Hof 's-Hertogenbosch, 03-02-2012, nr. 20-001824-10
ECLI:NL:GHSHE:2012:BV2732
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
03-02-2012
- Zaaknummer
20-001824-10
- LJN
BV2732
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2012:BV2732, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 03‑02‑2012; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:CA3502
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:CA3502, Niet ontvankelijk
Uitspraak 03‑02‑2012
Inhoudsindicatie
Veroordeling tot 26 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 voorwaardelijk voor poging doodslag en openlijke geweldpleging. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen tegen het hoofd en lichaam van de slachtoffers heeft geslagen en vervolgens terwijl de slachtoffers bewusteloos op de grond lagen met kracht tegen het hoofd en lichaam van de slachtoffers heeft geschopt. Het opzet van verdachte en zijn mededaders is naar het oordeel van het hof in voorwaardelijke zin op de dood van de slachtoffers gericht geweest. Dat er sprake is geweest van medeplegen leidt het hof af uit de omstandigheid dat verdachte tezamen met zijn mededaders, de slachtoffers heeft geslagen en geduwd, en toen deze op de grond lagen, heeft geschopt en getrapt, hetgeen een bewuste en nauwe samenwerking impliceert, en zich niet van het handelen van zijn mededaders heeft gedistantieerd.
Partij(en)
Sector strafrecht
Parketnummer : 20-001824-10
Uitspraak : 3 februari 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 april 2010, parketnummer 01-845028-10 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 01-853009-07, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende [adres] te [woonplaats],
waarbij verdachte ter zake van poging tot doodslag, meermalen gepleegd en in eendaadse samenloop gepleegd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de aan verdachte opgelegde straf en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van 1 maand jeugddetentie.
Namens verdachte is bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 01 januari 2010 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of diens mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet - die [slachtoffer 2] en/of van [slachtoffer 1] meermalen met geschoeide voet(en) tegen diens hoofd / hun hoofden en/of elders op tegen diens / hun lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer 2] en/of die van [slachtoffer 1] weerloos op de grond lag/lagen) en/of - die [slachtoffer 2] en/of van [slachtoffer 1] meermalen met gebalde vuist(en) in/tegen diens/hun gezicht(en) en/of elders op/tegen diens/hun lichaam heeft gestompt en/of geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] en/of van [slachtoffer 1] het bewustzijn heeft/hebben verloren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2010 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken neus en/of een gescheurde kaak), heeft toegebracht, door deze opzettelijk - meermalen, althans eenmaal met geschoeide voet(en) op/tegen diens hoofd en/of elders op/tegen diens lichaam te schoppen en/of te trappen (terwijl die [slachtoffer 2] weerloos op de grond lag) en/of - meermalen, althans eenmaal, met tot vuist gebalde hand(en) op/tegen diens hoofd en/of elders op/tegen diens lichaam te stompen en/of te slaan (waarbij die [slachtoffer 2] het bewustzijn heeft verloren);
en/of
hij op of omstreeks 1 januari 2010 te 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte en/of diens mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat op opzet meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet(en) op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam van die van [slachtoffer 1] heeft/hebben getrapt en/of geschopt (terwijl die van [slachtoffer 1] weerloos op de grond lag) en/of meermalen, althans eenmaal, met tot vuist gebalde hand(en) op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam van die van [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
hij op of omstreeks 01 januari 2010 te 's-Hertogenbosch met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Stationsweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen en/of (vervolgens) tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [getuige 7], welk geweld bestond uit - het vernielen van één of meer fietsen en/of het (vervolgens) - van een fiets trekken van die van [slachtoffer 1] en/of - het meermalen, althans eenmaal, ( met geschoeide voet ) trappen en/of schoppen op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam van die van [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ( terwijl die van [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] weerloos op de grond lag(en) ) en/of - het meermalen, althans eenmaal, ( met gebalde vuist(en) ) slaan en/of stompen op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of die van [slachtoffer 1] en/of - het slaan en/of stompen en/of duwen van die van [getuige 7];
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. Het hof heeft de Stationsstraat gelezen als de Stationsweg. Het kan niet anders dan dat de steller van de tenlastelegging heeft bedoeld Stationsweg, nu de Stationsstraat in ’s-Hertogenbosch niet bestaat en de locatie waar het incident heeft plaatsgevonden aldus het strafdossier de Stationsweg is. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
• Aantreffen situatie ter plaatse
- 1.
Een proces-verbaal van bevindingen voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt:
Op 1 januari 2010, omstreeks 05:40 uur, waren wij doende met horecatoezicht van de binnenstad te ’s-Hertogenbosch. Wij zagen dat er op het fietspad aan de linkerzijde van de draak, gezien vanuit de richting Visstraat, twee jongens op de grond lagen en dat er een paar mensen bij stonden. Wij zagen dat een jongen bij bewustzijn kwam. Wij zagen dat de jongen een flinke bult op zijn gezicht had. Wij zagen dat de andere jongen in de stabiele zijligging lag en dat er een jas onder zijn hoofd lag. Wij zagen dat de jongen een flinke bloeding in zijn gezicht had en niet reageerde. Wij hoorden van de omstanders dat de fiets van de jongen die nog op de grond lag, genaamd [slachtoffer 2], kapot werd gemaakt door jongens van een andere groep. [slachtoffer 2] wilde gaan praten, en hierop werd [slachtoffer 2] geslagen en viel hij op de grond. [slachtoffer 1], de vriend van [slachtoffer 2], kwam erbij en hij werd ook meteen op de grond geslagen. Wij zagen dat [slachtoffer 2] bij kennis kwam. Wij zagen dat er een plas bloed bij het hoofd van [slachtoffer 2] op de grond lag. Omstreeks 06:00 uur was de ambulance ter plaatse en die namen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] mee.
