere verklaring afgelegd dan ten overstaan van de rechtbank. Bij de rechtbank verklaart ze dat er geslagen is voordat er iemand op de grond viel. Ze verklaart dat ze zag dat cliënt schopte tegen het lichaam van twee personen. Ze verklaart verder dat ze zag dat de hoofden van de slachtoffers bewogen maar wist niet of dat van het schoppen was. Ze verklaarde ter terechtzitting dat ze niet zeker weet of er op het hoofd of op de schouders geschopt is. Met zo'n verklaring kun je niet concluderen dat cliënt ook degene is geweest die tegen het hoofd van de slachtoffers heeft geschopt.
(...)
Bewijs voor poging doodslag is er dan ook niet juridisch gezien. Gelet op de camerabeelden en hetgeen in het dossier staat opgenomen is er onvoldoende bewijs dat cliënt de slachtoffers tegen het hoofd heeft getrapt. Ik verzoek het hof cliënt vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde."
7.
De eerste in het middel vervatte klacht komt er - kort gezegd - op neer dat de verdediging ter terechtzitting het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt heeft ingenomen dat de bewijsmiddelen 13 en 14 niet tot het bewijs mogen worden gebezigd, en dat het hof niet zonder nadere motivering aan dat uitdrukkelijk onderbouwde standpunt voorbij mocht gaan. Gesteld wordt dat de verdediging ter zitting in hoger beroep heeft aangevoerd dat het proces-verbaal van bevindingen betreffende de camerabeelden (bewijsmiddel 13) niet tot het bewijs kan worden gebezigd, op de grond dat uit de ter terechtzitting in hoger beroep vertoonde camerabeelden niet kan worden afgeleid dat de verdachte trappende bewegingen heeft gemaakt in de richting van een persoon die op de grond lag, terwijl zulks wel is opgenomen in dit proces-verbaal van bevindingen. Voorts zou de verdediging het standpunt hebben ingenomen dat de bij de politie afgelegde verklaring van de getuige [betrokkene 9] (bewijsmiddel 14) niet tot het bewijs kan worden gebezigd, op de grond dat deze getuige ter terechtzitting in eerste aanleg is gehoord, en aldaar in strijd met hetgeen zij eerder bij de politie verklaarde, thans heeft verklaard dat zij niet zeker weet of er op het hoofd of op de schouders is geschopt. Gesteld wordt dat het hof in het bestreden arrest in het geheel niet heeft gereageerd op deze standpunten, terwijl het betoog bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan als een uitdrukkelijk en onderbouwd standpunt omtrent de betrouwbaarheid van potentiële bewijsmiddelen, zodat de bewezenverklaringen onvoldoende met redenen zijn omkleed.
8.
Hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht met betrekking tot het proces-verbaal van bevindingen betreffende de camerabeelden (bewijsmiddel 13) en de verklaring van getuige [betrokkene 9] (bewijsmiddel 14) kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een standpunt dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van het hof naar voren is gebracht.
9.
Voor zover het middel erover klaagt dat de bewezenverklaring van feit 2 onvoldoende met redenen is omkleed, faalt het echter bij gebrek aan feitelijke grondslag. Immers blijkt uit het hiervoor onder 6 weergegeven proces-verbaal van de terechtzitting, dat de raadsman van de verdachte zijn uitdrukkelijk onderbouwd standpunt voorziet van de conclusie dat dit dient te leiden tot vrijspraak van feit 1 (en dus niet feit 2). In zoverre faalt het middel.
10.
Aan de bewezenverklaring van feit 1. primair - en in het bijzonder het door de verdachte trappen tegen het hoofd en tegen het lichaam van [slachtoffer 1 en 2] - liggen blijkens het bestreden arrest onder A2.f de volgende bewijsmiddelen ten grondslag: 2 (verklaring van [getuige 1]), 3 (verklaring van [betrokkene 1]), 4 (verklaring van [betrokkene 2]), 12 (een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6]), 13 (proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3]), 14 (verklaring van [betrokkene 9]), 15 (verklaring van [betrokkene 14]), 17 (verklaring van [betrokkene 5]), 18 (verklaring van [betrokkene 4]), 20 (verklaring van [betrokkene 15]), 21 (verklaring van [betrokkene 12]), 22 (verklaring van [betrokkene 2]) en 23 (verklaring van [getuige 1]). Dat het de verdachte is geweest die tegen het hoofd van [slachtoffer 1] en het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geschopt, heeft het hof blijkens overweging A3 afgeleid uit in het bijzonder de verklaringen van [betrokkene 9], [betrokkene 14], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en uit de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3]. Het hof is dus afgeweken van het (uitdrukkelijk onderbouwde) standpunt dat het proces-verbaal van bevindingen betreffende de camerabeelden (bewijsmiddel 13) en de verklaring van getuige [betrokkene 9] (bewijsmiddel 14) niet tot het bewijs mogen worden gebezigd. Naar een uitdrukkelijke motivering van deze afwijking zoekt men in het bestreden arrest tevergeefs.
