Einde inhoudsopgave
Vorderingswet
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 02-03-2022
- Bronpublicatie:
15-12-2021, Stb. 2022, 23 (uitgifte: 20-01-2022, kamerstukken: 35889)
- Inwerkingtreding
02-03-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-02-2022, Stb. 2022, 100 (uitgifte: 01-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
Ministerie van Justitie
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Onteigeningsrecht / Onteigening
1.
Zodra als gevolg van een vordering het eigendomsrecht is overgegaan of een recht tot gebruik is ontstaan, wordt daarvan door Onze Minister, die de vordering heeft gedaan, zo spoedig mogelijk een bewijsstuk opgemaakt.
2.
Het bewijsstuk verwijst naar de vorderingsbeschikking en bevat zo nodig de gegevens vereist met betrekking tot de inschrijving van stukken in de betrokken openbare registers, voor zover deze niet in de beschikking staan. Indien de feitelijke mogelijkheid tot uitoefening van het gevorderde recht is verschaft met toepassing van artikel 10, wordt hiervan in het bewijsstuk melding gemaakt.
3.
Een exemplaar van het bewijsstuk, mede ondertekend door degene, te wiens behoeve de vordering is geschied, wordt, zo mogelijk, verstrekt aan ieder dergenen, aan wie een exemplaar van de vorderingsbeschikking is verstrekt. Van bewijsstukken, die niet door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat zijn opgemaakt, wordt aan deze afschrift gezonden.