• Verklaringen omstanders ter plaatse
- 2.
De verklaring van de getuige [getuige 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 1 januari 2010 liepen wij met een groepje op weg naar het station te ’s-Hertogenbosch. Een onbekende sloopte de fiets van [slachtoffer 2]. Ik zag dat [slachtoffer 2] probeerde te praten met de jongen. Ik zag dat de jongen [slachtoffer 2] sloeg, waardoor [slachtoffer 2] op de grond terecht kwam. Ik zag dat [slachtoffer 2] niet meer op stond. Ik zag dat [slachtoffer 1] naar [slachtoffer 2] liep. Ik zag dat de ze [slachtoffer 1] ook sloegen waarna [slachtoffer 1] op de grond viel. Ik zag dat [slachtoffer 1] ook niet meer op stond. Ik zag dat zeker twee jongens tegen [slachtoffer 2] schopten terwijl [slachtoffer 2] op de grond lag. Ik zag dat de jongens en twee meisjes wegrenden richting station. Ik zag dat [slachtoffer 2] bleef liggen en flink in zijn gezicht bloedde. Ik kan de groep omschrijven als:
- -
totaal 6 mensen, waarvan 2 meiden en 4 jongens.
- 3.
De verklaring van [getuige 6], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 01-01-2010 omstreeks 05:30 uur stonden wij op de rotonde bij de draak voor het station. Op een bepaald moment hoorde ik iets. Ik zag een aantal personen. Al snel zag ik dat er geslagen werd. Nadat alles voorbij was zijn ongeveer zes personen weggelopen in de richting van het station. Uit de groep die wegliep kan ik nog twee personen goed herinneren. Dit waren twee personen die de twee andere jongens geslagen en geschopt hadden. Ik stond dus bij de draak en hoorde wat vallen. Ik zag dat de blonde jongen een stuk in de lucht sprong. Ik zag ook dat deze jongen iemand een klap gaf. De klap kwam terecht op het hoofd van één van de andere jongens. Het was een van de jongens die later op de grond lag. Toen de andere jongen die klap kreeg viel hij volgens mij meteen op de grond. Ik zag dat de jongen op de grond bleef liggen. Ik zag toen dat de blonde jongen de jongen op de grond nog een of twee keer schopte. Volgens mij schopte hij tegen zijn hoofd en in zijn maag. Ik zag dat de jongen op de grond stil bleef liggen en helemaal niets deed. Terwijl de blonde jongen sloeg en schopte zag ik ook dat de dikkere jongen ook iemand schopte. Ik zag dat de dikkere jongen een andere jongen schopte die op dat moment ook al op de grond lag. Ik zag dat deze jongen op zijn hoofd werd geschopt. Daarna zag ik de groep weglopen.
- 4.
De verklaring van [getuige 7], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op vrijdag 1 januari 2010 liep ik in de richting van het Centraal station te ’s-Hertogenbosch. Ik liep daar samen met vrienden van mij, genaamd [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [getuige 8] en [getuige 1]. Ik hoorde wat kabaal achter mij. Ik draaide me om en zag dat de fiets van [slachtoffer 2] op de grond lag. Ik zag dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bij de fiets van [slachtoffer 2] stonden. Ik hoorde ze praten over dat er iemand achterop de fiets van [slachtoffer 2] was gesprongen waardoor het achterwiel van de fiets van [slachtoffer 2] kapot was gegaan. Ik zag dat het achterwiel geheel ontzet was en dat er een grote knik in zat. Vervolgens liepen wij verder. Hierna zag ik dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] over de groenstrook liepen naar de andere kant van de Stationsweg. Op een afstandje gevolgd door [getuige 8] en mij. Ik denk dat ze de dader wilden aanspreken. Toen ik in de groenstrook stond zag ik dat er al gevochten werd. Ik zag dat [slachtoffer 2] bij die jongens stond en van een van die jongens een klap kreeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] meteen neerging en op de grond terechtkwam. Ik zag dat twee of drie jongens op het hoofd van [slachtoffer 2] bleven inschoppen. Ik zag dat [slachtoffer 1] probeerde om tussen [slachtoffer 2] en de jongens in te komen. Toen [getuige 8] en ik bij het groepje aankwamen zag ik dat [slachtoffer 1] ook neerging. Een stuk of drie jongens stonden bij [slachtoffer 2], zij waren hem nog steeds aan het schoppen. Ik zag dat een jongen bij [slachtoffer 1] stond.