11.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat bij afwezigheid van enige expliciete motivering van 's hofs afwijking van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt zich gevallen kunnen voordoen waarin de verlangde nadere motivering wordt geacht reeds besloten te liggen in de bestreden uitspraak, en wel indien deze daartoe voldoende gegevens bevat. Ook indien vooropstaat dat een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt beargumenteerd moet worden weerlegd, leidt het ontbreken van de nadere motivering in zo'n geval niet tot cassatie. Die hier bedoelde nadere motivering kan bijvoorbeeld besloten liggen in de gebezigde, voor de verwerping van het standpunt relevante bewijsmiddelen en/of in een meer algemene aanvullende bewijsmotivering.
12.
Dat laatste doet zich hier m.i. voor. Immers heeft het hof ook zonder gebruikmaking van de gewraakte bewijsmiddelen 13 en 14 kunnen vaststellen dat het de verdachte was die tegen het hoofd en tegen het lichaam van [slachtoffer 1 en 2] heeft geschopt en geslagen. Zo heeft [betrokkene 14] verklaard dat één van de jongens (met lang haar had tot op de schouders, zwart van kleur en krullend -zijnde verdachte, zoals valt op te maken uit het achterliggende dossier) eerst niks deed, later er op los sloeg en ook gewoon door schopte. Ook [betrokkene 4] verklaarde vervolgens dat het [verdachte] moet zijn geweest die de op de grond liggende personen trapte en dat hij voorwaarts met zijn voet trapte. Ten slotte heeft [betrokkene 5] verklaard dat de vier jongens van West allemaal hebben geschopt en geslagen, en dat hij daarmee [verdachte] en zijn groepje bedoelde en dat hij weet dat die vier gasten geslagen en geschopt hebben.
13.
De betrouwbaarheid van de tot het bewijs gebezigde verklaring van [betrokkene 9] ligt daarmee besloten in andere bewijsmiddelen, terwijl het feit dat [betrokkene 9] later, ter terechtzitting niet meer zo zeker is van haar herinneringsbeeld op zichzelf niet hoeft af te doen aan de betrouwbaarheid van haar eerdere - meer 'verse' - verklaring.
14.
Ook de motivering van 's hofs afwijzing van bedoeld uitdrukkelijk onderbouwd standpunt met betrekking tot de camerabeelden ligt besloten in de gebezigde, voor de verwerping van bedoeld standpunt relevante bewijsmiddelen.2. Ook in zoverre faalt het middel.
15.
Het middel klaagt ten tweede over de onbegrijpelijkheid van 's hofs oordeel dat de verdachte in ieder geval als medepleger verantwoordelijk is voor het handelen van zijn mededaders, op de grond dat uit de bewijsmiddelen niet zonder meer zou volgen dat de verdachte heeft waargenomen dat zijn mededader(s) de slachtoffers heeft/hebben geschopt en geslagen.
16.
Nog daargelaten of de juistheid van deze klacht afdoet aan de bewezenverklaring van het medeplegen, komt deze klacht op tegen een overweging ten overvloede. Nu de eerste klacht faalt, deelt deze klacht dit lot.
17.
Het middel faalt mitsdien in al haar onderdelen.
18.
Het tweede middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid EVRM is overschreden doordat het hof de stukken te laat heeft ingezonden.
19.
Namens de verdachte is op 6 februari 2012 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 15 oktober 2012 bij de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt met zich dat de hier geldende inzendtermijn van zes maanden met ruim twee maanden is overschreden. De Hoge Raad kan de overschrijding van de inzendtermijn niet meer compenseren door de zaak binnen zestien maanden af te doen. Een en ander dient te leiden tot strafvermindering.
20.
Het middel slaagt derhalve.
21.
Het eerste middel faalt en kan naar mijn oordeel met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering worden verworpen.
22.
Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
23.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 21‑05‑2013
Vgl. HR 28 augustus 2012, LJN BX3864, waarin ook de ter terechtzitting getoonde camerabeelden ter terechtzitting ter discussie stonden. De AG concludeerde tot vernietiging vanwege het ontbreken van een gemotiveerde verwerping van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt. De Hoge Raad oordeelde echter dat de verwerping van het verweer besloten lag in de bewijsmiddelen. Dat is m.i. i.c. ook het geval.
