Einde inhoudsopgave
Vorderingswet
Artikel 37
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1992
- Bronpublicatie:
25-10-1989, Stb. 1989, 490 jo Stb. 1991, 607 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
25-10-1989, Stb. 1989, 490 jo Stb. 1991, 607 (uitgifte: 01-01-1989, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 19077 Overheid.nl: 19077)
- Inwerkingtreding
01-01-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-1990, Stb. 1990, 90 (uitgifte: 01-01-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
Ministerie van Justitie
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Onteigeningsrecht / Onteigening
1.
Een recht tot gebruik van een zaak of vermogensrecht, ontstaan als gevolg van een op grond van de Algemene Vorderingswet 1939 of het Algemeen Vorderingsbesluit 1940 gedane vordering en nog bestaande bij het in werking treden van deze wet, blijft bestaan tot het tijdstip, waarop het krachtens de wettelijke regeling, op grond waarvan de vordering is gedaan, een einde zou hebben genomen, of, indien geen zodanig tijdstip is bepaald, tot zes maanden na het in werking treden van deze wet. Onze Minister, wie het rechtstreeks aangaat, kan laatstbedoelde termijn eenmaal met ten hoogste zes maanden verlengen.
2.
Artikel 22 is van overeenkomstige toepassing.