Ik zag dat [slachtoffer 2] op zijn buik lag. Ik draaide [slachtoffer 2] om en zag dat hij een bebloed gezicht had. Ik zag dat het bloed bleef stromen uit zijn neus, mond en een aantal krassen bij zijn haarkruin had. [slachtoffer 2] was bewusteloos. Tevens zag ik dat [slachtoffer 1] op de grond lag. Ook [slachtoffer 1] was niet aanspreekbaar en bewusteloos.
• Aangiften [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
- 5.
De aangifte van [slachtoffer 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op vrijdag 1 januari 2010 zat ik op mijn fiets op de Stationsweg te ’s-Hertogenbosch. Ik was daar samen met vier vrienden, genaamd [getuige 7], [getuige 1], [slachtoffer 1] en [getuige 8]. Ik hoorde ineens een harde klap. Ik voelde dat mijn fiets in elkaar zakte. Ik zag dat mijn fiets kapot was. Ik zag dat mijn achterwiel dubbel was gevouwen. Ik heb de fiets opgetild en toen ben ik naar de overkant gelopen. Ik wilde de jongen die dit gedaan heeft erop aanspreken. Ik zag dat [slachtoffer 1] en [getuige 8] ook meeliepen naar de overkant. Ik zag dat de jongen die mijn fiets vernield had daar stond. Ik zag dat die jongen naast twee andere personen liep. Ik sprak de jongen aan. Ik zag dat de jongen zich omdraaide en ineens voelde ik dat ik overal klappen kreeg. Ik voelde dat ik niet alleen van hem klappen kreeg maar dat de klappen van alle kanten kwamen. Op een gegeven moment viel ik. Ik zag nog dat [slachtoffer 1], die een klein stukje achter mij liep ook op de grond viel. Ik zag nog dat hij in een worsteling terecht kwam en ook op de grond belandde. Ik heb het ook niet zien aankomen. Zij zijn gewoon omgedraaid en hebben als dolle op ons in staan hakken. Ik heb stompen op mijn lijf gevoeld. Ik ben ongeveer 5 minuten bewusteloos geweest. Daarna is de ambulance gekomen en ben ik vervoerd naar het ziekenhuis. Ik heb een gebroken neus en een scheur in mijn kaak. Verder heb ik een hersenschudding en mijn tanden doen erg zeer. Ik heb minimaal drie man om mij heen gehad, waar ik ook schoppen en klappen van heb gehad. Toen ik bijkwam voelde ik dat mijn hoofd bijna uit elkaar spatte.
Ik wilde helemaal geen ruzie. Ik was nog niet klaar met praten en toen had ik al verschillende klappen te pakken. Het leek wel een geoliede machine.
- 6.
Een aanvraagformulier medische informatie voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt.
Regiopolitie te ’s-Hertogenbosch
Verzoek om medische informatie over:
[slachtoffer 2]
Geboortedatum: 11-01-1981
Die op 01-01-2010 betrokken is geweest bij een openlijke geweldpleging, mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge en in Groot Ziekengasthuis te ’s-Hertogenbosch is behandeld.
Medische informatie betreffende de heer [slachtoffer 2],
Datum onderzoek 1-1-2010 SEH, 4-1-2010 bij mij.
- I.
Omschrijving van het letsel
Letsel aan gebit+ kaak ? geen goede sluiting van de kiezen op elkaar + gevoeligheid + losstaan van de tanden/kiezen waarvan we de gevolgen/behandeling voor de toekomst nog niet kunnen inschatten.
Hematomen neusrug en kaak en voorhoofd.
- II.
Bijzondere mededelingen
Röntgenonderzoek: fractuur maxilla rechts, neusfractuur.
- 7.
De aangifte van [slachtoffer 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op zondag 3 januari 2010 ben ik gehoord als getuige. Hierbij deed ik tevens aangifte van openlijke geweldpleging en/of zware mishandeling en/of poging doodslag.
- 8.
De verklaring van [slachtoffer 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op nieuwjaarsdag 01-01-2010 was ik samen met mijn vriendin[getuige 8], [slachtoffer 2], [getuige 7] en [getuige 1]. Ik zat op een bepaald moment achter bij [slachtoffer 2] op de fiets. Wij reden over de Stationsstraat (het hof begrijpt: Stationsweg) in de richting van het station. Vervolgens voelde ik iets op mijn rug. Ik dacht dat iemand mij van achteren vastpakte bij mijn schouders. Meteen daarna zakte de fiets van [slachtoffer 2] in elkaar. Deze persoon was meteen weer weg. Wij zijn toen doorgelopen en [slachtoffer 2] tilde zijn fiets op zijn schouder omdat hij er niet meer op kon fietsen. Even verder zag ik dat [slachtoffer 2] de straat overstak. [slachtoffer 2] zei ook dat hij de personen wilde aanspreken. Ik ben toen achter [slachtoffer 2] aangelopen. Aan de overkant van de weg zag ik dat [slachtoffer 2] iemand aansprak. Ik kwam enige tijd later weer bij, ik lag op dat moment op de grond. Ik ben vervolgens door de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Momenteel heb ik nog last van mijn nek, oog en oor.
• Bevindingen n.a.v. camerabeelden van het incident
- 9.