Beroepschrift 20‑02‑2013
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
CASSATIESCHRIFTUUR
INZAKE:
Edelhoogachtbare Heren, Vrouwen,
Ondergetekende, als daartoe door de verdachte bijzonder gevolmachtigd, mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft hierbij de eer aan u Edelhoogachtbaar College te doen toekomen een schriftuur van cassatie ten vervolge op het door [verdachte], wonende te [woonplaats], ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest van het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch d.d. 3 februari 2012 en alle beslissingen die door het Hof ter terechtzitting zijn genomen.
In genoemd arrest heeft het Hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Daarnaast heeft het Hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, en beslissingen genomen ten aanzien van vorderingen van benadeelde partijen.
Als gronden van cassatie heeft ondergetekende de eer voor te dragen:
Middel I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de artt. 359 lid 2 en 415 Sv, en wel om het navolgende.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij (verkort zakelijk weergeven) op 1 januari 2010 zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging doodslag, meermalen gepleegd, alsmede het op 1 januari 2010 te 's‑Hertogenbosch plegen van openlijk geweld. Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte onder meer het verweer gevoerd en het uitdrukkelijk standpunt ingenomen dat een proces-verbaal van verbindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 3] niet als bewijsmiddel kan worden gebezigd nu de verbalisant iets beschrijft naar aanleiding van door hem op camerabeelden waargenomen beelden, zulks terwijl deze beelden in hoger beroep ter terechtzitting zijn bekeken en op de betreffende beelden niet waar te nemen is dat verdachte trappende bewegingen heeft gemaakt naar personen die op de grond liggen, zulks terwijl dit in het proces-verbaal van de bevindingen wel is gerelateerd. Daarnaast is in hoger beroep het verweer gevoerd dat door een getuige [betrokkene 9] bij de politie aflegde verklaring niet als bewijsmiddel kan/mag worden gebezigd nu de getuige ter terechtzitting bij de Rechtbank is gehoord en aldaar is terugkomen op de eerder bij de politie aflegde verklaring, in die zin dat deze getuige ter zitting heeft verklaard alleen waargenomen te hebben dat ze niet zeker weet of er destijds op het hoofd of op de schouders van de slachtoffers is geschopt. In het arrest heeft het Hof het ten laste gelegde bewezen verklaard, en voor het bewijs gebezigd het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 3], alsmede de bij de politie aflegde verklaring van de getuige [betrokkene 9], zulks terwijl het Hof niet, althans niet voldoende, gerespondeerd heeft op het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging zodat het arrest, althans de bewezenverklaringen, onvoldoende met redenen zijn omkleed.
De overweging van het Hof, dat voor zover onvoldoende uit de bewijsmiddelen zou mogen worden afgeleid dat verdachte zelf beide slachtoffers tegen het hoofd heeft geschopt, dit niet wegneemt dat verdachte als medepleger verantwoordelijk is voor het handelen van zijn mededaders, is voorts onvoldoende met redenen omkleed.
Toelichting
1.1
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat:
‘Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2010 te 's‑Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of diens mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet — die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen met geschoeide voet(en) tegen diens hoofd/hun hoofden en/of elders op tegen diens / hun lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] weerloos op de grond lag/lagen) en/of — die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen met gebalde vuist(en) in/tegen diens/hun gezicht(en) en/of elders op/tegen diens/hun lichaam heeft gestompt en/of geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] het bewustzijn heeft/hebben verloren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2010 te 's‑Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken neus en/of een gescheurde kaak), heeft toegebracht, door deze opzettelijk — meermalen, althans eenmaal met geschoeide voet(en) op/tegen diens hoofd en/of elders op/tegen diens lichaam te schoppen en/of te trappen (terwijl die [slachtoffer 1] weerloos op de grond lag) en/of- meermalen, althans eenmaal, met tot vuist gebalde hand(en) op/tegen diens hoofd en/of elders op/tegen diens lichaam te stompen en/of te slaan (waarbij die
[slachtoffer 1] het bewustzijn heeft verloren);
en/of
hij op of omstreeks 1 januari 2010 te 's‑Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte en/of diens mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat op opzet meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet(en) op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrapt en/of geschopt (terwijl die [slachtoffer 2] weerloos op de grond lag) en/of meermalen, althans eenmaal, met tot vuist gebalde hand(en) op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2010 te 's‑Hertogenbosch met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Stationsweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen en/of (vervolgens) tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [naam 1], welk geweld bestond uit — het vernielen van één of meer fietsen en/of het (vervolgens) — van een fiets trekken van die [slachtoffer 2] en/of — het meermalen, althans eenmaal, (met geschoeide voet) trappen en/of schoppen op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] (terwijl die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] weerloos op de grond lag(en)) en/of- het meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist(en)) slaan en/of stompen op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of — het slaan en/of stompen en/of duwen van die [naam 1];
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. Het hof heeft de Stationsstraat gelezen als de Stationsweg. Het kan niet anders dan dat de steller van de tenlastelegging heeft bedoeld Stationsweg, nu de Stationsstraat in 's‑Hertogenbosch niet bestaat en de locatie waar het incident heeft plaatsgevonden aldus het strafdossier de Stationsweg is. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.’
