Einde inhoudsopgave
Vorderingswet
Artikel 20
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1994
- Bronpublicatie:
04-06-1992, Stb. 1992, 422 (uitgifte: 01-01-1992, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 22061 Overheid.nl: 22061)
- Inwerkingtreding
01-01-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-1993, Stb. 1993, 693 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
Ministerie van Justitie
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Onteigeningsrecht / Onteigening
1.
Onze Minister, wie het rechtstreeks aangaat, kan een als gevolg van een vordering ontstaan recht tot gebruik van een zaak, waarvan de duur in de vorderingsbeschikking niet aan een termijn is gebonden, met een termijn van zes maanden beëindigen.
2.
Hij kan een als gevolg van een vordering ontstaan recht tot gebruik van een zaak zonder inachtneming van enige termijn beëindigen, indien gebleken is, dat degene, voor wie het recht is ontstaan, en de eigenaar van de zaak daartegen geen bedenkingen hebben.
3.
De artikelen 4 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing.
4.
De bekendmaking van de beschikking geschiedt door toezending of uitreiking aan degene wiens recht wordt beëindigd; tegelijkertijd of zo spoedig mogelijk daarna wordt van de beschikking door middel van toezending of uitreiking mededeling gedaan aan de eigenaar van de zaak.