Een proces-verbaal van bevindingen voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt:
Op vrijdag 1 januari 2010 heeft er op de Stationsstraat (het hof begrijpt: Stationsweg) te ’s-Hertogenbosch een geweldsincident plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit incident zijn wij op 4 januari 2010 naar de Spoorwegpolitie gegaan. Deze toonde ons een aantal beelden waarop het voornoemd geweldsincident en geweldplegers te zien waren. Ook waren de geweldplegers goed in beeld. De camerabeelden werden ons ter beschikking gesteld.
- 10.
Een proces-verbaal van bevindingen voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt:
Op 5 januari 2010 heb ik een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden. In verband met het onderhavige geweldsdelict werden geregistreerde camerabeelden van en in de omgeving van het station te Den Bosch, door mij, verbalisant, bekeken. Uit die beelden bleek dat daarop het geweldsincident geregistreerd en vastgelegd stond. Daaruit bleek tevens wie de vermoedelijke verdachten betroffen. Door mij werd een fotoselectie gemaakt van deze verdachten die vervolgens via de mailbox werd verzonden naar de stedelijke teams van de gemeente Den Bosch. Van collega [naam], kreeg ik vervolgens de informatie dat hij de indruk had dat een van de jongens [medeverdachte 1] was en de jongen met het lange haar [verdachte].
- 11.
Een proces-verbaal van bevindingen voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt:
Op 5 januari 2010 heb ik via de mail een aantal foto’s toegezonden gekregen. In de mail stond dat de personen verdachte werden van een geweldsincident gepleegd op 1 januari 2010.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], herkende de persoon op foto nummer 4 als zijnde [verdachte], [verdachte], geboortedatum [1990]. Op 6 januari 2010 heb ik de kleurenbeelden bekeken. Hierop herkende ik voor de tweede maal de bovengenoemde persoon.
- 12.
Een proces-verbaal van bevindingen voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt:
Op 5 januari 2010 werd ik gevraagd enkele opnames van bewakings-/beveiligingscamera’s te bekijken met de vraag of ik iemand herkende. Bij de opname was de datum en het tijdstip vermeld, te weten 1 januari 2010 te 05:37 uur. Ik zag dat nabij de oversteekplaats van het Stationsplein te ’s-Hertogenbosch een persoon door een groep personen werd belaagd. Ik zag dat die ene persoon meerdere malen werd geslagen, geduwd en getrapt. Ik zag dat de meeste personen van die groep, in het donker gekleed waren. Ik zag ook dat een persoon van die groep een witte jas droeg. Ik zag dat die ene persoon, nadat deze door die groep personen was geslagen, geduwd en getrapt, op de grond terecht was gekomen en dat deze daar ook nog werd mishandeld door die groep. Hierna liep de groep weg in de richting van het station. Hierbij herkende ik de persoon die voorop liep als de nader te noemen [medeverdachte 1]. Bij de overige opnames zag ik dat de groep, waaronder [medeverdachte 1] via de roltrap het station inging. Verder zijn er diverse opnames gemaakt in het station van de groep. Hierbij was [medeverdachte 1] ook duidelijk te zien.
- 13.
Een proces-verbaal van bevindingen voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt:
Op 5 februari 2010 hebben wij beeldmateriaal van de openlijke geweldpleging welke op vrijdag 1 januari 2010 plaatsvond aan de Stationsweg te ’s-Hertogenbosch aangeboden met het verzoek genoemd materiaal te upgraden. Op 8 februari 2010 keek ik, verbalisant [verbalisant 2], naar de videobeelden. Ik nam het volgende waar:
Ik zag dat een groep personen in elkaar verweven was en dat deze personen op elkaar inliepen. Ik zag dat meerdere personen duwende, trekkende en slaande bewegingen maakten. Ik zag dat een persoon, gekleed in een lichtkleurige jas, de uit onderzoek bekend geworden en in het vervolg te noemen verdachte [getuige 3], voorlangs de vechtende groep liep en een duwende beweging maakte. Ik zag dat [getuige 3] op de vechtende groep personen afliep en twee keer een slaande beweging maakte in de richting van de vechtende groep. Wederom zag ik dat een groep personen in elkaar verweven was en dat meerdere personen duwende, trekkende en slaande bewegingen maakten. Ik zag op de voorgrond [getuige 3], daarnaast een manspersoon met een donkerkleurige jas, de later in het onderzoek herkend [medeverdachte 3], die naar rechts liep. Ik zag een vrouwelijk persoon met blond haar, de later in het onderzoek bekend geworden [getuige 9]. Ik zag dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] wegliepen van de vechtende groep personen. Op de achtergrond zag ik dat een manspersoon, de eerder tijdens het onderzoek bekend geworden [verdachte], voorover bukte over een persoon die roerloos op de grond lag. Ik zag dat [verdachte] trappende en slaande bewegingen maakte in de richting van de persoon die op de grond lag. Ik zag dat [getuige 9] en [getuige 3] in de richting keken van de vechtende groep. Ik zag dat [medeverdachte 3] wegliep van de vechtende groep. Ik zag op de achtergrond een lange manspersoon staan nabij de persoon die op de grond lag. Ik zag dat de lange manspersoon trappende bewegingen maakte in de richting van de manspersoon die op de grond lag. Ik zag dat deze manspersoon, de later uit het onderzoek gebleken [medeverdachte 2], gekleed ging in een donkere jas zonder capuchon. Ik zag dat een manspersoon, gekleed in een zwarte jas zonder capuchon met opvallend logo op zijn linkerborst, zich van links naar rechts bewoog. Ik zag dat deze persoon die later aan zijn signalement herkend werd als [medeverdachte 1] tussen [getuige 9] en [getuige 3] heen en weer bewoog.