1.2
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 20 januari 2012 is onder meer gerelateerd:
‘()
De raadsman verzoekt het hof of er gelet op het feit dat een beeldscherm in de zittingszaal gezet is, camerabeelden afgespeeld kunnen worden.
De voorzitter deelt hierop mede dat voorafgaand aan de zitting reeds door de advocaat-generaal is besloten om de camerabeelden ter terechtzitting af te spelen.
()
De voorzitter deelt mede dat het onderzoek ter terechtzitting dan nu voortgezet zal worden met het tonen van de camerabeelden.
Hierop worden de camerabeelden afgespeeld.
Na afloop deelt de raadsman mede dat de beelden die hij zojuist gezien heeft nog slechter van kwaliteit zijn dan de beelden die hij tot zijn beschikking heeft en dat hij hierover verder niets heeft toe te voegen.
()’
1.3
Ter terechtzitting in hoger beroep is door mr. Y. Quint, advocaat te 's‑Hertogenbosch, de raadsman die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep als raadsman heeft bijgestaan, onder meer is aangevoerd:
‘De raadsman voert hierop het woord tot verdediging als volgt.
()
De getuige en medeverdachte [betrokkene 13] heeft verklaard dat die erbij was heeft geschopt en geslagen. Waarom krijgt dan alleen cliënt het verwijt dat hij tegen de hoofden van twee slachtoffers heeft geschopt? Ik zal geen opmerkingen maken over het feit dat hij erbij was en geduwd en geslagen heeft.
Door de rechtbank en de officier van justitie is verwezen naar een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3]. Dit proces-verbaal is opgenomen op pagina 371 van het dossier. Hierin staat opgenomen dat [verbalisant 3] na 23 seconden waarnam dat een manspersoon op de achtergrond te zien was, welke manspersoon de uit het onderzoek bekend geworden [verdachte] zou zijn. Dit zouden dezelfde beelden moeten zijn geweest als we zojuist hier ter terechtzitting hebben bekeken. Op deze beelden is helemaal niets te zien. Er is te zien dat iemand op de grond ligt en dat er slaande bewegingen worden gemaakt. Er is iemand met een witte jas te zien en iemand met witte schoenen. Het is niet op de beelden te zien dat mijn cliënt trappende bewegingen maakt naar de personen die op de grond liggen. Ik vind het onbegrijpelijk dat de rechtbank is afgegaan op de bevindingen in het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3]. In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] op pagina 360 en 361 van het dossier wordt door de verbalisant een omschrijving gegeven van wat hij ziet op de camerabeelden. Er wordt een omschrijving gegeven van de personen die hij ziet, er wordt iets gezegd over de kleding en of het een man of vrouw is maar heel specifiek is de omschrijving van hetgeen wordt waargenomen niet. Ik vind het vreemd dat verbalisant [verbalisant 3] kennelijk heel anders naar de beelden kijkt en wel zo specifiek kan omschrijven. Kennelijk ziet hij het anders of heeft hij andere ogen. De camerabeelden zouden het enige objectieve bewijsmiddel zijn maar op deze beelden is niets te zien. Verder zijn er een aantal verklaringen. Een aantal verklaringen zijn enigszins verwonderlijk. De getuige [betrokkene 9] is door de politie en bij de rechtbank ter terechtzitting gehoord. Zij heeft bij de politie een andere verklaring afgelegd dan ten overstaan van de rechtbank. Bij de rechtbank verklaart ze dat er geslagen is voordat er iemand op de grond viel. Ze verklaart dat ze zag dat cliënt schopte tegen het lichaam van twee personen. Ze verklaart verder dat ze zag dat de hoofden van de slachtoffers bewogen maar wist niet of dat van het schoppen was. Ze verklaarde ter terechtzitting dat ze niet zeker weet of er op het hoofd of op de schouders geschopt is. Met zo'n verklaring kun je niet concluderen dat cliënt ook degene is geweest die tegen het hoofd van de slachtoffers heeft geschopt. ()’
1.4
In het arrest heeft het Hof onder meer overwogen en vastgesteld:
‘Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A1.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde (poging tot doodslag) te komen. Er is — aldus de verdediging — onvoldoende bewijs dat verdachte tegen het hoofd van de slachtoffers heeft getrapt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
A2.
Het hof leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen af dat er zich het volgende heeft afgespeeld in de nacht van 1 januari 2010 te 's‑Hertogenbosch tussen 05:00 uur en 06:00 uur.