[getuige 3] zag ik een manspersoon met donker lang haar tot boven de schouder, de eerder aan signalement herkende [verdachte], slaande en trappende bewegingen maken. Ik zag dat [getuige 3],[medeverdachte 1], [getuige 9] en [medeverdachte 3] wegliepen in de richting van het centraal station. Ik zag dat zij meermalen omdraaiden in de richting van de trappende manspersoon. Ik zag een vrouwelijk persoon lopen met donker haar, de later in het onderzoek bekend geworden [getuige 4]. Ik zag dat [verdachte] en daarachter [medeverdachte 2]richting het centraal station liepen.
• Verklaringen verdachte en medeverdachten
- 14.
De verklaring van [getuige 4] voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ging met oud op nieuw met [getuige 9] op stap in de binnenstad van Den Bosch. Ik was een vriend van mij tegengekomen. Dat is [getuige 3]. [getuige 9] had ook een jongen leren kennen. Wij zijn toen met zijn vieren richting het station gelopen. Onderweg zag ik buiten een groep jongens die ik ken. Die groep bestond uit [verdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Wij, [getuige 9] met die vriend, ik en [medeverdachte 4] liepen door in de richting van het station. Onderweg zag ik dat de groep van [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ons voorbij liepen. Ik zag dat [medeverdachte 1] achter op een fiets sprong. Ik zag dat de achterband dubbel sloeg. De fiets ging kapot. Ik zag dat [medeverdachte 1] de weg over stak en weer bij ons kwam lopen. De groep van [medeverdachte 1] liep een paar meter achter ons. Ik zag dat de jongen met de fiets op zijn schouder richting ons kwam gelopen. Ik hoorde dat die jongen schreeuwde “wat heb je met mijn fiets gedaan” of zoiets. Ik zag dat de vrienden van de jongen met de fiets bij die jongen kwamen lopen. Nabij de rotonde met de draak ontstond er een vechtpartij. Ik zag dat [medeverdachte 2] naast [medeverdachte 1] ging staan en dat [medeverdachte 2] begon te slaan op die jongens. Ik zag in ieder geval dat [medeverdachte 2] sloeg en dat ook [verdachte] sloeg. Ik zag dat de twee jongens, die werden aangevallen, op de grond vielen. Ze bewogen niet meer. Ik zag dat [verdachte] doorging. Ik zag dat [verdachte] hard tegen het hoofd van een van die jongens schopte. Ik zag dat [verdachte] allebei die jongens hard tegen hun hoofd schopte, meerdere keren.
- 15.
De verklaring van [getuige 5] voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik liep uit de stad, het was al tegen de morgen. Ik liep met een vriendin richting het station. Er was daar ook een groep die [getuige 9] kent en wij liepen daar gewoon achteraan. Ik stond ongeveer 10 meter van de vechtpartij vandaan. Ik had vrij zicht op die vechtpartij. Ik zag dat er werd geschopt en dat er werd geslagen.
Ik weet waarom. Er lopen twee mannen met een fiets. Ik zag dat een van de mannen uit de groep achter op de fiets sprong. De fiets brak, de achterkant van het wiel ging door de helft. Even later komen ze elkaar weer tegen. Ik kon horen dat die man zei: “wat heb je met mijn fiets gedaan”. Ik zag dat toen heel die groep jongens ging vechten. Ik zag dat ze allebei in elkaar geslagen werden, eerst een. Die ging op de grond. Gewoon gestrekt en daarna die andere. Ik denk dat ze allebei knock-out werden geslagen. Ik zag dat ze allebei niet bewogen. Terwijl ze op de grond lagen werden er nog een paar schoppen gegeven. Ze werden op het gezicht getrapt en gewoon overal. Er werd hard getrapt en met de wreef, net alsof je een bal trapt. Het was een groep van 6 of 7 personen waarvan zeker de helft nog door trapten nadat die jongens op de grond lagen.
De jongen die achter op de fiets sprong was 1.85 a 1.90 meter. Zijn haar kleur was bruinachtig. Hij had een zwarte jas met een capuchon. Ik hoorde dat die jongen zei dat hij het niet netjes vond van zijn fiets. Die personen uit de groep zeiden niets en begonnen meteen te slaan. Ik zag dat heel die groep sloeg. De jongen die ik zojuist omschreef heeft wel geslagen maar volgens mij niet geschopt toen de jongens op de grond lagen. Een van de jongens had lang haar tot op de schouders, zwart van kleur en krullend. Hij deed eerst niks, later sloeg hij er op los. Deze persoon schopte ook gewoon door.
- 16.
De verklaring van [medeverdachte 4], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ben op 1 januari 2010 in de stad geweest. Rond half vijf, vijf uur ben ik vertrokken met [getuige 4], haar vriendin en nog een jongen die ik niet ken. We zijn toen naar het station gelopen. Bij de drie gezusters kwamen vier jongens naar buiten. Een van de jongens is de ex van [getuige 4]en heet [verdachte]. Ze liepen met ons mee. In een keer vielen er klappen. Ik zag dat er twee jongens waren die op de grond lagen.
- 17.
De verklaring van [medeverdachte 4] voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik zie mezelf op de camerabeelden nabij het station lopen. Ik ben de persoon met de witte jas aan. Ik loop met een groepje, er vallen klappen en er wordt een fiets weggegooid. Ik heb twee keer geslagen. Ik dacht dat er ruzie ontstond en ik dacht laat ik ze maar helpen. Ik heb hem geraakt op zijn achterhoofd. Ik heb hem geslagen met mijn rechtervuist. Ik denk twee of drie keer. Die vier jongens van [naam] hebben allemaal geslagen en geschopt. Ik bedoel daarmee [verdachte] en zijn groepje. Ik weet echt alleen dat die vier gasten geslagen en geschopt hebben.
- 18.
De verklaring van [medeverdachte 1] voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik zag dat er twee jongens liepen, in de richting van het station. Een van de jongens had een fiets bij zich. Ik sprong achter bij die jongen op de fiets. Ik zag dat zijn band dubbel klapte. Ik schrok eigenlijk dat die band klapte. Wij hebben wel vaker met zijn drieën op een fiets gezeten. Ik liep gewoon weer mee met het groepje.
[verdachte] moet degene zijn geweest die de op de grond liggende personen trapte. Ik zag dat hij die jongen aan de rechterzijde tegen zijn bovenarm trapte. [verdachte] trapte voorwaarts met zijn voet. De jongen die op de grond lag bleef liggen.
- 19.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik was in de nacht van 1 januari 2010 te ’s-Hertogenbosch samen met anderen ter hoogte van de Stationsstraat (het hof begrijpt: de Stationsweg) toen een vechtpartij ontstond. Ik heb iemand geduwd en geslagen. Ik duwde en sloeg omdat ze [medeverdachte 1] aanvielen. Ik voel me bij het geweld betrokken want ik heb een duw en klap gegeven en voel me daar schuldig door.
• Nadere verklaringen omstanders/getuigen
- 20.
De verklaring van [getuige 8] voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
In de nacht van 1 januari 2010 ben ik met een paar vrienden naar het centrum van
Den Bosch gegaan. Die vrienden waren [slachtoffer 2], [naam], [slachtoffer 1] en [getuige 1]. Ik ben naar het station gelopen. Ik zag dat [slachtoffer 2] met zijn fiets op de schouder de weg overstak. Ik hoorde hem zeggen: “ze hebben mijn fiets kapot gemaakt”. Ik zag dat [slachtoffer 2] doorliep naar een van de jongens. Ik zag dat [slachtoffer 2] naar de grond werd geslagen. Ik zag dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ter hoogte van de tunnel bij de Draak lagen. Ik stond er midden in en ik zag dat er van alle kanten geslagen werd. Ik kan me nog herinneren dat [slachtoffer 2] getrapt werd door de verdachte groep jongens. Ik dacht dat ik twee jongens op [slachtoffer 2] zag trappen. Daarmee bedoel ik dat er met kracht op [slachtoffer 2] getrapt werd.
- 21.
De verklaring van [getuige 10] voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op vrijdag 1 januari 2010 hebben wij oud en nieuw gevierd in het centrum van Den Bosch. Daar zijn we tot 05.00 uur geweest. Daarna zijn we in de richting van het station gelopen. Ik zag twee jongens met een fiets op het viaduct lopen. De luidruchtige groep liep ook op het viaduct. Ik zag dat de twee groepen eerst tegenover elkaar stonden. Ineens zag ik dat de twee jongens naar de grond geslagen werden. Dit ging heel snel. Ik zag dat een paar jongens uithaalden naar de jongens met de fietsen. Toen de jongens op de grond lagen zag ik dat de groep luidruchtige jongeren hun maar bleef trappen. Ik zag dat de jongens van de luidruchtige groep trappende bewegingen maakten op de hoofden van de twee jongens. Het waren trappen die je ook bij het voetballen ziet.
- 22.
De verklaring van [getuige 7] voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt.
Ik bevond mij aan de overkant van de weg zoals ik al eerder verklaarde. Ik keek in de richting van bakkerij De Groot en zag dat [slachtoffer 2] op dat moment neerging. Ik ben er heen gerend en zag ook dat [slachtoffer 1] neerging. Ik zag drie jongens om [slachtoffer 2] heen staan. Ik weet zeker dat er een jongen op hem in hakte. Die andere twee bemoeiden zich met het geweld en raakten [slachtoffer 2] ook aan. Ik zag dat de jongen die op [slachtoffer 2] in hakte dat hard deed met zijn schoen. Als ik het moet omschrijven zag ik dat hij met voet op hem inhakte alsof hij een gat in het ijs wilde hakken. Of een putdeksel open wilde hakken.