- a.
Omstreeks 05:00 uur loopt verdachte met zijn vrienden [betrokkene 8], [betrokkene 4] en [betrokkene 6] in de richting van het station te 's‑Hertogenbosch. Achter verdachte en zijn vrienden lopen [betrokkene 7], [betrokkene 9], [betrokkene 14] en [betrokkene 5]. (bewijsmiddelen 14, 15, 16)
- b.
Op enig moment loopt [betrokkene 4] naar de overkant van de weg en springt (als derde) achter op de fiets bij [slachtoffer 1], die daar fiets met [slachtoffer 2] achterop. Het achterwiel van de fiets van [slachtoffer 1] buigt als gevolg hiervan doormidden. (bewijsmiddelen 4, 5, 8, 14, 15, 18, 23)
- c.
[betrokkene 4] loopt hierop weer terug naar de overkant van de straat en sluit zich weer aan bij de groep van verdachte. (bewijsmiddelen 8, 14, 15, 18, 23)
- d.
[slachtoffer 1] komt met zijn fiets naar de overkant gelopen en spreekt [betrokkene 4] aan op het feit dat hij zijn fiets kapot heeft gemaakt. [slachtoffer 2] en [betrokkene 3] lopen achter hem aan. (bewijsmiddelen 2, 4, 5, 8, 14, 15, 20, 23)
- e.
Hierop krijgt [slachtoffer 1] klappen van verdachte en de personen die deel uitmaken van de groep van verdachte en raakt hij buiten bewustzijn. De groep die achter verdachte liep, te weten [betrokkene 7], [betrokkene 9], [betrokkene 14] en [betrokkene 5] staan er ook bij en [betrokkene 5] deelt ook enkele klappen uit naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
[slachtoffer 2] raakt ook buiten bewustzijn. (bewijsmiddelen 2, 3, 4, 5, 12, 13, 14, 15, 17, 19, 20, 21, 22, 23)
- f.
Terwijl [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op de grond liggen worden zij in ieder geval door verdachte en [betrokkene 8] nog met kracht (alsof het een tegen een voetbal is of alsof een wak in het ijs wordt gehakt) getrapt tegen het hoofd en tegen het lichaam. Op enig moment daarna stopt het geweld en lopen verdachte en de rest van de genoemde personen in de richting van het station. (bewijsmiddelen 2, 3, 4, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 20, 21, 22, 23)
- g.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijven bewusteloos achter, liggen op de grond waarna zij per ambulance naar het ziekenhuis worden gebracht. (bewijsmiddelen 1, 5, 8)
- h.
[slachtoffer 1] blijkt een gebroken kaak, gebroken neus, hersenschudding, letsel aan zijn gebit en enkele kneuzingen van zijn neus en kaak te hebben opgelopen. [slachtoffer 2] loopt een blauw oog op en heeft pijn aan zijn nek, neus en oor.
(bewijsmiddelen 1, 2, 4, 5, 6, 8)
A3
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en beschouwd, leidt het hof af dat verdachte in de nacht van 1 januari 2010 tezamen en in vereniging met anderen tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft geslagen en vervolgens terwijl [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bewusteloos op de grond lagen met kracht tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geschopt.
Het bij herhaling met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd, heeft de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] doen ontstaan. Voorts ligt naar het oordeel van het hof in de aard van hun gedragingen besloten dat verdachte en zijn mededaders zich van deze kans bewust moeten zijn geweest en dat zij deze willens en wetens hebben aanvaard. Derhalve is het opzet van verdachte en zijn mededaders in voorwaardelijke zin op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gericht geweest, zodat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaringen van [betrokkene 9], [betrokkene 14], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3], worden vastgesteld dat verdachte zelf tegen het hoofd van [slachtoffer 1] en het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geschopt.
Het hof overweegt voorts ten overvloede het volgende. Mede gelet op de aard en plaats van de verwondingen staat naar het oordeel van het hof vast dat er tegen de hoofden van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is getrapt.
Voor zover - zoals de raadsman stelt - onvoldoende uit de bewijsmiddelen zou mogen worden afgeleid dat verdachte zelf [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft geschopt, neemt dit niet weg dat verdachte als medepleger verantwoordelijk is voor het handelen van zijn mededaders. Dat er sprake is geweest van medeplegen leidt het hof af uit de omstandigheid dat verdachte tezamen met zijn mededaders, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geslagen en geduwd, en toen deze op de grond lagen, heeft geschopt en getrapt, hetgeen een bewuste en nauwe samenwerking impliceert, en zich niet van het handelen van zijn mededaders heeft gedistantieerd.’