- 23.
De verklaring van [getuige 1] voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt.
Op vrijdag 1 januari 2010 waren wij in het centrum van Den Bosch op stap geweest en gingen naar huis. Ter hoogte van bakker De Groot zag ik [slachtoffer 2] fietsend en [slachtoffer 1] achterop mijn richting op komen. Toen zag ik de verdachte (het hof begrijpt [medeverdachte 1]) van de andere kant van de straat gelopen. Hij sprong achterop de fiets van [slachtoffer 2]. Toen liep de verdachte linksom en sloot zich aan bij een groep mensen. Toen [slachtoffer 2] bij ons aankwam zei hij: “die gast sprong op mijn fiets, ik weet niet wie dat was en mijn fiets is kapot”. Hierop antwoord ik “die gasten lopen aan de overkant”. [slachtoffer 2] zei: “dan ga ik even vragen wat de bedoeling is”. Hij is toen overgestoken, toen is [getuige 8] er achter aan gegaan. Toen liep [slachtoffer 1] achter [getuige 8] aan. [slachtoffer 2] herkende de jongen die achterop zijn fiets gesprongen was. Hij liep er naartoe. Op het moment dat ik terugkeek naar de overkant van de straat, zag ik twee jongens op de grond liggen. Hier stonden mannen op in te schoppen, drie op de ene, twee op de andere. Drie bij [slachtoffer 2] en bij [slachtoffer 1], twee personen.
Ik zag dat ze een draai maakten en met kracht op de twee personen, die op de grond lagen, intrapten. Alle vijf de jongens trapten.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A1.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde (poging tot doodslag) te komen. Er is – aldus de verdediging – onvoldoende bewijs dat verdachte tegen het hoofd van de slachtoffers heeft getrapt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
A2.
Het hof leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen af dat er zich het volgende heeft afgespeeld in de nacht van 1 januari 2010 te ’s-Hertogenbosch tussen 05:00 uur en 06:00 uur.
- a.
Omstreeks 05:00 uur loopt verdachte met zijn vrienden [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de richting van het station te ’s-Hertogenbosch. Achter verdachte en zijn vrienden lopen [getuige 9], [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 3]. (bewijsmiddelen 14, 15, 16)
- b.
Op enig moment loopt [medeverdachte 1] naar de overkant van de weg en springt (als derde) achter op de fiets bij [slachtoffer 2], die daar fietst met [slachtoffer 1] achterop. Het achterwiel van de fiets van [slachtoffer 2] buigt als gevolg hiervan doormidden. (bewijsmiddelen 4, 5, 8, 14, 15, 18, 23)
- c.
[medeverdachte 1] loopt hierop weer terug naar de overkant van de straat en sluit zich weer aan bij de groep van verdachte. (bewijsmiddelen 8, 14, 15, 18, 23)
- d.
[slachtoffer 2] komt met zijn fiets naar de overkant gelopen en spreekt [medeverdachte 1] aan op het feit dat hij zijn fiets kapot heeft gemaakt. [slachtoffer 1] en [getuige 8] lopen achter hem aan. (bewijsmiddelen 2, 4, 5, 8, 14, 15, 20, 23)
- e.
Hierop krijgt [slachtoffer 2] klappen van verdachte en de personen die deel uitmaken van de groep van verdachte en raakt hij buiten bewustzijn. De groep die achter verdachte liep, te weten [getuige 9], [getuige 4], [getuige 5] en [medeverdachte 4] staan er ook bij en [medeverdachte 4] deelt ook enkele klappen uit naar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] raakt ook buiten bewustzijn. (bewijsmiddelen 2, 3, 4, 5, 12, 13, 14, 15, 17, 19, 20, 21, 22, 23)
- f.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op de grond liggen worden zij in ieder geval door verdachte en [medeverdachte 2] nog met kracht (alsof het een tegen een voetbal is of alsof een wak in het ijs wordt gehakt) getrapt tegen het hoofd en tegen het lichaam. Op enig moment daarna stopt het geweld en lopen verdachte en de rest van de genoemde personen in de richting van het station. (bewijsmiddelen 2, 3, 4, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 20, 21, 22, 23)
- g.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] blijven bewusteloos achter, liggend op de grond waarna zij per ambulance naar het ziekenhuis worden gebracht. (bewijsmiddelen 1, 5, 8)
- h.
[slachtoffer 2] blijkt een gebroken kaak, gebroken neus, hersenschudding, letsel aan zijn gebit en enkele kneuzingen van zijn neus en kaak te hebben opgelopen. [slachtoffer 1] loopt een blauw oog op en heeft pijn aan zijn nek, neus en oor. (bewijsmiddelen 1, 2, 4, 5, 6, 8)
A3.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en beschouwd, leidt het hof af dat verdachte in de nacht van 1 januari 2010 tezamen en in vereniging met anderen tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]heeft geslagen en vervolgens terwijl [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bewusteloos op de grond lagen met kracht tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft geschopt.