1.5
In het arrest heeft het Hof bewezen verklaard, dat:
- ‘1.
hij op 01 januari 2010 te 's‑Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en diens mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet
- —
die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meermalen met geschoeide voet tegen hun hoofden en elders tegen hun lichaam heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] weerloos op de grond lagen) en
- —
die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meermalen tegen hun gezichten en elders tegen hun lichaam heeft gestompt en geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het bewustzijn hebben verloren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
hij op 01 januari 2010 te 's‑Hertogenbosch met anderen, op de openbare weg, de Stationsweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- —
het meermalen met geschoeide voet trappen en schoppen tegen het hoofd en tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] terwijl die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] weerloos op de grond lagen en
- —
het meermalen slaan en stompen tegen het hoofd en tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2].’
1.6
Ten behoeve van de bewezenverklaring heeft het Hof voorts nog als bewijsmiddelen (13 en 14) gebezigd:
- ‘13.
Een proces-verbaal van bevindingen voor zover dit — zakelijk weergegeven — inhoudt:
Op 5 februari 2010 hebben wij beeldmateriaal van de openlijke geweldpleging welke op vrijdag 1 januari 2010 plaatsvond aan de Stationsweg te 's‑Hertogenbosch aangeboden met het verzoek genoemd materiaal te upgraden. Op 8 februari 2010 keek ik, verbalisant [verbalisant 3], naar de videobeelden. Ik nam het volgende waar:
Ik zag dat een groep personen in elkaar verweven was en dat deze personen op elkaar inliepen. Ik zag dat meerdere personen duwende, trekkende en slaande bewegingen maakten. Ik zag dat een persoon, gekleed in een lichtkleurige jas, de uit onderzoek bekend geworden en in het vervolg te noemen verdachte [betrokkene 5], voorlangs de vechtende groep liep en een duwende beweging maakte. Ik zag [betrokkene 5] op de vechtende groep afliep en twee keer een slaande beweging maakte in de richting van de vechtende groep. Wederom zag ik dat een groep personen in elkaar verweven was en dat meerdere personen duwende, trekkende en slaande bewegingen maakten. Ik zag op de voorgrond [betrokkene 5], daarnaast een manspersoon met een donkerkleurige jas, de later in het onderzoek herkend [betrokkene 6], die naar rechts liep. Ik zag een vrouwelijk persoon met blond haar, de later in het onderzoek bekend geworden [betrokkene 7]. Ik zag dat [betrokkene 6] en [betrokkene 5] wegliepen van de vechtende groep personen. Op de achtergrond zag ik dat een manspersoon, de eerder tijdens het onderzoek bekend geworden [verdachte], voorover bukte over een persoon die roerloos op de grond lag. Ik zag dat [verdachte] trappende en slaande bewegingen maakte in de richting van de persoon die op de grond lag. Ik zag dat [betrokkene 7] en [betrokkene 5] in de richting keken van de vechtende groep. Ik zag [betrokkene 6] wegliep van de vechtende groep. Ik zag op de achtergrond een lange manspersoon staan nabij de persoon die op de grond lag. Ik zag dat de lange manspersoon trappende bewegingen maakte in de richting van de manspersoon die op de grond lag. Ik zag dat deze manspersoon, de later uit het onderzoek gebleken [betrokkene 8], gekleed ging in een donkere jas zonder capuchon. Ik zag dat een manspersoon, gekleed in een zwarte jas zonder capuchon met opvallend logo op zijn linkerborst, zich van links naar rechts bewoog. Ik zag dat deze persoon die later aan zijn signalement herkend werd als [betrokkene 4] tussen [betrokkene 7] en [betrokkene 5] heen en weer bewoog. Achter [betrokkene 5] zag ik een manspersoon met donker lang haar tot boven de schouder, de eerder aan signalement herkende [verdachte], slaande en trappende bewegingen maken. Ik zag dat [betrokkene 5], [betrokkene 4], [betrokkene 7] en [betrokkene 6] wegliepen in de richting van het centraal station. Ik zag dat zij meermalen omdraaiden in de richting van de trappende manspersoon. Ik zag een vrouwelijk persoon lopen met donker haar, de later in het onderzoek bekend geworden [betrokkene 9]. Ik zag dat [verdachte] en daarachter [betrokkene 8] richting het centraal station liepen.
Verklaringen verdachte en medeverdachten
- 14.
De verklaring van [betrokkene 9] voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als volgt:
Ik ging met oud op nieuw met [betrokkene 7] op stap in de binnenstad van Den Bosch. ik was een vriend van mij tegengekomen. Dat is [betrokkene 5]. [betrokkene 7] had ook een jongen leren kennen. Wij zijn toen met zijn vieren richting het station gelopen. Onderweg zag ik buiten een groep jongens die ik ken. Die groep bestond uit [verdachte], [betrokkene 6], [betrokkene 4] en [betrokkene 8]. Wij, [betrokkene 7] met die vriend, ik en [betrokkene 5] liepen door in de richting van het station. Onderweg zag ik dat de groep van [verdachte], [betrokkene 4], [betrokkene 8] en [betrokkene 6] ons voorbij liepen. Ik zag dat [betrokkene 4] achter op een fiets sprong. Ik zag dat de achterband dubbel sloeg. De fiets ging kapot. Ik zag dat [betrokkene 4] de weg over stak en weer bij ons kwam lopen. De groep van [betrokkene 4] liep een paar meter achter ons. Ik zag dat de jongen met de fiets op zijn schouder richting ons kwam gelopen. Ik hoorde dat die jongen schreeuwde ‘wat heb je met mijn fiets gedaan’ of zoiets. Ik zag dat de vrienden van de jongen met de fiets bij die jongen kwamen lopen. Nabij de rotonde met de draak ontstond er een vechtpartij. Ik zag dat [betrokkene 8] naast [betrokkene 4] ging staan en dat [betrokkene 8] begon te slaan op die jongens. Ik zag in ieder geval dat [betrokkene 8] sloeg en dat ook [verdachte] sloeg. Ik zag dat de twee jongens, die werden aangevallen, op de grond vielen. Ze bewogen niet meer. Ik zag dat [verdachte] doorging. Ik zag dat [verdachte] hard tegen het hoofd van een van die jongens schopte. Ik zag dat [verdachte] allebei die jongens hard tegen hun hoofd schopte, meerdere keren.’
1.7
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep volgt dat ter terechtzitting de raadsman uitdrukkelijk en onderbouwd heeft aangevoerd dat het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 3], niet als bewijsmiddel zal kunnen worden gebezigd nu deze verbalisant in het bewuste proces-verbaal heeft gerelateerd wat deze verbalisant heeft waargenomen naar aanleiding van camerabeelden die deze verbalisant heeft bekeken, zulks terwijl de betreffende camerabeelden ook in hoger beroep ter terechtzitting zijn afgespeeld, en aldaar is gebleken dat niet waar te nemen is hetgeen het verbalisant wel meent waargenomen te hebben, te weten dat op deze beelden te zien zou zijn dat verdachte trappende bewegingen heeft gemaakt in de richting van een persoon die op de grond lag, zulks terwijl het Hof het betreffende proces-verbaal van bevindingen wel als bewijsmiddel heeft gebezigd. Onder deze omstandigheden is/zijn het arrest, althans de bewezenverklaringen, onvoldoende met redenen omkleed (vgl. o.m. HR 12 juli 2011, LJN BQ6573).
1.8
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman voorts uitdrukkelijk aangevoerd dat de bij de politie aflegde verklaring van een getuige [betrokkene 9] niet als bewijsmiddel kan worden gebezigd nu deze getuige ter terechtzitting in eerste aanleg ter zitting is gehoord, en aldaar in strijd met hetgeen zij eerder bij de politie heeft verklaard, heeft verklaard dat zij niet zeker weet of er op het hoofd of op de schouders is geschopt. In het arrest heeft het Hof wel de door deze getuige bij de politie afgelegde verklaring voor het bewijs gebezigd zonder in te gaan op het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging, zodat hierom het arrest, althans de bewezenverklaringen onvoldoende met redenen is/zijn omkleed (vgl. o.m. HR 14 november 2006, NJ 2006, 632).
1.9
Naar de mening van verdachte heeft het Hof voorts nog ten onrechte, althans onbegrijpelijk, overwogen dat voor zover onvoldoende uit de bewijsmiddelen zou mogen worden afgeleid dat verdachte zelf beide slachtoffers tegen het hoofd heeft geschopt, dit niet wegneemt dat verdachte als medepleger verantwoordelijk is voor het handelen van zijn mededaders nu hij tezamen met zijn mededaders de slachtoffers heeft geslagen en geduwd, en toen deze op de grond lagen, heeft geschopt en getrapt, hetgeen een bewuste en nauwe samenwerking impliceert, en zich niet van het handelen van zijn mededaders heeft gedistantieerd. Uit hetgeen het Hof immers eerder heeft overwogen, waarin het Hof heeft vastgesteld dat het bij herhaling met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd, de aanmerkelijke kans op het overlijden van slachtoffers heeft doen ontstaan, en uit de bewijsmiddelen niet, althans niet zonder meer, volgt dat verdachte heeft waargenomen dat zijn mededader(s) de slachtoffers meermalen tegen het hoofd heeft/hebben geschopt en getrapt, zijn de bewezenverklaringen onvoldoende met redenen omkleed.