Het bij herhaling met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd, heeft de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] doen ontstaan. Voorts ligt naar het oordeel van het hof in de aard van hun gedragingen besloten dat verdachte en zijn mededaders zich van deze kans bewust moeten zijn geweest en dat zij deze willens en wetens hebben aanvaard. Derhalve is het opzet van verdachte en zijn mededaders in voorwaardelijke zin op de dood van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gericht geweest, zodat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaringen van [getuige 4], [getuige 5], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], worden vastgesteld dat verdachte zelf tegen het hoofd van [slachtoffer 2] en het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geschopt.
Het hof overweegt voorts ten overvloede het volgende. Mede gelet op de aard en plaats van de verwondingen staat naar het oordeel van het hof vast dat er tegen de hoofden van
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is getrapt.
Voor zover – zoals de raadsman stelt - onvoldoende uit de bewijsmiddelen zou mogen worden afgeleid dat verdachte zelf [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft geschopt, neemt dit niet weg dat verdachte als medepleger verantwoordelijk is voor het handelen van zijn mededaders. Dat er sprake is geweest van medeplegen leidt het hof af uit de omstandigheid dat verdachte tezamen met zijn mededaders, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft geslagen en geduwd, en toen deze op de grond lagen, heeft geschopt en getrapt, hetgeen een bewuste en nauwe samenwerking impliceert, en zich niet van het handelen van zijn mededaders heeft gedistantieerd.
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, alsmede de bijzondere overwegingen omtrent het bewijs zoals weergegeven onder A, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde in eendaadse samenloop met het onder 2 ten laste gelegde, heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
hij op 01 januari 2010 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en diens mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet
- -
die [slachtoffer 2] en van [slachtoffer 1] meermalen met geschoeide voet tegen hun hoofden en elders tegen hun lichaam heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer 2] en die van [slachtoffer 1] weerloos op de grond lagen) en
- -
die [slachtoffer 2] en van [slachtoffer 1] meermalen tegen hun gezichten en elders tegen hun lichaam heeft gestompt en geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] en van [slachtoffer 1] het bewustzijn hebben verloren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
hij op 01 januari 2010 te 's-Hertogenbosch met anderen, op de openbare weg, de Stationsweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
- -
het meermalen met geschoeide voet trappen en schoppen tegen het hoofd en tegen het lichaam van die van [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] terwijl die van [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] weerloos op de grond lagen en
- -
het meermalen slaan en stompen tegen het hoofd en tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en die van [slachtoffer 1].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair en onder 2 bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45, eerste lid, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1°, juncto artikel 55, eerste lid en artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde, en levert op:
De eendaadse samenloop van:
Medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd,
en
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
B1.
De eerste rechter heeft verdachte ter zake van poging tot doodslag, meermalen gepleegd en in eendaadse samenloop gepleegd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
B2.
De advocaat-generaal heeft ter zake van poging tot doodslag, meermalen gepleegd en in eendaadse samenloop gepleegd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen gerekwireerd tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
B3.
De raadsman heeft het hof in overweging gegeven verdachte te veroordelen tot een straf overeenkomstig de door de rechtbank opgelegde straf.
Het hof overweegt als volgt.
C1.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
C2.
Het hof heeft ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde in het bijzonder gelet op het gewelddadige en levensbedreigende karakter van het bewezen verklaarde en de mate waarin dit heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers. Verdachte heeft op geen enkele wijze respect getoond voor het leven van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Het is dan ook niet zijn verdienste dat het bij het veroorzaken van letsel en verwondingen is gebleven. Ook psychisch heeft het voorval op met name [slachtoffer 2] grote impact gehad. Het incident vond bovendien plaats buiten op de openbare weg en in het bijzijn van anderen.
C3
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van geruime duur met zich brengt.
Daarbij is in algemene zin rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
C4.
Ten aanzien van de duur van de op te leggen gevangenisstraf houdt het hof in belangrijke mate ten voordele van verdachte rekening met de omstandigheden dat het incident inmiddels ruim twee jaar geleden heeft plaatsgevonden en dat verdachte na het incident niet opnieuw met justitie in aanraking is gekomen.
Voorts houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen.
C5.
Gelet op het vorenstaande zal het hof een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, opleggen.
Met oplegging van een deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 2.416,96. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 2.315,26.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt daarmede zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre te vervallen).
Vordering tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te 's-Hertogenbosch van 30 maart 2010, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Kinderrechter te 's-Hertogenbosch van 24 mei 2007 onder parketnummer 01-853009-07 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie, van oordeel, dat - nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt - de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders onder 1 primair en onder 2 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 (zesentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te 's-Hertogenbosch van 24 mei 2007, parketnummer 01-853009-07, te weten van:
jeugddetentie voor de duur van 1 (één) maand.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van EUR 2.315,26 (tweeduizend driehonderdvijftien euro en zesentwintig cent) bestaande uit EUR 315,26 (driehonderdvijftien euro en zesentwintig cent) materiële schade en EUR 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 33 (drieëndertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] terzake van het onder 1 primair en onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.315,26 (tweeduizend driehonderdvijftien euro en zesentwintig cent) bestaande uit EUR 315,26 (driehonderdvijftien euro en zesentwintig cent) materiële schade en EUR 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. A.R.O. Mooy en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blokx- van Roosmalen, griffier,
en op 3 februari 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.