Middel II
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de artt. 365a Sv en 6 EVRM, en wel om het navolgende.
De berechting van verdachte vindt niet plaats binnen de redelijke termijn nu verdachte reeds op 6 februari 2012 beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het arrest, en het Hof de stukken van het geding niet tijdig, te weten binnen acht maanden na het instellen van beroep in cassatie, naar de Hoge Raad heeft gezonden, hetgeen dient te leiden tot strafverlaging.
Toelichting
2.1
Tot de aan de Hoge Raad gezonden stukken behoort een akte rechtsmiddel, waaruit blijkt dat op 6 februari 2012 namens de verdachte beroep in cassatie is ingesteld tegen het arrest van het Hof d.d. 3 februari 2012. De griffie van het Hof heeft de stukken van het geding niet tijdig, te weten binnen vier, althans acht maanden na het instellen van beroep in cassatie, naar de Hoge Raad gezonden. De griffie van de Hoge Raad heeft de stukken van het geding immers pas op 15 oktober 2012 ontvangen. Op grond van deze omstandigheid vindt de berechting van de verdachte niet plaats binnen de redelijke termijn (HR 3 oktober 2000, NJ 2000, 721, m.nt. JdH, alsmede HR 17 juni 2008, 358, m.nt. PAMM).
2.2
Op grond van het hier bovenstaande zal het Hof, waarnaar deze zaak verwezen zal dienen te worden in verband met het hier bovenstaande middel, bij de berechting met de schending van de redelijke termijn rekening dienen te houden, althans zal de Hoge Raad zelf de opgelegde straf dienen te matigen.
2.3
Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat de overzichtsarresten van de Hoge Raad van 11 september 2012 (LJN BX0416; BX013; BX0129; BX7004) niet afdoen aan het bovenstaande indien en voor zover de Hoge Raad van mening is dat het arrest niet vanwege de hier bovenstaande middelen moet worden vernietigd. Allereerst wordt daartoe opgemerkt dat de Nederlandse rechter gehouden is het EVRM na te leven en er derhalve voor dient te zorgen dat geen inbreuk wordt gemaakt op een in het EVRM gewaarborgd recht, zoals het recht op de berechting binnen de redelijke termijn. Op Nederland rust de verplichting ervoor zorg te dragen dat de berechting niet alleen binnen de redelijke termijn plaatsvindt, maar ook dat een effectief rechtsmiddel kan worden aangewend tegen een (dreigende) schending van een verdragsrecht, en wel op grond van art. 13 EVRM (EHRM 26 oktober 2000, NJ 2001, 594 m.nt. EAA/ AB 2001, 275, m.nt. LFM Verhey -Kudla-; zie voorts nog recent EHRM 18 oktober 2012, Application 42236/05 -Hartman-). Voor zover de Hoge Raad meent dat artikel 80a RO hierop een inbreuk mogelijk maakt, ziet de Hoge Raad voorts nog over het hoofd dat het verdrag boven de (Nederlandse) wet gaat (artikel 94 GW; zie o.m. G.J.M. Corstens en M.J. Borgers, het Nederlands Strafprocesrecht, zevende druk, pagina 27).
Voorts staat deze zienswijze haaks op de door het Comité van Ministers van de Raad van Europa aangenomen Verklaring van Brighton, waarin de lidstaten juist worden opgeroepen om toe te staan èn te bevorderen dat justitiabelen ‘without unnecessary impediments’ voor de nationale rechter een beroep kunnen doen op het EVRM en de jurisprudentie van het EHRM (zie J. Fleuren en J. de Wit, Het voorstel — Taverne, NJB 2012, pag. 2814).
Bovendien eindigt de berechting, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM (pas) indien aan de vervolging definitief een einde komt (EHRM 27 juni 1968, A7, -Wemhoff-, alsmede EHRM 15 juli 1982, A51 -Eckle-).
Bij de beoordeling van de redelijke duur is van belang of justitie zich voldoende heeft ingespannen de zaak binnen een redelijke termijn af te handelen; een grote werklast bij de rechterlijke macht is geen excuus (EHRM 25 augustus 1987, NJ 1990, 230 -Milasi-).
Voorts wordt in de betreffende uitspraken miskend dat een verdachte, zoals in casu het geval is, wel degelijk klachten over de behandeling van zijn zaak door de feitenrechter heeft, nu de feitenrechter de processtukken immers niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn met de bewijsmiddelen heeft aangevuld en de stukken niet binnen de betreffende termijn naar de Hoge Raad heeft gezonden, wat weer als gevolg heeft dat artikel 6 EVRM is/wordt geschonden.
DAT
Op vorenstaande gronden het u Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde uitspraak te vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar College noodzakelijk voorkomt.
Spijkenisse, 20 februari 2013
Advocaat